srtPl
9/OZ
De minister is overigens - dit is naar ik meen ook een keer in de raad aan de orde geweest - bij de
beantwoording van vragen van de Vaste Kamercommissie, als je een en ander althans aan de hand van
de contingentering berekent, voor renovatie op een bedrag van circa 55.000,per woning uitgeko
men, terwijl wij zoals bekend bij een aantal renovatie-projecten op een veel hoger bedrag per woning
zitten. In die gevallen zijn de bedragen echter door de minister geaccepteerd.
E. Woningbedrijf.
De heer Knol: In het antwoord op vraag 279 wordt gesteld, dat recentelijk in de Dekamabuurt in
het kader van het bestemmingsplan Camstraburen (Zuid) een deel van het woningbestand is aangekocht
ten einde de uitbreiding van hoger onderwijs mogelijk te maken. Zoudt u, mijnheer de voorzitter, mede
gelet op vandaag verschenen perspublicaties, wat nadere informatie over het missen van 10 miljoen gul
den kunnen geven?
De Voorzitter: Ik moet zeggen dat ik in de krant weieens artikelen lees die ik onduidelijker vind
dan het vanavond in de krant verschenen bericht. Het in bedoeld bericht gestelde ligt erg dicht bij de
werkelijkheid. Het kernprobleem in dezen is dat minister Pais de 12 hectaren, die wij al sinds 1973
voor het hoger onderwijs aan het vrijmaken zijn, nu ter discussie stelt. In het overleg met de minister
is onzerzijds naar voren gebracht dat wij de nu voor het hoger onderwijs aangegeven plaats niet hebben
bedacht. Door ons zijn aanvankelijk andere plaatsen voorgesteld die zelfs meer ruimte boden, maar van
de zijde van degenen die in eerste instantie verantwoordelijkheid voor het hoger-onderwijsgebeuren
dragen, zijn destijds twee voorwaarden gesteld, namelijk ten eerste een aaneengesloten terrein met
een oppervlakte van circa 12 hectaren en ten tweede een dicht bij de stad gesitueerde locatie. Het
leek ons destijds een schier onmogelijke opgave aan die eisen te voldoen, eisen die zo hard werden
gesteld dat wij ons werkelijk in alle mogelijke bochten hebben moeten wringen om tot een oplossing te
komen. Het maximum dat wij konden halen was een terrein van circa 7,5 hectaren, maar met instem
ming van het betrokken ministerie zijn wij uiteindelijk toch tot een oppervlakte van 12 hectaren geko
men door het vrij maken van een reeds verkocht en voor andere onderwijsdoeleinden bestemd gebied,
het gebied waar men nu aan het bouwen is. De toenmalige staatssecretaris heeft destijds persoonlijk in
gegrepen om dit mogelijk te maken en derhalve staan wij perplex nu de minister de oppervlakte van
12 hectaren ter discussie stelt. Overigens mag u rustig weten dat ons gesprek niet gaat over de vraag
of wij op korte termijn een oppervlakte van 12 hectaren hard kunnen maken, want evenals in 1973 we
ten wij ook vandaag dat wij daartoe niet in staat zijn. Wij kunnen voor een overzienbare termijn een
acht a tien hectaren hard maken en zelfs dat stelt minister Pais nu ter discussie, waarover wij eens te
meer verwonderd zijn. Wij hebben de taak ten aanzien van het beschikbaar stellen van een aaneengeslo
ten terrein bijna volbracht, het is u bekend dat wij inmiddels vrijwel alle eigendommen in het betref
fende gebied hebben gekocht, met instemming van het provinciaal bestuur, dat evenals onze raad van de
hieraan verbonden risico's op de hoogte was. In feite zijn wij met nog maar één bedrijf bezig en wij
hebben er ook steeds het volste vertrouwen in gehad dat, wanneer wij deze operatie zouden volbrengen,
een ander departement, namelijk dat van Volkshuisvesting, ons ter oplossing van de problemen de hel
pende hand zou reiken. Ik wil in dit verband graag verklaren dat deze verwachting is ingelost. Wij zijn
in het betreffende gebied met de 80%-regeling begonnen. Op een gegeven moment bleek de 80%-rege-
ling voor het gebied niet meer te kunnen worden benut, maar minister Beelaerts van Blokland heeft ons
de harde toezegging gedaan dat hij met ons over toepassing van de ISR zal praten, waarbij hij heeft
verklaard - dit is zeer recent gebeurd - dat de ISR absoluut los van de discussie over de binnenstad van
Leeuwarden zal worden toegepast. Minister Beelaerts van Blokland kan hierover echter geen beslissing
nemen zo lang minister Pais of de betrokken staatssecretaris niet verklaart dat het betreffende gebied
de bestemming hoger onderwijs zal krijgen. U zult begrijpen dat wij het er niet bij laten zitten en de
eerste kans, die wij gisteren kregen, hebben wij dan ook maar meteen aangegrepen om den volke er
kond van te doen. Voorts hopen wij hierover binnenkort met de meest betrokken staatssecretaris te kun
nen praten. Ook met de onderwijsinstellingen wordt verder overleg gepleegd, waarbij ik wil opmerken
er het volste vertrouwen in te hebben dat wij een en ander tot een goed eind zullen brengen. Ik kan mij
niet voorstellen dat dit niet zou gebeuren, het zou ook bestuurlijk enfin, u kent de hierbij passende
kwalificaties! Ik meen te mogen zeggen dat wij Leeuwarden vanachter de collegetafel niet op zo'n ma
nier besturen. De raad keurt goed wat wij voorstellen en zo lang wij met zinnige voorstellen komen, mo
gen wij verwachten dat door de raad zinnige beslissingen worden genomen. (De heer Knol: Het zou fi
nancieel een ramp betekenen als het onverhoopt niet zou doorgaan.) Dat moet ik toegeven, er zit al
10 miljoen gulden van ons in! (De heer Knol: Dat is al een renteverlies van 1 miljoen per jaar.) Wij
hopen binnen redelijke tijd tot een oplossing te komen. Ik geloof dat wij hiervan nu maar moeten
afstappen, wij komen er bij een andere gelegenheid nog wel eens met elkaar over te praten.
PAR. 10. VOLKSGEZONDHEID EN MILIEUHYGIËNE.
A. Gezondheidszorg.
Punten 306 t.e.m. 311.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik haak niet bij een vraag aan, maar het gaat mij wel om een
voorziening op het gebied van de volksgezondheid, namelijk het klinisch-chemisch laboratorium. De
grond aan de Jelsumerstraat, die hiervoor bestemd is, is al langer dan een jaar bouwrijp. Wij hébben
hiervoor de Oude Meer omgelegd, er is met het oog hierop van alles gebeurd en mijn vraag is nu of de
plannen van het laboratorium wellicht zijn veranderd. Ik zou hierover graag iets van de wethouder ho
ren.
Mevrouw Willemsma—de JongVraag 306 heeft betrekking op de eenwording van Wet Leeuwarder
ziekenhuisinstituut, waarbij ook sprake is van een stafbureau. Ik zou graag willen vernerpen welke
plaats dat stafbureau in het geheel heeft.
Ten aanzien van het bouwplan voor de SKF wil ik graag van de wethouder horen hoe ver dqt plan
is gevorderd en wanneer met de bouw een aanvang zal kunnen worden gemaakt, alsmede of dit met de
totale nieuwbouw heeft te maken.
De heer De Pree (weth.): Mevrouw Brandenburg heeft een vraag gesteld over het klinisch-chemisch
laboratorium. De plannen daarvoor zijn al heel lang bekend en daarop is door de gemeente ook inge
speeld. Inmiddels is men met de planontwikkeling heel ver gevorderd, maar het laatste dat ik heb ge
hoord is dat men het intern niet helemaal eens is. Dat dit gevolgen zou hebben voor de plannenmakerij,
kan ik mij nauwelijks voorstellen. Een maand of twee geleden heeft het college een uitnodiging voor
een bezoek gekregen, waarbij wij dan ook zouden kunnen horen hoe ver men met de plannen was.
Wethouder Rijpma en ik zijn er toen beiden geweest, wij hebben bij die gelegenheid allerlei mooie
tekeningen gezien en kunnen constateren dat men daarmee bijna klaar was. Overigens is hier iemand,
namelijk de heer Bonnema, die nog dichter bij het vuur zit en die hierover misschien wat meer kan ver
tellen.
De heerBonnema: De laatste jaren is er weieens heen en weer gepraat, maar het blijft de bedoe
ling de nieuwbouw aan de Jelsumerstraat te realiseren. De plannen zijn naar ik meen nagenoeg aan-
bes ted i n gsgereed.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Hebben wij het voorstel inzake de grond in de raad gehad?
De Voorzitter: Voor de grond aan de Jelsumerstraat? Ja, dat is al gebeurd terwijl de plannen nog
zwevende waren.
De heer De Pree (weth.): Mevrouw Willemsma heeft een vraag gesteld met betrekking tot punt 306.
Op het antwoord op vraag 306 wil ik graag een correctie aanbrengen omdat het zoals het nu is gefor
muleerd niet helemaal klopt. Het begin van het antwoord klopt wel; de taakgroeprapporten over aller
lei aspecten van de fusie en de gevolgen daarvan zijn de raad indertijd toegezegd en deze zullen eerst
moeten zijn afgerond. Daartoe behoren ook de statuten voor de juridische integratie, maar hierbij
speelt nog een ander aspect een rol. In de samenwerkingsovereenkomst staat zoals u weet dat het een
B3-stichting zal worden en ook de B3-stichtingsvorm dient in de taakgroepen en de statuten aan de
orde te komen. Het is dus één geheel dat ooit, in welke vorm dan ook, in de raad aan de orde zal
worden gesteld.
Er zijn taakgroepen voor de arbeidsvoorwaarden en de rechtspositie, voor het personeelsbeleid
dat gecoördineerd zal moeten worden gevoerd, voor de functieverdeling tussen de locaties - medisch
gezien -, voor het financieel-economisch beleid, enzovoorts. De meeste taakgroeprapporten zijn in
middels klaar en ter bespreking aan de diverse achterbannen voorgelegd. Eén taakgroeprapport gaat
over de toekomstige organisatiestructuur van het Leeuwarder ziekenhuisinstuut; dit rapport is echter
nog niet afgerond. Daarbij gaat het om een aantal elementen die te maken hebben met de directie
structuur in het toekomstige instituut, waarover een extern adviesbureau zich op het ogenblik aan het
beraden is. Daf adviesbureau zal zeer binnenkort zijn adviezen aan de commissie samenwerking