12
Zoals gezegd zal nu op korte termijn, in januari, over de realisering van een gezondheidscentrum
een beslissing moeten worden genomen. Mocht niet tot de opzet van een gezondheidscentrum worden
overgegaan, dan zal daarmee ook de zin van artikel 8 zijn vervallen, want de bedoeling ervan, het
aan een gezondheidscentrum bieden van een reële startkans, is in dat geval van de baan.
B. Milieuhygiëne.
Mevrouw Van der Werf: Vraag 319 heeft betrekking op de LPG-tank in Bilgaard. Van een aantal
bewoners heb ik begrepen dat de onderhandelingen inmiddels zo ver zijn gevorderd, dat de tank per
1 februari a.s. zal worden gesloten. Daarop zou ik van de wethouder graag een reactie willen hebben.
In verband met vraag 320 zou ik willen vragen of nu met betrekking tot alle LPG-tanks in de be
bouwde kom de aanvullende voorwaarden worden gesteld. Er is een LPG-station in de Tesselschade-
straat waar ik kortgeleden langs ben gefietst. Het is mij toen opgevallen dat het station helemaal is
verbouwd en ook nogal is uitgebreid. Ik vraag mij af hoé dit nu zit. Wij hebben nog niet zoveel instru
menten in handen voor het uit de bebouwde kom verwijderen van LPG-stations, maar ik denk dat wij
nog verder van huis raken als wij de reeds bestaande stations voor uitbreidingen bouwvergunningen ver
lenen.
De heer De Pree (weth.): Van sluiting van een LPG-station in Bilgaard per 1 februari a.s. is mij
niets bekend. Wel zijn inmiddels met de betreffende garagehouder twee gesprekken gevoerd, waarbij
naar voren is gekomen dat hij best bereid is medewerking te verlenen. Dat was het punt niet, het pro
bleem is de contractuele verplichtingen van de garagehouder ten opzichte van de leverancier van het
LPG. De laatste mij vanmiddag voorgelegde informatie houdt in dat door de directeur van het Grond
bedrijf onderhandelingen met de LPG-leverancier zijn gevoerd, waarbij van de zijde van de leveran
cier begrip is getoond voor de omstandigheid dat het goed zou zijn als de LPG-tank ergens anders
in Leeuwarden zou kunnen worden geplaatst. Dat is echter niet zo simpel, wat wel blijkt als wordt
bezien wat het interim-standpunt ten aanzien van de LPG-installaties behelst. Daarin wordt onder an
dere gesproken over de aan te houden afstand tussen LPG-tank en bebouwing, dat is een vrij grote af
stand en derhalve zijn hiervoor in Leeuwarden en zelfs in de buitenwijken van onze gemeente niet zo
heel veel mogelijkheden aanwijsbaar. Binnenkort zal de directeur van het Grondbedrijf het resultaat
van de ter zake gevoerde onderhandelingen voorleggen. Dat hetgeen mevrouw Van der Werf heeft ver
nomen juist zou zijn, kan ik dus niet bevestigen.
.Voorts is door mevrouw Van der Werf met betrekking tot andere LPG-installaties nog een vraag
gesteld. De moeilijkheid indezen is dat het ter tafel gekomen interim-standpunt zowel ten aanzien van
de technische aspecten als de situering van LPG-installaties veel strengere eisen inhoudt dan voor
heen werden gehanteerd. Voor de bestaande installaties zijn de vergunningen conform de destijds gel
dende eisen verleend en met de op dit moment geldende eisen lopen wij nu vast. Het gaat hierbij voor
al om een geweldig financieel probleem. Overigens hebt u in de krant kunnen lezen dat niet alleen
inzake LPG-installaties maar over überhaupt het strenger worden van de milieu-eisen een geheime nota
- het stond zoals gezegd wel in de krant - bij de minister van Milieuhygiëne, minister Ginjaar, is gede
poneerd, een nota waaraan ook berekeningen van de financiële consequenties van een en ander zijn
toegevoegd. De minister zal zich daarover nog moeten beraden, het gaat hierbij om een geheel nieuwe
situatie. Overigens maken wij ten aanzien van LPG-stations op de meest kwetsbare plaatsen gebruik
van artikel 26 van de Hinderwet op grond waarvan wij - de bevoegdheid daartoe hebben we - nadere
voorwaarden kunnen stellen en dan met name voorwaarden voortvloeiend uit het interim-standpunt.
Deze nadere voorwaarden worden door ons onder andere gesteld aan de door mevrouw Van der Werf
genoemde LPG-installatie aan de Tesselschadestraat en ten aanzien van de LPG-tank in Bilgaard. De
aanschrijving ter zake heeft betrekking op het aanbrengen van een aantal technische voorzieningen.
Enige tijd nadat de betrokkenen zijn aangeschreven, wordt gecontroleerd of de noodzakelijke tech
nische voorzieningen inderdaad zijn aangebracht. Dat het LPG-station aan de Tesselschadestraat zou
zijn verbouwd en uitgebreid is mij niet bekend.
Mevrouw Van der Werf: ,Het gaat in het bedoelde geval om een zeer ingrijpende verbouwing, waar
door wij nog verder van huis raken ten aanzien van de mogelijkheid de LPG-installaties naar buiten
de stad te verplaatsen. Ik vroeg mij af of het in een dergelijk geval niet mogelijk zou zijn geweest de
bouwvergunning te weigeren.
De heer Van der Valk: Wij kunnen de bouwvergunning'in principe niet weigeren zolang de hinder
wetvergunning niet in orde is. In de wet is voorgeschreven welke de toetsingsgronden voor de bouw
>3
vergunning zijn en op de exploitant kunnen wij hoogstens enige druk uitoefenen om ervoor te zorgen
dat hij de hinderwetvergunning aanvraagt. Op zich is het niet in orde zijn van de hinderwetvergunning
geen grond voor het weigeren van de bouwvergunning. Ten aanzien van het verlenen van een bouw
vergunning mogen wij alleen aan de Bouwverordening en het bestemmingsplan toetsen. Als deze moge
lijkheden tot uitbreiding bieden, dient de bouwvergunning verleend te worden.
PAR. 14. SAMENLEVINGSOPBOUW EN JEUGDWERK.
A. Welzijnsbeleid.
De heer Heere: Naar aanleiding van vraag 392, waarin sprake is van een bedrag van 40.000,
uit eigen gemeentelijke middelen, zou ik willen vragen hoe het zit met de krachten, die wij op grond
van de betreffende regeling bij het rijk hebben aangevraagd. Hoe ver is die aanvrage gevorderd en
hoe zal het bedrag van 40.000, dat naar ik aanneem voor het aanstellen van een eigen kracht zal
worden gebruikt, met de werkzaamheden binnen één bureau in relatie worden gebracht? Hoe zal de
aanhaking zijn en aan welke v*erkwijze wordt gedacht? Het is naar ik aanneem bedoeld voor de in
stellingen die aan planning gaan doen, maar anderzijds heb ik begrepen dat het geen ambtelijke voor
ziening zal worden. Ik zou een nadere toelichting op prijs stellen.
De heer Schagen: Vraag 395 heeft betrekking op het minderhedenbeleid. Ik heb begrepen dat het
volgend jaar een rijksbijdrageregeling voor werkzaamheden ten behoeve van culturele minderheden
ter tafel zal komen en ik neem aan dat ook onze procedure-verordening specifiek welzijn van toepas
sing zal worden verklaard; Zullen in het op te richten werkverband ook vertegenwoordigers van be
langenorganisaties van de culturele minderheden worden opgenomen? Tot nu toe heeft men zich nogal
gepasseerd gevoeld, er gebeurden weliswaar allerlei dingen voor de culturele minderheden maar dat
zonder hen.
Een ander punt dat hiermee samenhangt is de hele situatie rond de stichting in Assen, de Stichting
Buitenlandse Werknemers. Ik heb gehoord, dat de stichting de huur van het pand voor de Marokkaanse
Organisatie Noord-Nederland (MONN) heeft opgezegd. De Marokkaanse organisatie kan zelf de
huur niet opbrengen, maar overigens heb ik begrepen dat de stichting ondanks eerdere voornemens in
die richting niet van plan is zichzelf op te heffen en haar werkkrachten te decentraliseren, met name
richting Friesland. De stichting schijnt voorlopig te willen blijven functioneren, wat naar ik meen in
gaat tegen Wél zo ongeveer alle afspraken die ooit zijn gemaakt en alle gedachten die ooit zijn ont
wikkeld. Heeft de gemeente met betrekking hiertoe al een standpunt ingenomen en de hierbij eventu
eel betrokken ministeries erop gewezen, dat hetgeen nu gaande is nooit de bedoeling is geweest?
De heer De Pree (weth.): Op de vraag van de heer Heere kan ik antwoorden dat wij de aanvrage
ter zake hebben ingediend en dat wij nu ongeveer anderhalve maand geleden met CRM in Rijswijk een
gesprek hebben gehad, waarbij structuur en taakomschrijving aan de orde zijn gekomen. U weet dat
overleg is gepleegd met de club die een en ander hier aanhangig heeft gemaakt, namelijk de welzijns-
instellingen in Leeuwarden. Het gesprek is zeer positief verlopen, er werd gereageerd in de zin van
"dien de aanvrage maar in, dan komt het wel goed". Daarbij gaat het dan om twee formatieplaatsen.
Gezien de aan de mensen te stellen eisen, de apparaatskosten en dergelijke zal met het door CRM be
schikbaar te stellen bedrag waarschijnlijk niet kunnen worden volstaan en derhalve hebben wij een
aanvullend bedrag opgenomen, niet om een eigen functionaris te kunnen aanstellen, maar om bij te
passen wat wij tekort komen aan hetgeen CRM betaalt. De beschikking van CRM hebben wij nog niet
binnen, maar er is mijns inziens geen enkele reden om aan te nemen dat wij het geld niet zullen krij
gen. Verder is de hele zaak klaar en als de beschikking zal zijn ontvangen, zal met de sollicitatiepro
cedure kunnen worden gestart. Het is zoals u weet de bedoeling dat het bedoelde bureau kleine instel
lingen en groepen vrijwilligers zal helpen bij het op een serieuze manier meedraaien in onze procedu
re-planning, ten einde de positie van die clubs wat te versterken. Ook bij CRM was men volledig con
tent met deze gedachte.
De heer Schagen heeft de kwestie van de minderheden aangesneden, waarover ik graag enige in
formatie wil geven. Tot dusverre is het minderhedenbeleid een rijksbeleid geweest en liep een en ander
voor een belangrijk deel via de bekende stichting in Assen. Ook het geld ging naar die stichting, die
zich bezighield met het opstarten van allerlei activiteiten ten behoeve van minderheden in de provin
cies Friesland, Groningen en Drenthe. Dat werkte echter niet goed, zoals door een aantal organisaties
van culturele minderheden is gesignaleerd. De Marokkaanse Organisatie Noord-Nederland heeft hier
op heel duidelijk gewezen en zich op het standpunt gesteld dat zij niets meer met de stichting van doen
wilde hebben. Op een gegeven moment leek het erop dat de stichting in Assen zou worden afgebouwd