12
se lijk vindt, om pas daarna te gaan praten over beleidsinstrumenten, beschikbare middelen en even
tuele wegen om meer geld te krijgen - zoals een gecoördineerde actie naar het rijk -, uiteindelijk
resulterend in een duidelijke prioriteitenstelling en fasering van de vraag hoe men aan zijn beleids
doeleinden wil werken.
In de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden heb ik gesteld dat ik wat dit betreft het plan onaf
vind en verder dat in het plan een duidelijke gemeentelijke visie op kinderopvang ontbreekt. Er wordt
alleen herhaaldelijk geciteerd uit de rijksbijdrageregeling, die zo bepalend schijnt te zijn dat de wet
houder op de hoorzitting over dit plan zelfs een opmerking maakte in de strekking van: wat hier op tafel
ligt, is niet wat wij willen, maar is wat het rijk wil horen. Als dat planning is, dan kunnen wij gelijk
wel ophouden. Een dergelijke opmerking vind ik zeker van een PvdA-wethouder toch wel bedenkelijk.
De kwalitatieve behoefte aan kinderopvang moet worden onderzocht in de komende planperiode,
staat in het plan. Het is juist dat over deze behoefte geen exacte gegevens bekend zijn, maar er had
wel veel meer over kunnen worden gezegd. Ook nu al zijn duidelijke kwalitatieve gegevens beschikbaar,
bij voorbeeld uit de wachtlijsten van het kinderdagverblijf en het particuliere kinderdagverblijf De
Regenboog of uit de overvolle crèche bij de moeder-mavo en de initiatieven voor opvang van oudere
kinderen in de wijken Heechterp en Bilgaard. Allemaal gegevens waarvan in deze nota niet wordt ge
rept. Na de uitspraak van de raad, nu anderhalf jaar geleden, dat er gedecentraliseerd moet worden,
hadden wij toch wel een meer uitgewerkt plan mogen verwachten over de vraag hoe die decentralisa
tie in gang gezet moet worden: waar en in welk tempo en op welke wijze, enz.? Nu is het nog een
heel vage toestand. Als Bilgaard zelf niet het initiatief had genomen, dan stond in het plan en pro
gramma waarschijnlijk nu nog niet meer dan de uitspraak dat wij moeten decentraliseren. In het plan
ontbreekt, zoals ook door diverse insprekers op de hoorzitting en via schriftelijke reacties naar voren is
gebracht, een visie op kinderopvang in het algemeen en de samenhang van het kinderdagverblijf met
andere voorzieningen.
Er wordt in het plan gesignaleerd dat de kinderopvang voor culturele minderheden een probleem is,
maar er wordt niet aangegeven op welke wijze aan de oplossing van dit knelpunt gewerkt zal worden en
welke prioriteit het heeft.
Vervolgens de problemen van de groep van 6-12-jarigen. Wat dit betreft wil ik mij aansluiten
bij de opmerkingen van mevrouw Otsen en het hierop betrekking hebbende deel van haar motie zal
ik gaarne ondersteunen.
Samenvattend wil ik opmerken dat mijn fractie zeer teleurgesteld is over deze nota. In de raads-
brief staat: "Verder wijzen wij erop dat het naar onze mening onjuist is om aan plannen en program
ma's (als het onderhavige) de eis te stellen dat daarin antwoord wordt gegeven op alle vragen. Een
functie van planning is ook het signaleren van leemtes, knelpunten en dergelijke met de bedoeling aan
te geven welke zaken in de toekomst onze aandacht vragen en in welke tijdvolgorde, ten einde via
prioriteitstelling tot oplossing van de onderscheiden problemen te komen." Het zijn mooie volzinnen,
maar daarmee is volgens mij nog niet weerlegd dat er in deze nota meer visie had moeten staan en dat
er ook meer had kunnen worden gezegd over met name de kwalitatieve behoefte. Zeker gezien de tijd
dat er al besteed is aan de totstandkoming van deze nota. Vooral vinden wij echter dat in het kader
van de planning onderzoek doen naar een mogelijke oplossing van problemen zinloos is, als er niet meer
geld beschikbaar voor wordt gesteld als nu het geval is. Wij hebben daarom de volgende motie gemaakt.
"De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 24 november 1980,
overwegende
dat de raad zich uitgesproken heeft voor een decentrale opzet van het kinderdagverblijf;
dat de raad uitgesproken heeft dat het kinderdagverblijf een algemene voorziening dient
te zijn;
dat in het voor ons liggende plan 1981-1985 op geen enkele manier is aangegeven hoe op
korte termijn de decentrale opzet van het kinderdagverblijf gerealiseerd dient te worden
noch hoe het kinderdagverblijf binnen redelijke termijn tot een algemene voorziening
kan uitgroeien;
van mening zijnde
dat de gemeente Leeuwarden in nauwe samenwerking met andere gemeenten zich tegen
het huidige kabinetsbeleid van bezuinigingen op de collectieve voorzieningen moet ver
zetten en zich niet moet laten gebruiken als een willoos verlengstuk van dit kabinet,
besluit
bij gebrek aan voldoende financiële voorzieningen van de rijksoverheid zelf de uitbrei
ding van het kinderdagverblijf met één kracht per jaar gedurende vier achtereenvolgen
de jaren van de planperiode te financieren en daartoe, indien dit nodig mocht blijken,
een tekort op de begroting te accepteren;
13
dat in het komende jaar een plan gemaakt wordt met betrekking tot de decentralisering
van het kinderdagverblijf, de fasering ervan, de geografische spreiding van de accom
modaties, de organisatiestructuur van het gedecentraliseerde kinderdagverblijf, enz.,
welk plan mede uitgangspunt dient te zijn voor de besteding van de stelpost van
500.000,
Deze motie is mede-ondertekend door de heer Van der Wal.
Mevrouw Waalkens: In de raadsvergadering van 5 juni 1979 is uitvoerig gediscussieerd over de
vraag of het kinderdagverblijf een algemene of een specifieke voorziening moet zijn met betrekking
tot het opnamebeleid. De heer De Beer heeft toen gesteld dat het besluit om van het kinderdagverblijf
een algemene voorziening te maken toch tot gevolg zou hebben dat enkele criteria moeten worden ge
hanteerd. Op dat moment hebben wij in de praktijk weer te maken met een specifieke voorziening.
Een krappe meerderheid van de raad besloot om van het kinderdagverblijf een algemene voorziening
te maken en heeft daarmee de bevolking het idee gegeven dat het kinderdagverblijf voor ieder kind
open staat. Op korte termijn voldoen aan hetgeen in de raadsbrief voor de betreffende vergadering
in juni 1979 stond, had dit idee kunnen wegnemen. Er stond namelijk: "Wij zullen het bestuur van de
Vereniging Kinderdagverblijf verzoeken om ons met betrekking tot de criteria een voorstel te doen toe
komen." Nu, anderhalf jaar later, wordt weer in het programma opgenomen dat het bestuur van de ver
eniging criteria dient op te stellen. Ik stel voor om het nieuw in te stellen werkverband als een van de
eerste taken hiermee te belasten. Wanneer zal dit werkverband overigens worden geïnstalleerd?
In de raadsbrief wordt gesteld dat uitgangspunten en ervaringsgegevens, die het komende jaar wor
den verkregen, zullen worden gebruikt om het programma voor 1982 nader in te vullen. Mijn vraag is
deze. Reeds nu worden 6-12-jarigen niet meer aangenomen, terwijl er nog geen alternatief is voor de
ze kinderen. Komt er pas in 1982 een oplossing voor deze kinderen? Hoe moet het het komende jaar?
Wilt u tevens onderzoeken hoe de korte-termijnopvang te realiseren is? Wat gebeurt er met de kinde
ren uit Leeuwarderadeel, Dantumadeel en Ferwerderadeel? Vallen de kinderen uit de gemeenten, die
niet willen bijdragen, per 1 januari 1981 af?
Op bladzijde 37 van het plan stelt het college dat een gedecentraliseerde vestiging van het kin
derdagverblijf in een wijk geleidelijk meer kinderen kan opvangen. Dit kan een "ontvolking" van de
centrale voorziening tot gevolg hebben. Wat heeft een hogere prioriteit: het behouden blijven van de
centrale post of decentralisatie? Is het laatste het geval, moet er dan niet rekening worden gehouden
met verbouwingskosten in het centrale pand? Hoe stelt u zich in financiële zin de mogelijkheden voor
om tot uitbreiding te komen van het totaal aantal plaatsen, zoals gesteld op bladzijde 31 Komt dit
uit de 120.000,meer van CRM of komt dit uit eigen middelen?
Ik kan zeggen dat wij misschien meegaan met de motie van de PvdA, maar dat hangt af van het
antwoord van wethouder De Pree. Verder kunnen wij in principe meegaan met de motie van het CDA
en niet met de motie van PAL.
Mevrouw De Jong: Dit plan is gebaseerd op de raadsuitspraak van juni 1979, namelijk dat het kin
derdagverblijf moest worden beschouwd als een algemene voorziening, waaraan wij toen wel de op
merking hebben gekoppeld dat bij een te grote aanmelding niet aan een toelatingsbeleid en de daar
mee samenhangende criteria valt te ontkomen. Er zal gestreefd worden naar een gedecentraliseerde
voorziening en het kinderdagverblijf zal gekwalificeerd worden als een gemeentelijke voorziening met
een regionale functie.
Met betrekking tot het eerste punt, het kinderdagverblijf is een algemene voorziening, merk ik
op dat al in juni 1979 uitgesproken is dat waarschijnlijk de vraag de plaatsingsmogelijkheden zou over
treffen. Het is realiteit gebleken, maar het rapport geeft geen afweging van mogelijke toelatingscri
teria.
Ten aanzien van het tweede punt, het streven naar een gedecentraliseerde voorziening, het vol
gende. De initiatiefgroep Bilgaard zegt in haar commentaar onder andere dat de nota de indruk wekt
een jaarverslag te zijn van het kinderdagverblijf. Zo is het ook op mij overgekomen. Ik onderschrijf
dus deze zinsnede.
Vervolgens het derde punt, de kwalificatie van het kinderdagverblijf als een gemeentelijke voor
ziening. Hoewel wij dit rapport niet nodig hadden om ons dit duidelijk te maken, herinnert het rapport
ons wel aan het feit dat deze opvangvoorziening voor kinderen kwalitatief ontoereikend is.
Over het rapport zelf het volgende. Het spreekt wel over afbouw van de opvang van 6-12-jarigen,
maar het biedt geen alternatieve opvangmogelijkheden. Het begrip "algemene voorziening vind ik
in dit plan en programma niet terug. Verder mis ik vooral de samenhang in relatie tot andere kinder
opvang. Het is hier al herhaaldelijk geconstateerd dat de vraag de plaatsingsmogelijkheden verre over-