zus /ZO volen. Een van de resultaten daarvan is dat in het in het Oosten draaiende projectplan "School en buurt" ook dit aspect wordt meegenomen. Ten tweede is dit onderwerp eveneens aan de orde gekomen in de begeleidingsgroep voor het onderwijs, waarvoor ook contacten met de RPA zijn gelegd. Het laat ste nieuws is dat men, zoals ik zoeven reeds heb medegedeeld, bij het onderwijs met een roldoorbre king in de handvaardigheidsvakken denkt te komen, met een hierop gericht experimenteerplan. Voorts is de RPA voornemens dit onderwerp eveneens in haar bijscholingsprogramma op te nemen. Vermoede lijk zal dit een van de hoofdpunten zijn van een bijscholingsprogramma voor augustus 1981-augustus 1982. Met het antwoord op vraag 229 hebben wij bedoeld aan te geven dat het aspect van het roldoor- brekend onderwijs bij gesprekken in het kader van het aanstellingsbeleid eveneens aan de orde komt. Ik heb eigenlijk de neiging te zeggen - ik neem aan dat u daarmee wel instemt - dat de eis van een positieve houding ten opzichte van het roldoorbrekend onderwijs mede in de door ons geplaatste per soneelsadvertenties zal moeten worden opgenomen. Het ligt voor de hand dat bij een gesprek met een sollicitant, die de aangeboden baan graag wil hebben, door de betrokkene zonder meer bevestigend zal worden geantwoord als hem of haar de vraag wordt gesteld of men iets voor roldoorbrekend onder wijs voelt en voornemens is daarop positief in te spelen. Als hiervan in de te plaatsen advertenties melding wordt gemaakt, kun je dit onderwerp ook in de hele informatie-situatie meenemen, terwijl je anderzijds ter zake ook informatie krijgt. Met betrekking tot vraag 230 is weinig nieuws te vertellen. De besprekingen tussen een delega tie van de Vereniging van Friese Gemeenten en het bestuur van het GCO onder leiding van de heer Woltman, die hier vroeger aan de rechterlijke macht was verbonden, zijn heel moeizaam losgekomen. Inmiddels heeft naar ik meen één bespreking plaatsgevonden, terwijl de tweede bespreking over niet al te lange tijd zal plaatsvinden. De resultaten daarvan zullen wij moeten afwachten. De heer Bijkersma: Ingaande op het antwoord op vraag 229 merkte de wethouder op dat zijns in ziens ter zake van het roldoorbrekend onderwijs in te plaatsen personeelsadvertenties eisen zullen moe ten worden gesteld. Ik vraag mij af hoe u in dit opzicht in advertenties eisen wilt stellen en of de ge dachte van het roldoorbrekend onderwijs wel overal even sterk leeft. De heer Ten Brug (weth.): U hebt mij verkeerd begrepen. In de advertenties stellen wij een hele reeks eisen en daarbij willen wij nu ook dit punt opnemen, in die zin dat sollicitanten aandacht voor het roldoorbrekend onderwijs dienen te hebben. Vervolgens zal het een kwestie van afwegen zijn, bij de een zal dit zwaarder wegen dan bij de ander. (De heer Bijkersma: U hebt het nu iets afgezwakt?) Neen De Voorzitter: De rij eisen in personeelsadvertenties wordt steeds langer. Ik neem aan dat wij daar door zo weinig sollicitanten krijgen. De advertenties zijn te groot, eventuele sollicitanten worden er bang van D. Voortgezet Onderwijs. De heer Buising: In de nabije toekomst - het zal nog anderhalf b twee jaar duren - zal de integra tie tussen de pedagogische academies en de opleidingen voor kleuterleidsters tot stand komen. Nu heb ik de indruk dat men zich van de zijde van onze Klos wat zorgen maakt over de rechtspositie, over de manier waarop men straks in het geheel zal functioneren en over het antwoord op de vraag of men in de toekomst überhaupt nog zal kunnen functioneren. Kortom, hierover bestaat, zoals ik mij heb laten vertellen, enige ongerustheid en het zou mijns inziens dienstig zijn als daaromtrent wat helderheid zou kunnen worden verschaft. Ik heb nog enkele vragen die onder hetzelfde hoofdstukje vallen, hoewel ze niet concreet bij de gestelde vragen aansluiten. Mijn tweede vraag heeft betrekking op het onlangs verschenen rapport van het adviesbureau Twijnstra en Gudde inzake de behoefte aan administratieve uren bij het voortgezet onderwijs in de stad. In genoemd rapport wordt gesteld dat het aantal administratieve uren zou moeten worden uitgebreid, maar dat gebeurt niet in de mate waarin het wordt aanbevolen vanwege de bezui nigingen die wij zullen moeten plegen. Even bij de Klos blijvend, ik wil erop wijzen dat een groot deel van de tijd, die volgens het verschenen rapport beschikbaar zou moeten komen, zou opgaan - dat is de bedoeling - aan het mede voorbereiden van de eerder genoemde integratie. Men komt in dit opzicht in de moeilijkheden en ik zou u willen vragen in hoeverre het toch vrij grote tekort aan administratieve uren enigermate zal kunnen worden ondervangen. Mijn tweede en derde vraag gaan over iets anders, namelijk over de eventuele fusie tussen de Wopke Eekhoffschool en de Stedelijke Scholengemeenschap. De reactie van de zijde van de Wopke Eekhoffschool, zowel van het lerarenkorps als van de oudercommissie, is bekend, evenals de reactie van de betrokken vakorganisaties. Van de zijde van de Stedelijke Scholengemeenschap moet nog een standpuntbepaling binnenkomen. Wat de ouders betreft meen ik te weten dat zij niet bijzonder voor een fusie zijn geporteerd, waarmee ik mij voorzichtig uitdruk. Ik baseer het laatste op hetgeen naar voren is gekomen tijdens een vergadering die ik in het begin van de zomer als vader heb bijgewoond, bij welke gelegenheid de oudervereniging van de SSG zich nogal afwijzend opstelde. Het standpunt van het lerarenkorps zullen wij nog even moeten afwachten. De hoofden van de overige mavo-scho len in de stad zijn, voor zover mij bekend, tegen de fusie. Dit zijn allemaal standpunten die bekend zijn of binnenkort bekend zullen worden. Waar ik nu zo verschrikkelijk nieuwsgierig naar ben is het standpunt van het college. Bij eerdere gelegenheden heb ik hierover ook wel eens gesproken en toen is altijd gezegd: het college heeft geen standpunt. Dat is voor mij echter wat moeilijk aan te nemen, omdat de vraag "al of niet fuseren" van de zijde van het college bij de betrokkenen op tafel is gelegd, naar ik veronderstel met een bepaalde bedoeling. Als er geen bepaalde bedoeling achter zou zitten, zou het ook niet nodig zijn geweest de hele molen in beweging te brengen. Dat is echter wel gebeurd, naar ik aanneem om een bepaalde reden, waarnaar ik nogmaals gezegd verschrikkelijk nieuwgierig ben. De heer Bijkersma: Vraag 240 heeft betrekking op de vermeende overlast die leerlingen van gemeen telijke scholen aan buurtbewoners zouden berokkenen. Dit punt is enkele jaren geleden ook aan de or de geweest en toen hebt u toegezegd met de hoofden van scholen te zullen bespreken of zij iets op het iebied van de voorlichting zouden kunnen doen. Ik zou u nu willen vragen welk resultaat het gesprek van destijds heeft gehad en of het niet zinnig zou zijn eenzelfde gesprek ook met de hoofden van scho len in de in vraag 240 genoemde buurt te voeren. De heer Ten Brug (weth.): Dat bij het personeel ongerustheid bestaat over de mogelijke consequen ties van een fusie is mij bekend, maar wij kunnen hieraan helaas weinig doen. Van de zijde van de VNG is inmiddels ook aangedrongen op het in dezen op korte termijn door de minister bepalen van een standpunt. Ook in de laatste vergadering van de Centrale Commissie voor het Onderwijsoverleg (CCOO) is dit nog eens nadrukkelijk aan de orde gesteld en de minister heeft toegezegd dat hij een regeling op dit punt in het komend voorjaar in het g.o. zal brengen. Tot zo lang zullen wij moeten wachten. Ongerustheid hieromtrent bestaat uiteraard niet alleen bij de gemeentelijke Klos, maar ook bij de RPA. Voorts is door de heer Buising gesproken over de conclusies van het rapport van Twijnstra en Gudde. U weet dat wij, mede naar aanleiding van de eerste berichten omtrent genoemd rapport, voor uitbrei ding van het aantal uren een bedrag in onze begroting hebben opgenomen. Deze aangelegenheid is juist deze week in het college behandeld en een en ander zal in de eerstvolgende vergadering van de Commissie voor het Onderwijs aan de orde komen. Hetgeen de heer Buising met betrekking tot een eventuele fusie tussen de Wopke Eekhoffschool en de SSG heeft opgemerkt, is conform de feiten. Het enige positieve bericht dat wij tot dusverre hier omtrent hebben ontvangen is dat van de oudercommissie van de Stedelijke Scholengemeenschap. Wij wachten nog op bericht van de zijde van de docenten van de SSG. Als wij dat binnen hebben zullen wij een en ander, zoals dat tegenwoordig heet, op een rij zetten, de zaak in het college aan de or de stellen en de stukken aan de Commissie voor het Onderwijs voorleggen. Nadat het college de Com missie voor het Onderwijs gehoord heeft, zal ter zake een standpunt worden bepaald, dat aan de raad bekend zal worden gemaakt. Overigens heeft de heer Buising volledig gelijk met zijn opmerking dat het door het college stellen van de hierop betrekking hebbende vraag op een voorlopig standpunt hier omtrent van burgemeester en wethouders wijst. Het stellen van deze vraag - dit is niet nieuw, ik heb dit eerder gezegd - nemen wij ook volledig voor onze verantwoordelijkheid. Wij horen hierover het veld, wat mijns inziens een goede democratische procedure is, wij zullen de voor- en nadelen afwe gen en zullen vervolgens met een definitief standpunt komen. Daarbij zal uiteraard ook de raad wor den betrokken, al was het alleen maar vanwege de kwestie van de vacature op de Wopke Eekhoff school die hierbij een rol speelt. De heer Buising: Het voorlopige standpunt van het college hieromtrent is iets wat vele mensen, die hierbij betrokken zijn - ik vraag het niet voor mijzelf -, enorm interesseert. Het feit dat het voorlo pige collegestandpunt nog niet bekend is, maakt voor vele betrokkenen de zaak verschrikkelijk onze ker. Ik vraag mij af wat er op tegen is dat de wethouder het voorlopige standpunt van het college op dit moment reeds naar voren brengt. De heer Ten Brug (weth.): Het college heeft de kwestie van de fusie aan de orde gesteld en dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 82