123 kunnen komen, alleen het geld dat wij voor extra afschrijving op die objecten hebben gaan wij ge bruiken. Als wij een miljoen over hebben en er op een object nog een schuld is van een miljoen, wordt die schuld bijvoorbeeld in één keer gedelgd, wat betekent dat wij vervolgens de rente en aflossing, die voordien werden betaald, overhouden. Op die manier maken wij een structurele ruimte van rond de 110.000, een structurele ruimte die wij hard nodig hebben, want anders zouden wij het beleids plan 1981-1985 helemaal niet in elkaar hebben kunnen timmeren zoals het in elkaar getimmerd is. Mevrouw De Jong: Naar mijn gevoel blijft dit toch een kwestie van prioriteitskeuze, want wij la ten grotere aanschaffingen die wij zouden kunnen doen liggen. Je houdt kleinere bedragen over De heer Ten Brug (weth.): Neen, als wij een miljoen voor extra afschrijving gebruiken, hebben wij op afgeschreven objecten geen kosten meer en dan kunnen wij voor een miljoen weer een nieuwe investering doen. De Voorzitter: Ten aanzien van de nieuwe investering kan dan een afweging plaatsvinden, het geld dat wij door extra afschrijving overhouden kan dan anderszins worden besteed. De heer Ten Brug (weth.): Wij hebben dit nu een aantal jaren gedaan, maar als de situatie zich ontwikkelt zoals wij ons nu voorstellen - ik denk hierbij met name aan de tegenramingen in de be groting -, dan zullen wij in de komende jaren op rekeningbasis beslist geen miljoenen over hebben. Dan zijn er dus zeker geen problemen met extra afschrijvingen. De Voorzitter: Het is misschien het beste dat mevrouw De Jong zich tot de betrokken ambtenaren wendt, want zij weten precies hoe een en ander in elkaar zit. Ik heb van meer mensen gehoord dat zij er problemen mee hebben. C. Financiële opzet van het beleidsplan. Mevrouw De Jong: In aansluiting op vraag 431 zou ik graag willen vernemen hoe de werkelijke uitkomsten over de eerste drie kwartalen van 1980 waren. Overigens spreekt u in uw antwoord uitsluitend over het secretariepersoneelHoe is de uitkomst ten aanzien van het gehele gemeentelijke personeelsbestand? Voorts stelt u: "De latere ramingen zijn aan de hand van globale berekeningen benaderd." De ra mingen kunnen mijns inziens echter op vrij nauwkeurige cijfers zijn gebaseerd. Hierbij wil ik u ver wijzen naar het antwoord op vraag 427, waarin u stelt dat de verschillen tussen begrotingen en reke ningen gering zullen zijn. Het is voor mij de vraag waarom je dan met globale ramingen moet komen. De heer Pruiksma: De laatste volzin in het antwoord op vraag 435 geeft mij aanleiding tot het ma ken van een opmerking. De vraag heeft betrekking op de kwestie van de risico-reserves tot een be drag van 17 miljoen. Gevraagd is of deze risico-reserves niet tot een bepaald niveau zouden moeten worden afgebouwd, in verband waarmee in de vraag een norm van 60,75,per inwoner wordt genoemd; een wat marginaal bedrag dat even arbitrair is als welk ander bedrag dan ook. Het college zegt nu in het antwoord dat een teruggaan tot 5 d 6 miljoen als in de vraag bedoeld wellicht wel mo gelijk is, dat eens zal moeten worden teruggerekend en dat dit dan bij het volgende beleidsplan 1982- 1986 zal kunnen worden overwogen. De risico-reserves bedragen op dit moment zoals gezegd 17 mil joen en het is bekend dat wij met de rente-opbrengst van de risico-reserves over het algemeen een stuk van ons normale beleid financieren. Dit betekent dat de uitnodiging tot verlaging van de risico reserves tot 5 6 miljoen meteen andere financiële consequenties met zich brengt. Wij dienen ons te realiseren dat verlaging van het plafond ervan op termijn gezien natuurlijk ook budgettaire consequen ties heeft, omdat een stuk van onze normale financiering daardoor wordt weggetrokken. Even bij de in het antwoord genoemde bedragen blijvend gaat het, uitgaande van een rentestand van 10%, om eer bedrag van 1,1 miljoen per jaar. Wij zullen als gevolg hiervan ook budgettair met keuzen te maken krijgen en ik vraag mij af of het college zich dit realiseert. De Voorzitter: Al les wat wij schrijven realiseren wij ons, dat is heel simpel. De heer Ten Brug (weth.): Op de laatste vraag van de heer Pruiksma kan ik antwoorden dat het college zich hetgeen het aangeeft wel degelijk realiseert. Mevrouw De Jong kan ik niet zeggen hoe de uitkomsten over de eerste drie kwartalen van 1980 zijn. De uitkomsten lopen uiteraard wel wat terug, want wij zijn erg voorzichtig met het aanstellen van personeel en een en ander zal in de komende jaren, als wij blijvend met de terugloop van de groei te maken zullen hebben, nog verder teruglopen. Voorts wees mevrouw De Jong erop dat wij straks geen rekeningsoverschotten meer zullen hebben. Een van de oorzaken van de rekeningsoverschotten was nu juist dat de stelpostvoor onvervulde vaca tures op jaarbasis werd geraamd. In de praktijk blijkt dat vacatures soms maandenlang onvervuld blij ven, wat je uiteraard in de rekening terugvindt. Met een tegenboeking proberen wij de begroting zo veel mogelijk aan de rekening aan te passen. In het antwoord is een bedrag voor uitsluitend het secretariepersoneel genoemd, waarmee wij slechts de bedoeling hebben gehad aan te geven wat voor het secretariepersoneel over 1979 de wer kelijke besparing was, namelijk 1.230.000, Met andere woorden, op basis van dat gegeven zit er voor de gehele gemeente nog wel wat elastiek in. Het is niet meer dan een verklaring van de ra ming. Misschien zijn de bedragen over de eerste drie kwartalen wel uit te zoeken, maar ik weet niet of de gegevens al in de eerstvolgende vergadering van de commissie ter tafel zullen kunnen worden gebracht. D. Belastingen. De heer Van den Eist: Naar aanleiding van het antwoord op de vragen 436 en 437 zou ik willen vragen wat het tempo is van het verzenden van de aanslagen in de onroerend-goedbelasting naar de rijksinspectie en hoe lang het daarna duurt voordat bevoorschotting plaatsvindt, alsmede welke even tuele renteverliezen wij lijden omdat wij de belasting zelf niet innen. In een financieel tijdschrift heb ik kortelings gelezen dat alleen voor de gemeente Den Haag de hiermee verband houdende rente verliezen al op circa 500.000,op maandbasis worden geraamd. Mevrouw De Jong: Ik zou willen vragen of het mogelijk zou zijn in de nabije toekomst rioolretri butie in te voeren en zo ja wat dit, als wij uitgaan van bijvoorbeeld 50% benutting van de capaciteit van de rioolretributie, concreet voor de burgers van Leeuwarden zal betekenen. De heer Ten Brug (weth.): Wij lijden in Leeuwarden, blijkbaar in tegenstelling tot de situatie in een aantal andere gemeenten, nagenoeg geen renteverlies. Wij zijn vrij vroeg met de indiening van de declaratie en wij krijgen de gelden ook zeer snel van het rijk binnen. De klachten die men hier over elders heeft, hebben wij niet. Mij wordt zoëven ingefluisterd dat wij het zelf niet vlugger zou den kunnen dan het nu via het rijk gaat. (De heer Pruiksma: Daarvan was ik wel overtuigd!) Ik voel de dubbele bodem! In ieder geval hebben wij weinig klachten. De heer Van den Eist: Ik denk dat de capaciteit van de verwerkingseenheden, die zich hiermee voor de gemeenten bezighouden, bepaald onvoldoende is. Dit dan naast het feit dat een aantal ge meenten waarschijnlijk wat de indiening betreft zelf wat slordig is. Van het laatste ben ik ten aan zien van Leeuwarden niet uitgegaan, maar je zou de vraag kunnen stellen of het zelf verzorgen van de inning niet wat efficiënter zou zijn. Is dat niet wat korter om de hoek? Waarom moet dit via rijks schijven worden geregeld? De heer Ten Brug (weth.): De mogelijkheid van het zelf innen is wel aan de orde geweest, ik meen dat Amsterdam het zelf wilde doen. Ik weet niet of dat gebeurt, maar ik weet wel dat wij geen klachten hebben. Het is bij ons geautomatiseerd, het gaat allemaal vrij vlot en het is voor mij dan ook de vraag wat van het door de gemeente zelf innen het voordeel zou zijn. Of de burger nu een blauwe enveloppe van het rijk of een gele van de gemeente krijgt, hij moet in beide gevallen beta len. De Voorzitter: Wij mogen het wel zelf doen. De heer Ten Brug (weth.): Hetgeen mevrouw De Jong heeft gevraagd is naar mijn mening uit het antwoord te halen. Gesteld wordt: "Een andere mogelijkheid om de inkomsten uit eigen heffingen op te voeren is de invoering van een rioolretributie. De opbrengst hiervan zou maximaal ongeveer 2,5 miljoen kunnen bedragen." Als wij voorlopig op 50% zouden gaan zitten dan is de opbrengst 1 .250.000, (Mevrouw De Jong: Wat betekent dat voor de burgers? Een bedrag van 1 .25Ü.0UU,— over de gehele gemeente gerekend zegt zo weinig over de consequenties voor elke burger afzonder lijk.) Die vraag kan ik niet meteen beantwoorden. Wij zullen het even voor u uitrekenen en er in de Commissie voor de Financiën op terugkomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 84