14 treft. Als ik dan evenwel op bladzijde 7 van het plan lees dat onder andere de redenen van ouders om hun kind aan te melden voor plaatsing op het kinderdagverblijf zijn: "de aard van huisvesting of woon omgeving; gebrek aan ruimte; het ontbreken van buitenspeelmogelijkheden", dan vind ik dat juist de ze opgegeven redenen ons noodzaken om ons te bezinnen op de vraag waar wij met ons hele beleid mee bezig zijn en waar dat beleid faalt ten aanzien van de behoeften van het kind. Want deze categorie wordt namelijk door ons falend beleid rechtstreeks kandidaat voor de wachtlijst voor het kinderdagver blijf, naar mijn gevoel. Dit plan en programma kinderdagverblijf komt op mij eerder over als het doen van een medede ling over de dagelijkse gang van zaken op het kinderdagverblijf, een weergave van de wachtlijst en vooral een bevestiging van de schrijnende tekortkoming van de huidige accommodatie dan als een pro gramma waaruit een duidelijk plan voor een toekomstig beleid spreekt. Vaag en oningevuld en geen handreiking voor de criteria waarmee moet worden gewerkt. En vooral, het is niet financieel onder bouwd. De heerVan den Eist is inmiddels ter vergadering gekomen. De heer De Pree (weth.): Ik zal allereerst enkele algemene opmerkingen maken, waarbij ik met een al zal zijn ingegaan op vele vragen die zijn gesteld. Daarna zal ik de sprekers afzonderlijk be antwoorden Wij moeten goed beseffen dat het de eerste keer is dat er een plan en programma voor het kinder dagverblijf op tafel ligt. Het maken van een plan en programma is gebeurd op grond van een verplich ting daartoe van de rijksoverheid, omdat er een rijksbijdrageregeling op dit gebied bestaat. Het had ook nog een jaar later gemogen, maar wij hebben gezegd: liever nu, als het enigszins kan. Daaruit vloeit al voort dat dit plan maar zeker ook het programma niet af is. Het zou ook wel heel mooi zijn als een programma bij de eerste keer al af was. Als men begint met het opstellen van een programma, dan wordt allereerst een inventarisatie gemaakt van de situatie op dat moment in het kinderdagver blijf. Het werkverband is daarmee aan de gang gegaan. Als men met deze inventarisering bezig is, dan ontdekt men dingen die men niet wist en signaleert knelpunten, waarvoor niet direct een oplos sing beschikbaar is maar waarvan in het programma op zijn minst kan worden aangegeven dat ze zijn gesignaleerd. Verder kan men in het programma aangeven hoe men in het komende jaar aan die oplossing denkt te werken. Ik zeg "het komende jaar", omdat er vandaag over een jaar immers weer een plan en pro gramma is gemaakt, namelijk voor het jaar 1982. In het plan en programma 1982 zal men, verwijzend naar wat vanavond aan de orde is, moeten aangeven wat wel en wat niet is gerealiseerd van de pun ten die men in het plan en programma 1981 heeft aangekondigd te zullen doen. Ook zal in het pro gramma 1982 worden vermeld welke problemen er nog overblijven. Ik ben het dus volslagen eens met iedereen die zegt dat het plan en programma 1981 niet af is, maar ik weet dat dit eigenlijk het intrap pen van een open deur is. Als het geheel echter wel af was geweest, dan hoefde men immers voorlopig niet opnieuw met een plan en programma te komen. Het hoort echter bij moderne planning dat ieder jaar opnieuw, overigens niet alleen bij het kinderdagverblijf maar ook bij andere sectoren, een jaar programma wordt gemaakt. Wij moeten ook beseffen dat een en ander zich afspeelt in het kader van de rijksbijdrageregeling kinderdagverblijven. Volgens de rijksbijdrageregeling betekent "kinderdagverblijf": dagopvang voor kinderen met een zwaar accent op de leeftijd van 0-4 jaar. Waarom noemt de rijksbijdrageregeling een leeftijdsgrens van vier jaar? De reden daarvan ligt voor de hand, omdat voor kinderen tot de leef tijd van vier jaar opvang voor de gehele dag nodig is; zij gaan immers nog niet naar school. Als een soort marge horen de kinderen tot zes jaar daarbij, maar volgens de rijksbijdrageregeling houdt het dan op. In het werkverband constateerden wij op zeker ogenblik dat er een enorme frictie bestond tussen de rijksbijdrageregeling en de situatie in het Leeuwarder kinderdagverblijf, toen wij die naast elkaar legden. Op het kinderdagverblijf werd namelijk een beduidend aantal kinderen in de leeftijd van zes tot twaalf jaar opgevangen, dat er volgens de rijksbijdrageregeling eigenlijk niet behoorde te worden opgevangen. Er was dus kennelijk behoefte aan opvangmogelijkheid voor deze kinderen in Leeuwar den, maar volgens de rijksbijdrageregeling kan het eigenlijk niet. Het is ook niet verstandig om de ze kinderen op te vangen. Een kinderdagverblijf als dagopvang is duur, omdat het dagopvang betreft. Financieel gezien is het alleen al om die reden zonde van het geld, wanneer op het kinderdagverblijf een groot aantal kinderen zit dat geen dagopvang maar slechts opvang voor enkele uren per dag nodig heeft. Zowel voor de ouders als voor de rijksoverheid als voor de gemeente is dat duur. Tot zover waren wij het allemaal met elkaar eens. Het probleem is alleen dat men niet eenvoudig 15 kan zeggen dat de groep 6-12-jarigen er maar moet worden afgehaald, zodat er plaatsen vrij komen voor kinderen op de wachtlijst die wel opvang voor de hele dag nodig hebben. Zo simpel kan dat niet, zoals ook in de raadsbrief wordt gezegd. Voor de kinderen van zes tot twaalf jaar is er geen alterna tief. Wel moeten wij bedenken dat wij dan over iets heel anders praten, namelijk over kinderopvang in het algemeen. Om die reden vindt u als punt in het programma voor 1981 dat geprobeerd moet worden vormen van kinderopvang voor de 6-12-jarigen te realiseren. Dat is nog niet zo gemakkelijk, want men zal dan toch moeten weten waar deze vormen in Leeuwarden moeten worden gerealiseerd. Moet men dat doen in Aldlan, Nijlan of in een andere wijk van Leeuwarden? De vraag is, waar in Leeuwarden de behoefte het grootst is. Men zal zich vervolgens moeten beraden over de hoogte van de tarieven van de ouderbijdrage; de gemeente heeft in dit opzicht immers beleidsruimte. De gemeente heeft geen in vloed op de tarieven als het het kinderdagverblijf betreft, want die worden landelijk door CRM vast gesteld. CRM heeft echter niets te maken met kinderopvang, om het maar eenvoudig te zeggen. Daar bij zou men wat de inkomstenkant betreft kunnen werken aan een tariefstelsel, dat men naar mijn me ning progressief, naar rato van het inkomen, zal kunnen vaststellen met een minimum en een maximum. Mevrouw Otsen heeft de suggestie gedaan om te bekijken of het niet verstandig is iemand in te zetten die, om te garanderen dat er het komende jaar iets van de grond komt, moet nagaan waar en hoe die opvang het best kan worden georganiseerd. Ik wil graag de toezegging doen dat wij zullen trachten om in het kader van de werkverruimende maatregel daarvoor iemand te vinden. Mevrouw Ot sen heeft gesuggereerd dat dit in overleg met de commissie kinderopvang van de Raja zou moeten ge beuren. Dat is mogelijk, maar men zou ook kunnen denken aan het club- en buurthuiswerk. Een en ander is echter een kwestie van een aantal gesprekken over de vraag waar de kinderopvang het best kan plaatsvinden. Het is mogelijk om iemand een jaar lang aan dit vraagstuk te laten werken, zodat wij inderdaad in het volgende programma en mogelijk al eerder enkele oplossingen voor kinderopvang hebben gerealiseerd. Daardoor zou het kinderdagverblijf, wat oneerbiedig gezegd, kunnen worden "opgeschoond", omdat er dan immers wel een alternatief is. Als alle vrijkomende plaatsen dan zijn opgevuld door kinderen die dagopvang nodig hebben, dan kunnen wij, zoals u in het programma vindt aangegeven, bekijken hoe de kaarten erbij liggen. Is er dan nog duidelijk sprake van een behoefte aan dagopvang die niet wordt gehonoreerd, dan ook staan wij sterker tegenover CRM. Men kan dit ministerie er in dat geval immers op wijzen dat het om een kinderdagverblijf gaat dat conform de rijks bijdrageregeling werkt, gezien het feit dat er alleen maar kinderen op zitten die ten minste vijf uur per dag worden opgevangen. Het ministerie kan dan gevraagd worden zich aan zijn eigen regels te houden door met geld over de brug te komen. Dat geld bestaat dan uit die 120.000,die u ook vindt opgevoerd. Ik moet u wel zeggen dat ik er niets voor voel om dit nu al aan CRM voor te leggen, omdat van de zijde van het ministerie namelijk heel simpel kan worden gezegd dat wij ons niet eens aan de re gels van de rijksbijdrageregeling houden. Over een jaar of eerder nog, als de kinderopvang eerder van de grond komt, kunnen wij ons standpunt wel volhouden en bij CRM bevechten dat wij het geld wel krijgen. Een andere vraag was nog waarom de gemeente zelf niet een formatieplaats voor eigen rekening neemt, als CRM dat niet of nog niet doet. Waarom kan, los van de vraag of dit financieel haalbaar is - tenzij men overeenkomstig de motie van mevrouw Van der Werf de begroting daarvoor desnoods maar overschrijdt -, toch niet een formatieplaats voor eigen rekening worden genomen? Afgezien van het feit dat het beleid in onze gemeente erop is gericht om wel te werken met een sluitende begroting, nemen wij niet een formatieplaats voor eigen rekening omdat de volgende verdeling wordt gehanteerd. Het rijk moet opdraaien voor de personeelskosten - dat is een formatieplaats -, ter wijl de gemeente moet opdraaien voor de accommodatie. Dit is een belangrijk punt. Er gebeurt niet niks, want u vindt in dit eerste programma voor het punt, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is, een bedrag van 500.000,opgevoerd voor de accommodatie-problematiek. Met andere woorden, aan dat deel, waaraan de gemeente wel gehouden is, doen wij het nodige. Het bedrag van vijf ton is een belangrijk bedrag, want als u de kosten van de gemeente voor het kinderdagverblijf omrekent tot een bedrag per kind, dat zoals ik in een eerder stadium heb gezegd neerkwam op 1 .000, dan betaalt de gemeente na de beschikbaarstelling van vijf ton ruim 1 .800,per kind. Het bedrag is dus bijna verdubbeld, en dat al bij dit eerste programma. Een laatste algemene opmerking heeft betrekking op de vraag of het kinderdagverblijf een alge mene of een basisvoorziening moet zijn. Deze vraag is opnieuw aan de orde gesteld. De definitie van mevrouw Zondag van het kinderdagverblijf als algemene voorziening klopt naar mijn mening. De uitspraak van de raad is geweest dat het kinderdagverblijf een algemene voorziening zou moeten zijn. Dat betekent niet dat "dus" elke behoefte zomaar rechtens wordt gehonoreerd, maar wel gehan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 8