22
beleid terdege met deze groep rekening moet houden. Dit betekent onder andere ook dat het project
Mensen zonder werk ook de werkloze getrouwde vrouwen als haar doelgroep moet beschouwen.
PAL staat voor een gezondheidszorg die gericht is op preventie en mondigheid van de patiënt. Dat
betekent: vestiging van meerdere gezondheidscentra; een vestigingsbeleid onder controle van de ge
meenteraad; medezeggenschap voor patiënten en verplegend personeel. In steeds meer publicaties wordt
gewezen op het verband tussen maatschappelijke omstandigheden en gezondheid. De laatste jaren is
het ziekteverzuim enorm toegenomen. Vaak liggen aan dit ziekteverzuim maatschappelijke oorzaken
ten grondslag, zoals woningnood of slechte arbeidsomstandigheden - denk maar aan nachtarbeid - maar
ook in steeds toenemende mate het ontbreken van perspectief. De gezondheidszorg als zodanig zal de
ze maatschappelijke oorzaken niet kunnen wegnemen, maar wel zal zij minder moeten werken vanuit
een strikt medisch model en zich meer moeten richten op preventie, signaleren en een zodanige werk
wijze dat mensen niet afhankelijk worden gemaakt van de medici maar inzicht krijgen in oorzaken van
hun ziek zijn.
Een dergelijke opvatting over gezondheidszorg betekent nogal wat voor de hele organisatie. Be
langrijke beslissingen over de gezondheidszorg worden nu genomen door de medische stand en het par
ticuliere initiatief in de vorm van vrije ondernemingen en stichtingen. Dit leidt tot zeer ongewenste
situaties. Voor huisartsen geldt: hoe meer patiënten, des te hoger de verdiensten. Veel artsen hebben
dan ook te grote praktijken. Dit kan tot gevolg hebben dat er te weinig aandacht aan de patiënten
wordt besteed, zodat de patiënt in een mum van tijd met een recept op de stoep staat. Bovendien heeft
de huisarts door een te grote praktijk domweg te weinig tijd voor geregeld overleg met maatschappe
lijk werk, wijkverpleging en dergelijke of voor oriëntatie op woon- en werkomstandigheden van zijn
of haar patiënten. Tandarts en fysiotherapeut worden gehonoreerd per verrichting, hetgeen ook geen
stimulans is voor een goede behandeling.
Een belangrijke doelstelling van het beleid ten aanzien van de gezondheidszorg, zowel op rijks
maar ook op gemeentelijk niveau, moet volgens ons zijn het terugdringen van deze invloed. Een van
de meest afdoende oplossingen is ten eerste het aanstellen van artsen, tandartsen, fysiotherapeuten en
apothekers in dienst van een gezondheidscentrum en ten tweede een vestigingsbeleid onder controle
van de gemeenteraad in plaats van in handen van beroepsorganisaties.
Wat het eerste betreft ligt er in Leeuwarden het initiatief voor de vestiging van een wijkgezond
heidscentrum in Camminghaburen. Maar helaas, al te lang moeten wij wachten op concrete resultaten.
Wij vinden dat het een beschamende vertoning is geworden. De heren medici van de Leeuwarder Huis
artsen Vereniging hebben zich opgeworpen als verdedigers van de onafhankelijkheid van de gezond
heidszorg. Dit heeft ertoe geleid dat zij de ontwikkeling van dit prijzenswaardige initiatief zeer lang
hebben getraineerd. Vertegenwoordigers van deze belangenvereniging zeggen in de Leeuwarder Cou
rant van 16 juli 1980: "Een arts moet normaal zijn vak kunnen uitoefenen, zonder dat hij daarbij zijn
oor moet laten hangen naar niet-medische instanties. Een arts moet vrij zijn, een afhankelijke positie
is niet goed voor zijn functioneren." Naar mijn smaak staat bij een dergelijke uitlating niet het be
lang van de patiënt centraal, maar het belang van de medische traditie. Wij vinden het zeer juist dat
de wethouder ondanks de tegenwerking van die kant blijft vasthouden aan een dienstverband, maar
wat ons betreft heeft hij zich nog te veel laten ringeloren door deze verdedigers van het vrije onder
nemerschap. Bovendien, één zo'n initiatief is natuurlijk ook niet meer dan een eerste stap. Mijn frac
tie zou willen dat het college met een langere termijn visie komt op de mogelijkheden voor het stich
ten van meer wijkgezondheidscentra en bovendien aangeeft op welke wijze het college denkt in te
spelen op de landelijke ontwikkelingen die plaatsvinden met betrekking tot het vestigingsbeleid.
De samenwerking in de eerste lijn en het terugdringen van de eenzijdige invloed van de medici,
zijn voor ons belangrijke prioriteiten. Maar ook op het gebied van de intramurale gezondheidszorg
zijn veranderingen wenselijk. Binnen de instellingen - en zo ook binnen de Leeuwarder zienkenhui-
zen - werkt het personeel in sterk hiërarchische verhoudingen en heeft zij op beleidsbepalend niveau
nauwelijks invloed. Patiënten hebben helemaal weinig in te brengen. Wij vinden het van belang dat
juist patiënten en verplegend personeel veel meer directe zeggenschap krijgen op bestuursniveau. Wij
verzoeken het college dan ook dringend dit democratiseringsaspect nadrukkelijk aan de orde te stel
len bij de nieuwe bestuurs- en organisatiestructuur van de samenwerkende Leeuwarder ziekenhuizen.
Over het welzijnsbeleid het volgende. Allerlei ontwikkelingen die wij bij de behandeling van
de procedure-verordening al hadden voorspeld, komen helaas uit. Uit verschillende landelijke onder
zoeken blijkt dat er, sedert de decentralisatie een feit is, op punten als planning, deelname aan plan
ning door gebruikers en de coördinatie daarvan niets is veranderd. De welzijnsplanning, die landelijk
vanuit de decentralisatie-gedachte gestart is, met het oorspronkelijk doel om gebruikers van voorzie
ningen meer greep op planning te geven, loopt uit op een slechts voor een zeer kleine groep - pro
fessionele werkers - te overziene rompslomp, die bovendien handenvol geld kost. Uit een enquête die
23
de VNG hield, blijkt namelijk dat in 1980-1981 de gemeenten ongeveer 75 miljoen kwijt zijn aan
de welzijnsplanning. Dit bedrag is nodig om een bedrag van 190 miljoen op grond van de rijksbijdra
geregeling sociaal-culturele activiteiten te verkrijgen. Wim Meijer, als ex-staatssecretaris de grote
motor achter dit hele gedoe, beweert in een interview: "Het probleem van dit moment is dat ik' er
niet zo zeker van ben of we toch niet in de richting van een grootschalige naar een kleinschalige bu
reaucratie gaan. In beide gevallen domineren ambtenaren en deskundigen en blijven burgers, om wie
het gaat, buiten beeld."
De situatie in Leeuwarden lijkt in dezelfde richting te gaan. De concept-deel nota's en de discus
sies hierover op hoorzittingen en in de raadsadviescommissie voor welzijnsaangelegenheden wijzen in
deze richting. Wij concluderen daarbij dat, gezien het feit dat tijdens het inspraakproces besturen
veel te weinig tijd hebben om met hun achterban te overleggen en buurtorganisaties hun plannen in
dit planningsmodel niet kwijt kunnen, gezien het feit dat raadsleden onder tijdsdruk dikke stapels no
ta's erdoor jagen, ook hier de plannenmakerij alleen nog door topambtenaren en enkele professionals
van grote welzijnsinstellingen gevolgd, begrepen en dientengevolge beïnvloed worden. Bij de behan
deling van de uitgangspuntennota ten aanzien van te voeren sociaal-cultureel beleid, binnenkort in
de raad, willen wij onze kritiek verder aan de orde stellen.
Eén ontwikkeling in het denken over welzijnswerk willen wij hier nog wel naar voren halen. Zeer
veel mensen die het boek "Markt van welzijn en geluk" van Hans Achterhuis hebben gelezen, prijzen
hem om zijn scherpe analyse van het welzijnswerk. Maar rechtse en helaas ook sociaal-democratische
politici grijpen iemand met kritische ideeën over het welzijnswerk vaak aan als alibi voor bezuinigin
gen en in dit geval pleidooien voor vrijwilligerswerk. Dat valt in Leeuwarden ook op te maken uit uit
latingen van wethouder De Pree in de afdeiingsvergadering en een interview in de Leeuwarder Cou
rant van zaterdag 6 december 1980 over de invoering van de cao in het peuterwerk. Het recht op be
taalde arbeid van met name vrouwen wordt maar al te snel terzijde geschoven door prietpraat over de
levensvulling door vrijwilligerswerk.
PAL is ook niet onverdeeld enthousiast over alles wat er in het professionele welzijnswerk gebeurt.
Het was ook niet voor niets dat wij, wijksgewijs, de gebruikers van voorzieningen en bevolkingsgroe
pen met bepaalde behoeften een grotere greep wilden geven op de besteding van gelden, zodat dat wat
al bestaat niet bij voorbaat verzekerd is van geld.
De gemeenten hebben maar weinig in de melk te brokkelen wat onderwijs betreft. Wij zitten in
het keurslijf van wetten, landelijke maatregelen en een overigens veel te lage doeluitkering. Als je
dan bovendien ook nog een minister van Onderwijs hebt die een fantasie- en visieloos beleid voert dat
geen enkel antwoord geeft op belangrijke onderwijsvraagstukken, dan heb je als gemeente de ondank
bare taak om voor Pais zijn beleid uit te voeren.
Toch kan de gemeente meer dan alleen maar voor Pais zijn streken opdraaien. De raad zou kunnen
beginnen met ten eerste zelf een duidelijke visie op onderwijs te ontwikkelen, aangeven wat wij in
Leeuwarden belangrijk vinden. Een eigen visie is het beste antwoord op een ontbrekend beleid van de
regering. Gelukkig komt er nu eindelijk een onderwijsbeleidsplan en wij zullen ons er zeker voor hard
maken dat daar meer in komt dan alleen een visie op hoe we beheerstechnische en organisatorische pro
blemen gaan oppakken.
Ten tweede - en dat hangt nauw samen met het eerste - zal de raad ervoor moeten zorgen dat hij
veelmeer dan tot nu toe greep krijgt op het onderwijs. Er moet een onderwijsvisie geformuleerd wor
den vanuit duidelijk maatschappelijke doelstellingen. Naast ouders, leerkrachten en leerlingen heeft
de raad daar een belangrijke functie in. Zoals het nu is, functioneert de onderwijscommissie povertjes,
komt onregelmatig bij elkaar en is de vergadering vaak binnen het uur afgelopen. Fundamentele dis
cussies over doeleinden, afweging van prioriteiten en dergelijke vinden vrijwel nooit plaats. Voor een
deel ligt dit aan de raad zelf, die het vaak wel best vindt, maar het ligt mijns inziens ook aan de func
tie die de wethouder van Onderwijs toekent aan de commissie. Ik ben van mening dat de wethouder zich
erg formeel beroept op de bevoegdheden die in de onderwijswetten aan b. en w. zijn opgedragen.
Ten derde vinden wij dat wij als gemeenteraad niet mogen nalaten krachtig stelling te nemen te
gen het onderwijsbeleid dat landelijk op dit moment wordt gevoerd: door geen steek in de onderwijs
begroting te laten vallen - Pais mag immers niet de indruk krijgen dat er nog wel wat te halen valt -,
maar ook door een voortdurende stroom van protesten naar Den Haag te laten gaan.
We willen ook iets zeggen over de universitaire vestiging in Leeuwarden. B. en w. hebben inder
tijd hard gestreden om de subfaculteit van de grond te laten komen. Momenteel staat het SHF volop in
de belangstelling. De evaluatierapporten geven geen gunstig beeld en een aantal afstudeerscripties
worden door de landelijke pers slecht ontvangen. PAL vindt het echter bedenkelijk een opleiding te
beoordelen op grond van een paar afstudeerscripties. Wel van belang zijn de knelpunten die naar vo
ren komen in de evaluatierapporten. Zien b. en w. mogelijkheden om als gemeente de voortgang van
het SHF gunstig te beïnvloeden en de universitaire uitbreiding te garanderen?