28
hebben, zelfs zoveel zekerheid dat ik wil verzuchten: zoveel te weten maakt ook niet gelukkig! Na
het verschijnen van de Miljoenennota 1981 concludeerde de VNG en ik citeer:
"Met de voorgenomen bezuinigingen en ombuigingen treft de regering de gemeenten te zwaar en te
snel. Te zwaar, omdat aan de gemeenten een grotere beperking wordt opgelegd dan aan de rijksbegro
ting. Te snel, omdat het uitvoeringsgerichte takenpakket van de gemeenten op kortere termijn nauwe
lijks is te bezuinigen."
Deze conclusie onderschrijven wij volledig! Het blijkt namelijk dat de gemeenten op drie manieren
worden gepakt:
1door het structureel verminderen van de uitkeringen uit het Gemeentefonds, een teruggang in accres
percentage van 2,35 naar per saldo rond 1%;
2. kortingen op de specifieke uitkeringen voor onderwijs en politie;
3. door de ombuigingen op het terrein van de sociale zekerheid, waardoor de beheerskosten van de
sociale diensten belangrijk stijgen.
Het thans voorliggende beleidsplan voor de jaren 1981-1985 laat gedeeltelijk zien wat de gevolgen
van een en ander zullen zijn. En als de voortekenen niet bedriegen, zal het financiële perspectief
voor de gemeenten nog verder verslechteren.
Voordat wij ons uitspreken over het financiële beleid zoals dit is neergelegd, eerst een opmerking
vooraf. Nadat dit ontwerp-beleidsplan door het college werd vastgelegd, zijn er een aantal nieuwe
financiële gegevens bekend geworden. Het tekort op de onderwijsuitkering, de korting op de politie-
uitkering en een mogelijke strop bij de grondaankopen voor de universitaire vestiging. Beoordeling van
het beleid wordt hierdoor ernstig bemoeilijkt. Wij zullen het met het voorliggende moeten doen, maar
het is ons inziens van het grootste belang dat zo spoedig mogelijk zicht wordt verschaft op de actuele
financiële situatie.
Uit het beleidsplan blijkt dat het college werd geconfronteerd met een stortvloed van wensen, die
echter bij lange na niet kunnen worden gedekt door de financiële middelen. Door interne snoei-opera-
ties heeft het college niet alleen tekorten weten te voorkomen, maar zelfs batige begrotingssaldi we
ten te bereiken! Het gaat daarbij niet om geringe bedragen: het komende begrotingsjaar bij voorbeeld
een batig begrotingssaldo van maar liefst 2,8 miljoen en voor 1982 een batig saldo van 2 miljoen.On
ze eerste reactie was dat het college bij het terugsnoeien van tekorten iets - nou ja, iets - was
doorgeschoten. Maar dan blijkt dat de batige begrotingssaldi worden bestemd voor extra afschrijving
op investeringen. Hiermee wordt dan extra budgetruimte in volgende jaren geschapen. Waarvoor? Om
daar weer extra afschrijving op investeringen mee te kunnen doen?
Door een temporisering van het uitgavenbeleid, in concreto een vooruitschuiven van uitgaven,
kan in de nabije toekomst een golf van nieuwe activiteiten ontstaan. Door een verdere verslechtering
van de financiële positie kan dit de komende jaren tot een nog moeilijker situatie leiden. Tegen deze
achtergrond is het voor ons onbegrijpelijk dat de beschikbare financiële middelen worden aangewend
voor extra afschrijving op investeringen. Akkoord, er wordt wat extra ruimte geschapen voor de vol
gende jaren, maar daarvoor wordt eerst wel een veelvoud aan ruimte ingeleverd! En de prioriteitskeuze
voor extra afschrijving op investeringen en dus tegen nieuwe activiteiten wijzen wij af.
Immers, om deze extra afschrijvingen mogelijk te maken, moest fors gesneden in het wensenpak
ket. Daarbij is gekozen voor snijden in het gemeentelijk apparaat boven uitgaven gericht op het ge
meentelijk voorzieningenniveau. Op het eerste gezicht lijkt dat een redelijke keuze, zeker naar de
burgers toe, hun voorzieningenniveau wordt namelijk niet direct aangetast. Wij pleiten niet voor een
ongebreidelde uitbreiding van het gemeentelijk apparaat. Gezien echter de ontwikkelingen - wij den
ken daarbij vooral aan de gevolgen van decentralisatie op het terrein van welzijn - en de autonome
groei van het takenpakket van de gemeente, moeten wij concluderen dat een personeelsuitbreiding van
gemiddeld 1 per jaar onvoldoende is. Wij voorzien een overbelasting bij onze ambtenaren. Bovendien
spelen er grote problemen bij de huisvesting van het gemeentelijk personeel. Voor een aantal diensten
is de situatie zelfs ronduit nijpend. Om dan uitgerekend deze uitgaven fors te besnoeien, achten wij
onverantwoord. Wat wordt voorgesteld, zien wij enerzijds als een taakverzwaring van de Leeuwarder
ambtenaren, anderzijds als hun weinig uitzicht geven op betere huisvesting. Dubbel inleveren! Deze
prioriteitskeuze van het college wijzen wij dan ook met klem af.
Eerder heb ik mijn vrees geuit over een nog verdere verslechtering van de financiële situatie voor
de gemeenten in het algemeen en Leeuwarden in het bijzonder. De ontwikkelingen die van buitenaf
komen, zijn moeilijk te keren. Maar om in de toekomst toch nieuwe zaken te kunnen blijven aanpak
ken, moeten wij eerst kritisch naar eigen takenpakket kijken. Herwaardering en kritische doorlichting
daarvan vindt D'66 dan ook van groot belang. En juist dit heeft voor ons prioriteit! Eigenlijk hadden
we daaraan al veel eerder moeten beginnen. Nu worden wij er door de verslechterende financiële si
tuatie door gedwongen. En D'66 pleit voor een fundamentele aanpak van de doorlichting van de be
29
staande uitgaven. Daarbij zal volgens ons de ingang niet een financieel-technische, maar een poli
tieke moeten zijn. Politieke herwaardering van het bestaande takenpakket. En hiertegen steekt de
door het college voorgestelde "procentuele verlaging over de gehele linie van de onderhoudsuitgaven
van de gemeentelijke diensten" wel erg schriel af. Ervaringen hebben namelijk elders geleerd dat de
ze quasi-bezuinigingen leiden tot niets. Mocht het college niet door onze argumenten zijn overtuigd,
dan adviseren wij eens het oor te luisteren te leggen bij gemeenten die hiermee al enige ervaring
hebben opgedaan, bij voorbeeld Groningen, Arnhem en Assen.
Een door de politiek gedragen doorlichting en herwaardering van de bestaande uitgaven legt ook
beslag op de ambtelijke capaciteit, maar zou, mits goed uitgevoerd, een politieke heroverweging van
het bestaand beleid betekenen en tot een aanzienlijke verbetering van de financiële situatie kunnen
leiden. En dat is voor de burgers van Leeuwarden pure winst!
De heer Van den Eist: Even iets vooraf. Ik wil toch wel proberen de mij door de heer Bijkersma aan
gezegde bijles te ontlopen. Ik ben dan ook bereid met hem en in volle bepakking een aantal ronden om
de Wilhelminaboom te rennen. (De Voorzitter: Nu direct?) (Gelach)
De gemeente is voor haar inkomsten aangewezen op drie bronnen, te weten:
- heffingen, retributies en eigen belastingen;
- algemene uitkeringen uit het Gemeentefonds;
- specifieke uitkeringen van het rijk.
Hoewel een niet onaanzienlijk deel van de discussies in raden en commissies wordt besteed aan de eer
ste bron - daarover kunnen wij zelf, tot op zekere hoogte, beslissen -, zijn de laatste bronnen voor
de gemeente het belangrijkste. Over de uitkeringen uit het Gemeentefonds kan ik kort zijn na wat
de heer Geerts daarover gezegd heeft.
Nadat de vorige staatssecretaris de noodzakelijke en door de VNG jarenlang bepleite structure
le verbeteringen had aangebracht door de wijziging van verdelingsmaatstaven en een aantal verfijnin
gen, heeft de huidige staatssecretaris gemeend de factor sociale zorg als "verfijning" in te moeten bou
wen. Deze verfijning komt in ieder geval wat de gevolgen betreft ongeveer overeen met het schillen
van aardappels met een maaimachine, althans wat de uitkomst betreft. Kosten van deze verfijning voor
Leeuwarden: 1 miljoen gulden in 1985.
Het grootste deel der gemeentelijke inkomsten (pl.m. 55%) is afkomstig uit de specifieke uitkerin
gen. Kenmerken voor deze uitkeringen: bevestiging van het centrale gezag en veelal aanwezige be
stedingsplicht.
Het zou te ver gaan alle 532 soorten uitkeringen verspreid over 295 rijksbegrotingsartikelen op te
sommen. In verband met het belang van deze uitkeringen voor de gemeentelijke huishouding en in ver
band met de invloed op bij voorbeeld de gemeentelijke besluitvorming ten aanzien van middelenverde
ling en prioriteitenstelling, teken ik het volgende aan.
Een aantal van de zogenaamde doeluitkeringen - politie, bijstand, onderwijs - zijn politiek en be
stuurlijk weinig omstreden. Zij het dat het structureel te lage niveau bij bij voorbeeld onderwijs wel erg
zwaar op eigen inkomstenbronnen leunt. Becijferd kan worden dat - het is maar een voorbeeld - ruim
een-derde van de opbrengst van de onroerend-goedbelasting voor de financiering van de onderwijste-
korten moet worden gebruikt. Ook de uitkering politie duikt nu, althans zo lijkt het, structureel onder
het niveau van de kosten die gemoeid zijn met handhaving van de door de minister toegestane sterkte.
Van de overige specifieke uitkeringen en bijdrageregelingen loont het de moeite even stil te staan
bij de toko van mevrouw Gardeniers. In haar assortiment zitten, volgens een inventarisatie van de Raad
voor de Gemeentefinanciën, 131 uitkeringen. Voor het merendeel gebaseerd op aparte regelingen,
randvoorwaarden, criteria, omschrijving van doelgroepen, bestedingsvoorwaarden, etc. Provincies, ge
meenten en instellingen zijn haar klanten. De omzet in deze bemoeigoederen "-sfeer bedraagt ruim 6
miljard. Overname van de marketing en verkoopmethoden van deze grootgrutter zou in de particuliere
sector binnen een week tot surséance van betaling leiden. Vanuit het oogpunt van gemeentelijke auto
nomie en het streven naar decentralisatie is het bestaan van deze warwinkel aan regelingen en uitke
ringen ons een gruwel. Een forse opschoning, gepaard met overheveling naar het Gemeentefonds, zou
naast een vergroting van de bestedingsvrijheid tevens kunnen leiden tot een betere verdeling van de
schaarser wordende middelen en een daadwerkelijke start kunnen zijn voor feitelijke decentralisatie.
Terzijde zij opgemerkt - Ned. Staatscourant 26-11-1980 nr. 230, pag. 2 - dat de specifieke uit
keringen 24 miljard en de Gemeentefondsuitkeringen 14 miljard (in 1980) bedroegen.
Ondanks de fraaie volzinnen in de decentralisatienota die de heer Wiegel zojuist aan het parle
ment heeft aangeboden, durf ik wel te stellen dat eerst bij een etagegewijze verhuur van de CRM-to-
rens in Rijswijk voor jongerenhuisvesting of gebruik door derden het geloof in daadwerkelijke decentra
lisatie zal kunnen ontstaan.