32 ten behoeve van Eindhoven gewerkt aan een systeem dat op elk moment een goed inzicht geeft in het verwervings-, uitgifte- en beheersbestand van het Grondbedrijf. Het systeem is operationeel en draait in Eindhoven 1 jaar. Rotterdam heeft besloten het ook te gaan invoeren. Ik neem aan dat wij in de Commissie voor het Grondbedrijf in de eerste helft van het volgend jaar hierover kunnen spreken. Alvorens af te ronden nog een paar opmerkingen. In het begin van mijn betoog heb ik de geringe marges van de gemeente ten aanzien van vergroten van inkomsten aangeduid en gewezen op de lasten druk die wij onze inwoners kunnen opleggen. Een dezer dagen werd bekend welke invloed, in termen van besteedbaar inkomen, de gasprijsverhoging per 1-1-1981 op ook onze inwoners heeft. Inkomens tot 18.000,krijgen een lastenverzwaring van ongeveer 125,per jaar te verwerken. Dit komt over een met een (fictieve) verhoging van de onroerend-goedbelasting in Leeuwarden met pl.m. 30%-50%. In de afdeling is ook gesproken over een mogelijke vermindering van de risicoreserve. Daarbij te ken ik aan, met het college, dat dit bespreekbaar is. Echter, bedacht dient te worden dat de bijdrage aan de algemene middelen door middel van rentebijschrijving overeenkomt met een verhoging van de gemeentelijke belastingen met circa 10%. Afsluitend zou ik willen stellen: het beeld is somber, wij dienen echter te waken voor overdrij ving. Ten aanzien van de ambtelijke medewerking en bijstand, zoals besproken bij de behandeling van de rapportage van de Commissie Een goede raad, merk ik op dat in ieder geval de medewerkers van Fi nanciën en Belastingen en EBO al jaren in bedoelde zin werken. Wat betreft het totale beeld bij het voorliggende beleidsplan en begrotingen zou ik tegen het col lege willen zeggen: "It koe minder." De heer Pruiksma: Mijn fractie hecht eraan bij de behandeling van de begroting 1981 in de finan ciële beschouwingen aandacht te schenken aan zaken die ofwel van rechtstreeks financiële aard zijn ofwel duidelijk financiële implicaties in zich dragen. Beide soort zaken immers bepalen en beperken onze beleidsruimte nu en in de toekomst. Daartoe eerst een paar algemene opmerkingen. Het college heeft ons voor 1981 een sluitende begroting aangeboden. Een ieder die zich over de cijfers heeft gebogen weet welke problemen er dit jaar waren te overwinnen en weet ook dat die pro blemen van bepaald grotere omvang waren dan wij gewend zijn sinds wij afscheid hebben kunnen nemen van de sanering uit de artikel-12-periodeBij het oplossen van die problemen - de miljoenenopera tie van afgelopen zomer - moest in hoofd- en bijzaken een keus worden gemaakt. Het college heeft gekozen - bewust - voor het beperken van nieuwe activiteiten en het temporiseren van bestaande, in plaats van verhoging in structurele zin van de druk van belastingen en retributies. Dat uitgangspunt hëeft de volledige instemming van mijn fractie. De overwegingen van het college en de daarbij gehanteerde criteria zijn in de stukken uitvoerig beschreven; ik zal ze daarom hier niet herhalen. In dit verband merken wij echter wel op dat mijn frac tie het niet eens is met het mogelijke verwijt dat het op evenredige wijze snoeien in de uitgaven een ontbreken van politieke keuze zou betekenen. Ook de wijze waarop moet worden bezuinigd, draagt immers de keus reeds in zich. Slechts de luxe van het niet hoeven bezuinigen geeft een stadsbestuur de gelegenheid een keus achterwege te laten en aldus een groot stuk politiek onder de tafel te frommelen. Van dat laatste kan dit college naar onze mening bepaald niet worden beschuldigd. Het betekent ove rigens niet dat een ieder van ons tot in detail dezelfde keuzen zou hebben gemaakt; het betekent naar onze mening wel dat in de grote lijnen het financieel evenwicht bewaard is gebleven. Het compliment daarvoor heeft mijn fractievoorzitter u reeds gegeven. Ik zou daaraan toe willen voegen: iets willen is iets anders dan geroepen zijn iets, hoe gewild ook, inderdaad ook hard te maken. Dat laatste valt na melijk zwaar tegen als de bomen niet meer tot in de hemel blijken te groeien. Op het punt van de financiële verhouding tussen rijk en gemeente is principieel niets veranderd, zodat wij onze opmerkingen daarover bij vorige begrotingsbehandelingen niet zullen herhalen. Wel is het in de gegeven situatie zo dat de befaamde juli-circulaire en de onderwijscirculaire, die ons in sep tember bereikte, weinig reden tot optimisme voor de toekomst geven. Verlaging van de algemene uit kering uit het Gemeentefonds en een korting van ongeveer 400.000,op de onderwijsuitkering zijn nu eenmaal geen zaken die het sluitend maken van een begroting vereenvoudigen. Binnen het raam van het mogelijke heeft het college naar ons gevoel al het mogelijke gedaan om de schade beperkt te hou den. Met de manier waarop zijn wij het eens. De verwachtingen van dit moment brengen echter wel met zich mee dat het mes van de bezuini gingen waarschijnlijk volgend jaar nog dieper zal snijden, ongeacht de landelijk-politieke situatie van dat moment, want wij leven in Nederland nu eenmaal niet op een eiland waar conjuncturele in vloeden van buitenaf tot de onmogelijkheden behoren. Mijn fractie stelt er prijs op nu al te verklaren dat de hoofdmoot van eventueel dan noodzakelijke bezuinigingen naar onze mening niet nog meer be hoort te worden gezocht in de sector personeel. Er is een kritische grens aan het uithoudingsvermogen 33 van de bezetting van het ambtelijk apparaat, ook zonder dat wij ons als raad zouden willen uitleven in het vragen van nota's en rapporten op allerlei beleidsterreinen. Gelet op onze zojuist uitgesproken voorkeur zal onze fractie zich op dit punt tot het uiterste beperken. Naar onze mening dient voor de toekomst te worden gewaakt voor een al te autonome uitzetting van de uitgaven in de subsidiesector, niet in de laatste plaats omdat in de sfeer van de overheidsfinan ciën en de overdrachtsuitgaven nieuwe uitgaven sneller en heviger aan uitzetting onderhevig blijken te zijn dan reeds lang bestaande. De heer Van den Eist heeft daar zojuist ook op gewezen. Wij zijn ons ervan bewust dat dit deels een waardeoordeel inhoudt en zal inhouden. In dit verband moet ik nog wel opmerken dat mijn fractie nog steeds in blijde verwachting is van de reeds lang toegezegde subsidieverordening. Gelet op het reeds verrichte voorwerk moet het naar on ze mening niet zo'n grote toer zijn op afzienbare termijn deze verordening aan de raad ter vaststelling voor te leggen. Het is verleidelijk nu te filosoferen over mogelijkheden om dreigende gaten in de begroting van 1982 te dichten. In de vragen en antwoorden met betrekking tot het beleidsplan 1981-1985 zijn ze vrij wel allemaal aan de orde geweest, een enkele niet. Mijn fractie wil het volgende opmerken. De even tueel aanwezige neiging om eenmalig de hoogte van de risicoreserve van de algemene dienst aan te passen in die zin dat verlaging plaatsvindt naar het door sommige theoretici verdedigde niveau van 5.000.000,uitgaande van een inwonertal van 85.000 - is aantrekkelijk vanwege zijn eenvoud, maar dient naar onze mening krachtig te worcfen onderdruktHet huidigeniveau van circa 17.000.000, is weliswaar niet te becijferen volgens een door alle deskundigen aanvaarde formule, maar vormt een degelijke buffer die de gemeente kan vrijwaren van financiële calamiteiten, waarop wij anders wel licht het antwoord schuldig zouden moeten blijven. Of, zoals Brüll het in zijn proefschrift uitdrukt: het beleid van een goed koopman wordt naast eenvoud gekenmerkt door voorzichtigheid en realiteitszin. Van beide behoort het college voldoende in huis te hebben. Bovendien zou verlaging van de risicore serve een alternatieve financiering van een deel van de routine-investeringen vragen, omdat verlaging tot zeg 5.000.000,-- een verlaging van de rentepost aan de inkomstenkant zou kunnen betekenen van ongeveer 1 .100.000, als je uitgaat van een rentestand van 9%. Tegenover eenmaal potverteren staat dan een structurele verlaging van inkomsten. Wij staan voortzetting van het huidige beleid voor. Het college deelt mee af te zien van structurele verhoging van belasting in de vorm van de onroe rend-goedbelasting. Ik heb al gezegd dat wij het daarmee eens zijn, maar de eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat die mededeling op onderdelen meer klinkt dan het is. Wij zitten immers voor het deel van de zakelijk gerechtigden allang aan het plafond, hetgeen betekent dat, ook al zouden wij willen, de onroerend-goedbelasting op dat punt gewoon niet meer verhoogd kan worden, omdat wij die ruim te in het verleden al hebben gebruikt. Wij roepen, overigens zonder leedvermaak, in herinnering wat namens mijn fractie vorig jaar bij de begrotingsbehandeling daarover is opgemerkt. Ook voor de toekomst ziet mijn fractie geen heil in een onevenredige verhoging van de onroerend- goedbelasting, die zich dan uitsluitend nog zou kunnen richten op de gebruikers van woningen. Wij zijn al geen goedkope gemeente op dit punt, een verder gaande verhoging van belasting op gebruik van onroerend goed zou het woonklimaat van onze gemeente in concurrerende zin alleen nog maar negatief bei'nvloeden. Dit betekent overigens wel dat bij een voortgaande verlaging van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds de financiële ruimte in volgende jaren alsmaar kleiner wordt, omdat de maxi maal te heffen onroerend-goedbelasting is gebonden aan een percentage van die algemene uitkering. Om die reden verzoeken wij het college de aarzelende houding bij het aanhaken van nieuwe activi teiten op grond van tijdelijke rijksregelingen aan reeds bestaande gemeentelijke taken, te continue ren. Nu een kwartje vangen om over drie jaar te ontdekken dat je een tientje bent kwijtgeraakt, past onze smalle beurs op dit moment bepaald niet. De wijze waarop in gemeentelijk verband de onroerend-goedbelasting wordt geheven, is strikt ge nomen nog steeds niet om over naar huis te schrijven. De manier waarop de hertaxaties zijn uitgevoerd, heeft in sommige gevallen tot gerechtvaardigde irritaties aanleiding gegeven. Voor de behandeling van de naar aanleiding daarvan ingediende bezwaarschriften geldt hetzelfde. Op het fenomeen belasting heffing zijn wij kennelijk nog steeds niet helemaal ingeschoten, over de theorieën met betrekking tot heffing en inning van belasting zullen wij het niet hebben. Wel zou mijn fractie er ernstig bezwaar te gen hebben, indien een terecht boze belastingplichtige burger zou worden gekalmeerd met een dan plotseling spontaan aangeboden ambtshalve verlaging van de aanslag met 10% of zelfs 20%. De hui dige wijze van afdoening van bezwaarschriften maakt een dergelijke situatie niet onmogelijk. De rechtsongelijkheid ligt dan voor het opscheppen. De wethouder van Financiën zal het mij ongetwijfeld vergeven dat ik hierover op deze plaats niet verder dan nodig is uitweid. Over de inning van de onroerend-goedbelasting merken wij op dat het wegwerken van achterstan den in de aanslagregeling onroerend-goedbelasting via het binnen drie maanden opleggen van meerde-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 17