Bfi *4 ij ten aan het verlengd locaal bestuur en dat niet moeten afbreken, hoe men er politiek ook over denkt. Het verlengd locaal bestuur zullen wij zo democratisch mogelijk moeten opbouwen, en dat kan! In Friesland zijn wij daar duidelijk mee bezig. Het is niet om onszelf op de borst te slaan, maar er zijn talrijke andere plaatsen in Nederland waar deze dingen veel slechter lopen dan hier. Men is soms ook jaloers op ons als men ziet hoe ver wij al met het verlengd locaal bestuur zijn. Wij zullen er ook aan moeten meewerken dat wij, zoals ik in de regioraadsvergadering van 9 december 1980 heb gezegd, al die facetten in één bestuur bij elkaar brengen. Als wij doorgaan met de versnippering die er op dit ogenblik bestaat - het is nu eenmaal zo dat veel mensen het leuk vinden om de eigen "winkeltjes" in stand te houden - en als wij daar met elkaar niet doorheen kunnen, willen of durven komen, dan zijn wij zelf bezig het verlengd locaal bestuur weliswaar ogenschijnlijk in tact te laten, maar de facto af te breken De heer Geerts heeft enige twijfel over de suburbane vertegenwoordiging in ons regiobestuur. Ik ben daar iets optimistischer over dan hij. Hij stelde dat Leeuwarden wel de lasten mag dragen maar dat men onze gemeente nauwelijks het voordeel gunt. Ik kan daarop het volgende zeggen. Men moet na tuurlijk wel wat op elkaar ingespeeld raken, maar als men een en ander eens vergelijkt met de situatie van zo'n zes of zeven jaar geleden, dan zien degenen die de hele ontwikkeling hebben meegemaakt en de ogen openhouden dat er iets in beweging is. Wij hebben al diverse nota's ais gemeenten met el kaar kunnen uitbrengen. Nog onlangs is een nota verschenen in verband met het voorontwerp-Streek plan Friesland. Verder is zeer recent in regioverband een nota over het ISP opgesteld, die naar provin ciale staten wordt gestuurd. Wij zullen deze nota voor de raad ter inzage leggen. U kunt daaruit zien dat ook de suburbane vertegenwoordigers, die zo nu en dan in deze zaal bijeenkomen, echt de moed hebben om zich daar, waar nodig, te stellen achter datgene wat noodzakelijk is voor de gemeente die niet alleen in Noord-Friesland maar in heel Friesland als centrumgemeente wordt aangemerkt. Ik geef toe dat dit moeilijker is bij de suburbane bestuurders die niet regelmatig aan het regiowerk meedoen. Men zit niet op één lijn. Wat dit punt betreft zou het een goede zaak zijn als alle raadsleden van de twaalf gemeenten van de regio regelmatig effectief aan het regiowerk konden meedoen. Ik kan u aan bevelen om de stukken van de regio niet zonder meer om te slaan, maar ze door te nemen en er aan dacht aan te schenken en eventueel waar nodig in deze zaal aan de orde te stellen. Ik besef veel tijd van u te hebben gevraagd voor deze reactie op de vele opmerkingen die van de zijde van de raad zijn gemaakt. De heer Ten Brug(weth.): Allereerst zeg ik de voorzitter hartelijk dank voor de introductie die hij mij halverwege zijn betoog heeft willen geven. Dat is altijd gemakkelijk en ik heb daardoor het idee dat mijn sombere opmerkingen in het college toch beter worden verstaan dan ik soms vrees. Het valt mij niet gemakkelijk om een samenhangend geheel te geven als antwoord op de opmer kingen vanuit de raad; het is nog moeilijker dan anders. Daarvoor zijn twee redenen te geven. Cen traal staat zowel in de algemene beschouwingen als in de financiële beschouwingen de moeilijke finan ciële positie van de gemeente zoals die tot uitdrukking komt in het beleidsplan 1981-1985 en zoals men die voor de toekomst vreest. Aan de andere kant zijn over deze financiële positie enkele opmer kingen gemaakt, waarop ik weinig geneigd ben in te gaan, omdat ik het met het overgrote deel van die opmerkingen eens ben. Toch reageren op die opmerkingen is voor mij al moeilijk genoeg: ik rea geer liever op opmerkingen waarmee ik het niet eens ben dan op opmerkingen waarmee ik het wel eens ben. Ik zal vanavond deze handicap evenwel nemen. Zoals de raad ook heeft begrepen, het is duidelijk dat wij dit keer een heel moeilijke operatie hebben moeten verrichten om met dit beleidsplan bij de raad te komen. Ik kan u zeggen dat het even moeilijk en in feite nog moeilijker is geweest dan zes jaar geleden, toen wij moesten proberen uit de artikel 12-situatie te komen. Wij hadden destijds toch wel de hoop dat het een korte donkere tunnel zou zijn. De insiders weten dat hoop al het leed verzacht en dat hoop doet leven. Ik heb daarentegen nu de indruk dat in aansluiting op het slot van het verhaal van de heer Van den Eist - "it koe minder" - veeleer moet worden gezegd: "het wordt minder". Het probleem waarvoor wij op dit ogenblik staan, is niet alleen een Leeuwarder probleem. Het is duidelijk dat alle gemeenten in grote financiële perikelen komen ten gevolge van de totale situatie waarin ons land verkeert en eveneens ten gevolge van de wijze waarop het rijk ook naar mijn mening vrij rücksichtlos en zonder overleg met de gemeentebesturen - overleg over vooral de gevolgen voor de gemeenten van het rijksbeleid - maatregelen neemt. Mevrouw De Jong heeft de opmerking gemaakt dat de gemeenten driedubbel worden gepakt. Dat staat ook in de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ik meen dat wij deze uitspraak wel als kop boven de situatie kunnen schrijven. Dan zijn wij er uiteraard nog niet. De heer Geerts heeft enkele punten genoemd, waardoor de vraag kan worden gesteld of het fundament, waarop is gebouwd, wel zo hecht is. Dat fundament is ze ker niet hecht. Wij hebben dat in onze aanbiedingsbrief ook wel duidelijk gezegd. Er zijn problemen en er komen nog meer. Wij zullen nog meer het mes in onze uitgaven moeten zetten dan tot dusver is gebeurd. Deze veronderstelling uitten wij in de aanbiedingsbrief op grond van de gegevens die wij toen kenden. Het waren in feite gegevens die wij nog net hebben kunnen meenemen - het voorwerk was ui teraard al veel eerder gedaan -, zoals de juli-circulaire over de uitkeringen in het kader van het on derwijs. Deze circulaire kwam pas in september en de uitkeringen waren voordien niet bekend. Ook hadden wij nog geen zicht op wat ons op de departementale begrotingen te wachten stond. Dat laatste ount is nog niet helemaal helder, hoewel langzamerhand wel duidelijk blijkt dat de wolken ook wat dat betreft behoorlijk zwart zijn. Mevrouw Van der Werf maakte in dat verband de opmerking dat haar fractie twee jaar geleden al heeft gevraagd naar de gevolgen van Bestek'81Op dit moment kennen wij die gevolgen en het col lege had ondertussen dan wel voorbereidende maatregelen kunnen nemen, zegt zij vervolgens. Als het zo wordt gesteld, kan men natuurlijk altijd gelijk krijgen. Overigens is mevrouw Van der Werf het he lemaal niet eens met de voorbereidende maatregelen die het college genomen heeft en zegt eigenlijk dat het college geen maatregelen had moeten nemen. Ik heb echter al een paar keer gesteld - dat was ook de kritiek op het rijksbeleid - dat het twee jaar geleden voor de gemeenten niet duidelijk was waarop het rijksbeleid en de voortzetting van dat beleid voor de gemeenten zou uitdraaien. Wij ken nen de gevolgen nog maar zeer kort. Dat is ook mijn bezwaar, namelijk het gebrek aan overleg. Wij hebben eigenlijk nog niet concreet in de vingers hoe de situatie zich verder zal ontwikkelen, al heb ben wij daarvoor zo langzamerhand wel enige aanwijzingen. In zal daar straks op terugkomen. De heer Miedema heeft gezegd dat het college terecht is uitgegaan van een sluitende begroting en een sluitend beleidsplan. Mevrouw Van der Werf benadert het van de andere kant en vraagt zich af waarom men er zo voor moet oppassen dat de begroting niet wordt overschreden. Ik denk dat zij het anders bedoelt, het is immers helemaal niet onmogelijk dat wij later bij het opmaken van de rekening moeten constateren dat de begroting is overschreden, met name in de moeilijke situatie waarin wij zit ten. Mevrouw Van der Werf wil ervan uitgaan dat wij een niet-sluitende begroting hebben. Ten eerste is het een uitgangspunt van het collegeprogram dat wij met een structureel sluitende begroting moeten komen. Ten tweede krijgen wij, als wij niet met een structureel sluitende begroting komen, geen goed keuring voor de begroting. Alle aardige dingen die men zou kunnen bedenken om in een niet-sluiten- de begroting te verwerken, zullen niet de goedkeuring verkrijgen die vereist is om daaraan uitvoering te geven. Wij kunnen geen andere kant uit dan de kant van een structureel sluitende begroting. Ik neem ook niet aan dat een andere weg verantwoord is. De heer Miedema en naar ik meen ook de heer Pruiksma hebben erop gewezen dat, wanneer de uit keringen uit het Gemeentefonds omlaag gaan, de limieten van de onroerend-goedbelasting ook zakken, omdat deze limieten aan de uitkeringen uit het Gemeentefonds zijn gekoppeld. Dat is waar. Ik denk dat men dit relatief moet benaderen: men krijgt "minder meer". Bij de uitkeringen van het Gemeente fonds wordt natuurlijk altijd rekening gehouden met de stijging van salarissen. Daar wordt een gemeen te niets beter van, maar die moet die stijging wel betalen. Op dat niveau worden de limieten van de on roerend-goedbelasting aan de Gemeentefondsuitkeringen gekoppeld. Dat een en ander voor de limieten consequenties heeft, is zonder meer waar. De heer Bijkersma heeft niet veel opmerkingen over de begroting gemaakt. Ik moet echter wel op de opmerking van de heer Bijkersma reageren waarbij hij zei: "U zegt dat u thans - ik herhaal: thans - een verdere lastenverzwaring niet het juiste middel vindt, vooral omdat de nu aanwezige vrije belas tingcapaciteit volstrekt onvoldoende is." Tweemaal legt hij de nadruk op het woordje "thans". Dat woordje zou kunnen inhouden dat wij nu, op voorhand, van plan zouden zijn om straks wel met een belastingverhoging te komen; overigens zou de raad daaraan moeten meewerken. Het woordje "thans" moet echter niet op deze wijze worden gelezen. De keuze is zeker wel gegrond op principiële mo tieven en niet op het ontbreken van andere mogelijkheden, zoals de heer Bijkersma zegt. Wij hebben in het beleidsplan een aantal uitgangspunten genoemd en aan de hand van die uitgangspunten hebben wij de prioriteiten vastgesteld. Daarna hebben wij gekeken hoe een en ander sluitend kan worden ge maakt. Vervolgens heeft de heer Bijkersma nog enkele opmerkingen gemaakt over wat ik noem de "aanbod zijde" van de begroting, de opbrengsten van de bedrijven, met name de NV Frigas en het Gemeente lijk ElectriciteitsbedrijfHij zegt dan: "Aantasting, op grond van het feit dat men de uitkeringen aan de gemeenten wil handhaven of vergroten door reserves te verminderen, is een onjuiste benadering." Daarover zal het ook niet gaan. De heer Pruiksma heeft gevraagd of niet eens met Frigas moet worden gesproken over de vraag of het wel zo noodzakelijk is om de maxima van de reserves zo spoedig en in het huidige tempo te halen. Het college heeft al een tijd geleden aan Frigas de mededeling gedaan dat het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 23