2Q SS
In het verhaal van de heer Bijkersma viel op enkele punten ook een inconsequent redeneren te
ontdekken. Hij zei op een gegeven ogenblik dat het een goede zaak was dat het college besloten
heeft om de onroerend-goedbelasting niet omhoog te brengen, omdat de inwoners van onze stad al
zwaar genoeg worden gepakt. Even later zei hij over de reinigingsrechten dat wij die nu niet kunnen
verhogen en dat dit regelrecht in strijd is met het belang van de gemeente. Nu moeten die reinigings
rechten door dezelfde mensen worden opgebracht. Ik kon het een moeilijk met het ander rijmen.
Een andere inconsequentie van de heer Bijkersma, maar dan meer een inconsequentie tussen de
locaal opererende VVD en de landelijk opererende VVD, was de volgende. Hij zei dat wij zwakkeren
hebben en dat wij de subsidiestromen, die wij nu hebben, op de zwakkeren moeten richten tot de zwak
keren geen zwakkeren meer zijn en dat wij dan kunnen ophouden met deze subsidiestromen. Hij moti
veert dit door te verwijzen naar de sociaal-economische situatie waarin Nederland zich bevindt. Ik
weet niet of hij de discussie kent over de manier waarop moet worden omgegaan met zwakke bedrijven.
Vanuit de PvdA en ook vanuit de vakbond wordt vaak gezegd dat wij de subsidiestromen op dergelijke
bedrijven moeten richten. De VVD zegt daarentegen dat men het rendement van het totale bedrijfsle
ven zodanig moet maken dat de zaak weer omhoog komt. Het standpunt dat de heer Bijkersma zonet
innam en het standpunt dat de VVD landelijk inneemt, zijn met elkaar in strijd.
Vervolgens het gezondheidscentrum in Camminghaburen. Wij hebben in eerste instantie vrij uit
gebreid uitgelegd waarom wij vinden dat zo'n centrum een goede zaak is. Ik wijs op onder andere de
bredere behandeling die patiënten kunnen krijgen. Mevrouw Van der Werf is hierop overigens op uit
gebreider wijze ingegaan. De heer Bijkersma noemt het een prestige-object. Mijn enige vraag is dan:
Wiens prestige? Ik dacht niet dat wij het gezondheidscentrum ooit als prestige-object hebben gebracht.
Wij hebben gewoon gezegd dat zo'n centrum een goed iets is in het kader van de volksgezondheid en
dat is ook de reden waarom wij graag wijlen dat het realiteit wordt. Er wordt misschien wel een pres-
tige-object van gemaakt, maar niet door ons.
De heer Bijkersma sprak nog een inconsequentie uit ten aanzien van het winkelcentrum in Cam
minghaburen. Hij vond dat wij niet een winkelcentrum moeten maken als de ondernemers er geen be
langstelling voor blijken te hebben. Een zin daarna zegt de heer Bijkersma dat in de Transvaalwijk nog
geen winkel is. Kennelijk is daarvoor van de zijde van de ondernemers geen belangstelling, maar toch
moeten wij ervoor zorgen dat daar wel een winkel komt.
Ook de drugsproblematiek is door de heer Bijkersma aangehaald. Hij zegt dat er door de politie
enige successen zijn behaald. Ik vraag mij af wat dan die successen zijn. Er zullen enige gebrui
kers en dealers opgepakt zijn. Past daar het woord "succes" bij? Ik denk dat het woord "succes" in
een ander verband zou moeten worden gebruikt, namelijk als blijkt dat preventieve maatregelen heb
ben geholpen, als blijkt dat het aantal gebruikers terugloopt of als anderzijds blijkt dat gebruikers goed
worden opgevangen. Dan zou ik het woord "succes" in de mond nemen. Als dit woord echter wordt ge
bruikt wanneer een aantal drugsgebruikers wordt opgepakt, met voorbijgaan aan de sociale achtergron
den die bij drugsgebruik horen, dan zeg ik dat het woord "succes" in dat geval verkeerd wordt gebruikt.
Vervolgens het PAL-betoog. De voorzitter heeft het een goed en principieel betoog gevonden. Ik
heb er geen bezwaar tegen om dat ook te zeggen, maar ik heb toch wel wat moeite met de invulling van
dit betoog. Een gegeven is dat wij een stuk rijksbeleid hebben, waarbij de gemeenten niet zo'n erg rui
me beleidsmarge over hebben. Men kan kritisch doen over dat rijksbeleid. Als PvdA doen wij dat ook.
Wij proberen daar ook landelijk het een en ander aan te doen. Helaas zit onze partij in de oppositie en
dus lukt het niet altijd, maar naar mijn mening stellen wij ons kritisch genoeg op tegen het rijksbeleid.
Er is ook een stuk locaal beleid. Mevrouw Van der Werf noemt het beleid van het college kleurloos. Het
is in deze monistische structuur overigens natuurlijk de raad die het beleid maakt. Er worden geen duide
lijke prioriteiten gesteld, zegt mevrouw Van der Werf dan. Naar mijn mening gebeurt dat wel. In over
leg met elkaar hebben wij dit beleidsplan opgesteld en sluitend gemaakt. Er is daarbij wel degelijk spra
ke van een prioriteitenstelling.
Mevrouw Van der Werf zegt met betrekking tot veel dingen heel vaak dat haar fractie altijd al ge
zegd heeft dat het mis zou gaan. Zij wijst erop dat haar fractie twee jaar geleden al een motie heeft
ingediend over de gevolgen van Bestek '81Zij zegt toen al te hebben geweten dat het mis zou gaan
en ook wat er mis zou gaan. Het is alleen jammer dat dit er toen niet helemaal is uitgekomen. Een aan
tal keren komt haar opmerking terug dat het allemaal wel goed was gekomen als wij maar naar haar
fractie hadden geluisterd. Als je vaak tegen iets bent, dan klopt het dat je weieens gelijk krijgt. Die
voorspellende gave die PAL zichzelf toedenkt, zie ik niet zo erg, maar als deze fractie het zichzelf
wel toedenkt, dan heb ik een goed alternatief voor de naamgeving van deze partij: PAL is Profetisch
Alternatief Leeuwarden.
Mevrouw De Jong van D'66 heeft gesproken over het Westeinde. Deze wijk is in strijd met de Wet
op de geluidhinder 1961 aangelegd, zegt zij. Dat is juist. Ik kan ook zeggen dat D'66 zich niet ver
antwoordelijk voelt voor een wet die in 1961 is gemaakt. De beslissing over Westeinde is in 1970 ge
vallen en als ik mij goed herinner, dan zat toen ook iemand voor D'66 in de raad. Die discussie heeft
zich toen niet alleen toegespitst op het probleem van de geluidshinder, er waren ook andere dingen
aan de hand. Wij hadden wat Leeuwarden betreft een totaal-visie. Tijdens die discussie is onder an
dere het punt aan de orde geweest van een concentrische opbouw van deze stad. Er waren overigens
nog andere motieven die een rol hebben gespeeld. Dit alles is de reden waarom de wijk Westeinde ge
komen is op de plaats waar de wijk is gekomen.
De burgemeester heeft in zijn beantwoording gezegd dat onze eerste motie op zich aanvaardbaar
is, maar dat alleen het woord "afkeuring" uit het laatste gedeelte van de motie moet worden gehaald.
Daarvoor in de plaats zou volgens de voorzitter "onaanvaardbaar" of "niet aanvaardbaar" moeten ko
men. Ik denk dat de term "niet aanvaardbaar" de sterkste vorm van afkeuring is. Wat dat betreft zie
ik geen reden om de tekst van de motie te veranderen. Ik weet ook niet hoe men dat "niet aanvaard
baar" waar zou moeten maken. Nu heb ik begrepen dat het CDA van plan is met een amendement op de
motie te komen. Ik zal mijn oordeel daarover opschorten totdat het amendement door de heer Miede-
ma is ingediend.
Wethouder Ten Brug zegt in zijn antwoord dat al die kritiek op het collegeprogram, namelijk dat
het niet voldoende mogelijkheid biedt om prioriteiten te stellen, wel mooi is, maar dat wij allen zo
als wij hier zitten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het collegeprogram. Dat is ook zo. Ik denk
ook niet dat iemand van de verantwoordelijke partijen zich wil onttrekken aan de verantwoordelijk
heid voor dit collegeprogram. Wat ik heb geprobeerd te doen, is signaleren dat het collegeprogram
niet voldoet aan de te stellen eisen van het beleid zoals wij dat de komende jaren zullen moeten voe
ren. Als het allemaal op scherp staat, dan zullen de prioriteiten niet voldoende duidelijk naar voren
komen. Ik denk dat het nuttig is om wat dit betreft het collegeprogram te verbeteren, te detailleren.
Het lijkt ons nuttig dat wij daarbij dan de hulp van het ambtelijk apparaat krijgen.
Wij hebben begrepen dat het overleg tussen de Vereniging van Friese Gemeenten en het GCO is
afgeknapt. Ik heb weinig vernomen over de argumenten van de participanten voor het feit dat men niet
verder wil gaan. Ik ben er toch wel erg benieuwd naar. Zegt men gewoon: "Nee, wij willen niet ver
der"? Of zegt men: "Nee, wij willen niet verder om die en die reden"?
Wethouder Rijpma heeft eens op een rijtje gezet hoeveel werk er het afgelopen jaar wel verricht
is. Er is inderdaad ontzettend hard gewerkt en ook met veel succes. Wij hebben daarvoor ook waarde
ring. Mijns inziens dienen algemene beschouwingen ertoe om het beleid kritisch te volgen. Als men
dat doet, dan staat buiten kijf dat er hard is gewerkt, alleen, wat meer systematiek in al dat werk zou
geen kwaad kunnen. Er kan wat dat betreft sprake zijn van overmacht, in die zin dat men gewoon de
dingen moet aanpakken die op korte termijn moeten worden aangepakt. Wel moeten wij er naar mijn
mening als raad naar streven dat wij op een wat systematischer wijze met dit onderwerp bezig gaan. De
stadsvernieuwingsnota zal daarvoor een aanzet kunnen geven, maar ik denk ook dat die nota nog wel
wat kan worden uitgebreid.
Verder is de honderd-miljoenoperatie ter sprake gekomen. Er is van onze kant aangedrongen op
temporisering van de civieltechnische werken. De wethouder vraagt dan waarover wij het eigenlijk heb
ben, omdat deze stelpost er nauwelijks in zit. Ik denk ook niet dat er veel civieltechnisch werk in zit,
maar ik moet evenwel eerlijk zeggen dat ik, toen de wethouder dit zo stelde, het idee had dat er wat
meer in zit dan de wethouder liet doorschemeren. Ik heb er sterk voor gepleit dat het rijksaandeel in
de civieltechnische werken, die moeten worden verricht, zo groot mogelijk zal zijn. Het rijk moet
goed doordrongen zijn van de problemen die Leeuwarden heeft. Dit geldt voor stadsvernieuwingsgebie
den maar met name ook voor de invulling van de centrumfunctie van Leeuwarden. In dat verband heb
ik de zuidtangent genoemd.
Ik heb misschien niet een volledige reactie gegeven op alle opmerkingen, maar ik wil het toch
hierbij laten.
De hear Miedema: Ik sil bigjinne mei de moasje fan de hear Geerts oer de finansiéle forhalding tus-
ken it ryk en de gemeenten. De moasje is aerdich düdlik, it is ek in wichtige moasje. Dochs sit der in
tal kanten oan der't wy it net maklik mei hawwe. Men soe underskate opmerkings meitsje kinne. Yn it
foarste plak kin men stelle dat men, as in VNG stelling nimt tsjin bipaelde maetregels fan it regear, for-
wachtsje kin dat de VNG op seker momint bihoefte hat oan réaksjes üt de gemeenten wei. Dat soe der
foar pleitsje kinne om dizze moasje oan to nimmen. As de underwiissirkulaire sa let by de gemeenten
binnenkomt dat der slim rekken mei halden wurde kin by de tarieding fan de bigreating, dan is dat fan
de kant fan it ryk in minne saek. Dat is in reden om der stelling tsjin to nimmen.
Oan de oare kant binne wy it der allegear oer iens dat der algemien bisunige wurde moat. Dat is
hjir hjoed ek op forskate manearen sein. It is in bikend feit dat eltse groep dy't bisunigje moat, wol
foar bisuniging is mar seis leaver net meidocht. Men soe üt dizze moasje ofliede kinne dat dit by de
gemeenten allyksa is. Ik leau dat wy ós dêrfoar hoedzje moatte. As der lannelik bisunige wurde moat