2
9. Verkoop van een in het bestemmingsplan Aldlan-Oost VI gelegen perceel bouwterrein aan G. de
Bruin te Leeuwarden (bijlage no. 497).
10. Aangaan van een ruilovereenkomst met betrekking tot onder Deinum gelegen percelen weiland
(bijlage no. 496)
11Verdagen van de beslissing op het bezwaarschrift van JAROV BV (bijlage no. 500).
12. Aanpassing diverse verordeningen in verband met naamswijziging van het Markt-, Haven- en
Slachthuisbedrijf (bijlage no. 504).
13. Garantie geldlening 950.000,-- voor aanschaffing apparatuur ten behoeve van de geavanceerde
behandeling van kankerpatiënten door de Stichting Kankercentrum Friesland (bijlage no. 509).
14. Financiële medewerking aan de Stichting Kabeltelevisie Leeuwarden voor de aanleg c.a. van een
centraal antenne-inrichting in de gemeente Leeuwarden. Verhoging van het krediet in rekening
courant (bijlage no. 510).
15. Ontslag van de heer J.C. Kuiken als economisch adjunct-directeur van de Dienst voor Gezond
heidszorg (bijlage no. 505).
16. Eervol ontslag J. Terpstra, directeur Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (bijlage
no506)
17. Benoemen van:
a. een lid in de Raad voor Bejaardenaangelegenheden (bijlage no. 502);
b. een lid van de Raad voor Bejaardenaangelegenheden (bijlage no. 507);
c. een lid van de Raad voor de Volkshuisvesting (bijlage no. 508).
De Voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom op deze vergadering van de raad. Ik stel voor
met onze werkzaamheden te beginnen. Het hoofdpunt van deze vergadering is wel het eerste punt van
de agenda, beleidsplan 1981-1985 en begrotingen 1981Ik stel aan de orde punt la, algemene en fi
nanciële beschouwingen.
Punt 1 (bijlage no. 348).
a. algemene en financiële beschouwingen.
De heer Geerts: Op de begroting van 1981 en het beleidsplan 1981-1985 zijn de bezuinigingen
van rijkswege van grote invloed. De gemeente is immers sterk afhankelijk van het rijksbeleid, door
de omvang van de algemene middelen en de uitkeringen van de sectordepartementen. De sectordepar
tementen hebben op erg willekeurige wijze moeten inleveren, zonder dat er acht geslagen werd op de
pas bij lagere overheden voelbaar wordende consequenties. Ook de consequenties voor de eigen uit
gangspunten of voor die van andere departementen lijken nauwelijks in aanmerking te zijn genomen.
De VNG heeft berekend dat de reële stijging van de rijksbegroting pl.m. 2,5% bedraagt. Het
accres voor het Gemeentefonds bedraagt 1,5%, zijnde 169 miljoen gulden. Van die 169 miljoen is dan
nog 45 miljoen benodigd voor vermindering van frictieproblemen die voortvloeien uit herverdelingsmaat
regelen, 40 miljoen voor dekking van de stijging van de ten laste van de gemeente komende kosten voor
bijstandsverlening en van de overblijvende 84 miljoen moet nog betaald worden de loonsom incidenteel
periodieke verhogingen en moet de verdere vermindering van de onderwijsuitkeringen en uitkeringen
op grond van het besluit vergoeding politiekosten opgevangen worden. Kortom, er blijft niets over.
Wij zijn voor onze inkomsten bijna volledig afhankelijk van het rijk. Onze uitgaven zijn daar
entegen inflexibel, doordat een groot deel ervan uitgemaakt wordt door loon- en salariskosten, te ver
strekken subsidies aan instellingen die een verplicht karakter hebben, etc. Van een vrije beleidsmar
ge voor de gemeente blijft dan ook weinig over, zeker als zoals nu van een reële stijging van het
budget geen sprake is.
Wij willen de noodzaak van bezuinigingen niet bestrijden. De sociaal-economische situatie van
ons land geeft er te duidelijk aanleiding toe. De bezuinigingen dienen echter niet eenzijdig op de ge
meenten te worden afgewenteld, zoals nu het geval lijkt. Het gaat dus niet om de bezuinigingen op
zich, maar om de manier waarop deze gedaan worden.
3
Bij bezuinigingen behoren een aantal voorwaarden vervuld te worden; ik zal ze noemen.
1. De beleids- en maatschappelijke consequenties op gemeentelijk niveau moeten in hoofdlijnen be
kend zijn.
2. Bezuinigingen dienen niet abrupt plaats te vinden. Gemeenten moeten de tijd hebben de ombuiging
feitelijk uit te voeren. Gebeurt dat niet, dan moeten wij bijpassen uit de algemene middelen en
gaat het laatste restje vrije beleidsruimte verloren.
3 Er mag geen nieuw rijksbeleid tot stand komen zonder dat de middelen worden verstrekt om dit te fi
nancieren.
4 Bezuinigingen en beleidsombuigingen moeten in een breed en samenhangend perspectief worden ge
presenteerd, zodat alternatieven onder ogen kunnen worden gezien. In deze voorwaarde ligt tevens
de noodzaak tot decentralisatie besloten. Bezuinigingen in smalle kokertjes leiden tot verstarring,
omdat ons dan elke bewegingsvrijheid in het beleid ontbreekt. Brede doeluitkeringen maken het ons
mogelijk binnen zekere randvoorwaarden ter plaatse logische keuzen te doen. Dat wil dus zeggen
meer beleidsvrijheid en meer bestedingsvrijheid.
5, De zucht tot overmatige regeling van bovenaf, al dan niet verpakt in allerhande planvoorschriften,
moet beteugeld worden.
Dit zijn zo een aantal voorwaarden waaraan volgens ons voldaan moet worden voordat men tot bezui
niging overgaat.
Het moge duidelijk zijn dat aan deze voorwaarden niet is voldaan. Daarnaast hebben wij te ma
ken met allerlei vertragingsacties: departementen schorten hun besluitvorming op of stellen steeds ho
gere eisen om maar geen gelden te hoeven fourneren. Dit beleid doet de gemeenten te kort, het is geen
goed beleid. Wij vinden dat de gemeenteraden dat de regering ook moeten laten weten. De VNG heeft
dat ook al gedaan, maar wij vinden dat ook op politiek niveau adhesie aan deze afkeuring betuigd
moet worden. Daarom dienen wij de volgende motie in.
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag 15 december 1980,
overwegende
dat door de VNG is berekend dat de reële stijging van de rijksbegroting pl.m. 2,5%
bedraagt;
dat de reële toeneming van het gemeentefonds 1,5%, zijnde 169 miljoen gulden, bedraagt,
dat van dit bedrag 45 miljoen gulden benodigd is voor vermindering van frictieproblemen
die voortvloeien uit herverdelingsmaatregelen;
dat 40 miljoen gulden nodig is voor dekking van de stijging van de ten laste van de ge
meente komende kosten voor bijstandsverlening;
dat de overblijvende 84 miljoen gulden ruimschoots gebruikt zullen moeten worden voor
opvang van de vermindering van de onderwijsuitkeringen en uitkeringen op grond van het
besluit vergoeding politiekosten,
constaterende
dat de regering de bezuinigingen versterkt verhaalt op de locale overheden;
dat daarbij niet voldaan wordt aan redelijk te stellen voorwaarden bij bezuinigingen bij
lagere overheden,
spreekt zijn afkeuring uit over het regeringsbeleid ter zake van de gemeentefinanciën en
draagt het college van b. en w. op deze afkeuring ter kennis van de regering te brengen."
Deze motie is door mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma en mij ondertekend.
Ondanks de bezuinigingen is het college ervan uitgegaan dat gedurende de planningsperiode de
begroting structureel sluitend dient te zijn. Wij zijn het met dit uitgangspunt eens; het is overigens
ook een van de uitgangspunten van het collegeprogram. Hiertoe dienden een aantal prioriteiten te
worden gesteld; u noemt een vijftal in het beleidsplan. Bij deze operatie is het collegeprogram
redelijk bruikbaar gebleken. Ik zeg "redelijk", omdat te verwachten valt dat wij in de toekomst met
nog verdere bezuinigingen te maken krijgen. De te laat verstuurde onderwijs-circulaire (nota bene
een juli-circulaire die gedateerd is 26 september 1980) geeft hier alle aanleiding toe. Trouwens, het
gehele fundament waarop dit beleidsplan is gebouwd, lijkt niet zo hecht. We kunnen te maken krijgen
met een hogere rentevoet, lagere opbrengsten parkeergelden, een lagere woningbouwproductie, lage
re uitkeringen voor de politie en verminderde bedrijfsresultaten van de Frigas en het Electriciteitsbe—
drijf in verband met de koppeling van de tarieven aan die van het PEB, om maar eens een paar dingen
te noemen. Dan zal het nodig zijn nog sterker prioriteiten en posterioriteiten te onderscheiden. Ik denk
dat het moeilijk wordt dat op basis van het collegeprogram te doen.
Noodzakelijk is dat het collegeprogram wordt uitgebouwd tot een politiek beleidsplan, waarin op