28 63 dacht zal worden besteed. Ik ben daar blij om, maar het is nog steeds niet de groep waarop ik doel. Als hij het heeft over de gezinnen waarin man en vrouw samen werken en over het feit dat die gezin nen iets moeten afstaan, dan vraag ik mij af of dat erop wijst dat hij het kostwinnerprincipe opnieuw van stal wil halen. Daar zijn wij in ieder geval fel op tegen. Gehuwde vrouwen zijn geen arbeidsre- serveleger, maar mensen die, net als anderen, als zij het willen recht hebben op betaalde arbeid en op een zelfstandig inkomen. Zij behoren dus ook gerekend te worden tot de hele grote groep werk lozen waarvoor een beleid moet worden ontwikkeld. Vervolgens met betrekking tot de gezondheidszorg iets over het beleid ten aanzien van vestiging van onder meer artsen. Ik ben het met de wethouder eens dat de wettelijke instrumenten daarvoor door de landelijke overheid zullen moeten worden geboden, maar dat wil niet zeggen dat wij als gemeen ten ook niet heel duidelijk zouden moeten aangeven hoe wij de rol van de gemeenten daarin zien. De gemeente Lelystad heeft dit gedaan door een eigen verordening te maken, die overigens intussen ter vernietiging is voorgedragen bij de Kroon. Het lijkt mij dus niet zinvol om precies hetzelfde te gaan doen, maar het lijkt mij wel belangrijk dat hierover wordt nagedacht en dat bij voorbeeld via de VNG wordt duidelijk gemaakt welke functie wij aan de gemeenten toe zouden willen kennen op dit gebied. Ik heb naar ik meen in eerste instantie al duidelijk gemaakt dat de kreet "wij komen op voor de zwakkeren" op zich voor ons een loze kreet is en dat met name bij concrete beleidsvoorstellen wel zal blijken wie wel en wie niet voor die zwakkere opkomt. Ik dacht in eerste instantie ook duidelijk te heb ben laten blijken dat wij de sociaal-economische problemen op een andere manier te lijf willen gaan dan de woordvoerder van de VVD. Wij hebben geen moeite met de ingediende moties, ook niet met de wijziging van het CDA op een van de moties. Wij zullen de moties dan ook ondersteunen. Vervolgens een reactie op de woorden van de heer Geerts. Ik kan mij voorstellen dat de Partij van de Arbeid gefrustreerd is, als deze partij achteraf door de feiten in het ongelijk wordt gesteld. Het is inderdaad wrang dat men, bij voorbeeld bij de situatie met betrekking tot de kazerne, achteraf moet zeggen: onze beslissing toen was niet verstandig, het wordt veel te duur en wij moeten toch maar kij ken of er bij voorbeeld woningen in de kazerne kunnen worden gemaakt. Het is vooral wrang als er in tussen al heel veel geld is verspild en ais onze fractie daarop al veel eerder heeft gewezen. Overi gens is dat laatste niet gezegd op grond van profetie, maar op grond van politieke keuzen, gebaseerd op een politieke afweging. Het "Profetisch Alternatief Leeuwarden" lijkt mij een flauw grapje, net zc flauw als: "Partij van de Arbeid is Partij van de Achterloop". De Voorzitter: Voordat ik mevrouw De Jong het woord geef, stel ik voor de koffie in de zaal te laten rondbrengen. Ik constateer dat de raad ermee instemt dat geen pauze wordt gehouden. Mevrouw De Jong: De voorzitter bemerkte een tegenspraak in mijn opmerkingen over de bezuini gingen in het personeelsbeleid. Ik zal even citeren wat ik heb gezegd: "Wij pleiten niet voor een on gebreidelde uitbreiding van het gemeentelijk apparaat. Gezien echter de ontwikkelingen - wij den ken daarbij vooral aan de gevolgen van decentralisatie op het terrein van welzijn - en de autonome groei van het takenpakket van de gemeente, moeten wij concluderen dat een personeelsuitbreiding van gemiddeld één per jaar onvoldoende is." Ik dacht dat hierin geen enkele inconsequentie en geen en kele tegenspraak valt te bespeuren, integendeel, naar mijn mening krijgt ons afwijzen hiervan in fei te veel meer accent, juist omdat wij niet voor een ongebreidelde uitbreiding van het personeelsappa- raat zijn. Ik heb inmiddels begrepen dat niet wethouder Ten Brug voorzitter van de Stichting Het Friesche Patronaat is, maar de heer Ten Brug. De heer Eijgelaar heeft gezegd dat inzake de energiebesparing de zon- en windenergie weinig zoden aan de dijk zet. Daarentegen wordt kolenvergassing meer beproefd en positief beoordeeld. Dat laatste wordt het ook door ons, maar wij willen er wel op wijzen dat kolenvergassing toch eerst ener gie vraagt. Wij vinden de zon- en de windenergie, die men zomaar kan meepakken, niet dingen die men zonder meer aan de kant kan schuiven, omdat het weinig zoden aan de dijk zet. Ik denk dat wij een tijd tegemoet gaan waarin wij elke kleinigheid die wij kunnen meepakken ernstig in overweging moeten nemen. De heer De Pree heeft toegezegd dat er geen verschuiving van de problematiek rond de vliegba sis zal mogen plaatshebben, dus niet een verschuiving van de problematiek van de dorpen rond Leeuwarden naar een wijk van Leeuwarden. Wij zijn erg gelukkig met deze toezegging. Ook zijn wij in het kader van de hulpverlening aan jongeren bijzonder verheugd over het over leg dat met de door mij genoemde instellingen zal plaatsvinden. Ik wil er namelijk toch nog eens op wijzen dat de hulpvraag niet correspondeert met het aanbod. Bovendien is het zo dat elke instelling 29 t W op zijn eigen winkel past, maar bij een betere organisatie geloven wij stellig een meer effectief ge bruik van deze instellingen kan worden gemaakt. Ik stel daarbij met nadruk dat wij niet pleiten voor een uitbreiding van het aantal deskundigen. De heer Geerts heeft gesteld dat in 1970 de plannen voor het Westeinde zijn gemaakt. Ik heb helemaal niet gezegd dat zijn partij het fout heeft gedaan. Ik heb mijzelf en mijn eigen partij daar ook bij betrokken, ik heb namelijk gezegd: "IWij hebben het fout ge daan." Op het financiële gedeelte van mijn betoog is men niet ingegaan. D'66 is tegen extra afschrijving op investeringen, omdat wij menen dat wij op de krappe financiële ruimte, die wij daaraan opofferen, op dit moment teveel moeten inleveren. Wij zijn namelijk van mening dat extra afschrijving op inves teringen een zaak is die men doet in tijden van onverwachte meevallertjes. Op dit moment hebben wij die meevallertjes zeker niet. Verder heb ik gezegd dat wij de door het college voorgestelde bezuinigingen inzake het personeels beleid afwijzen. Wij hebben verder gepleit voor een politieke herwaardering van het bestaande taken pakket. Wij menen namelijk dat wij, alleen als wij die zaken fundamenteel en op politiek vlak gaan aanpakken, werkelijk het hoofd boven water kunnen houden. De Voorzitter: Ik constateer dat de financiële experts van de raad geen behoefte gevoelen om in tweede instantie het woord te voeren. De heer Geerts: Ik kan mij voorstellen dat het nuttig is, indien ik in tweede instantie nog even rea geer op de wijzigingen die het CDA in onze motie wil aanbrengen. De Voorzitter: Ik stel voor dat u dit doet bij de behandeling van de moties, dan houden wij ons ook aan het Reglement van orde. U krijgt straks gelegenheid om het woord te voeren. (De heer Geerts: Uit stekend.) Ik meen dat het college in tweede instantie kan volstaan met het ingaan op de concrete vragen die zijn gesteld. De heer Geerts heeft zowel in eerste als in tweede instantie geduid op hulp van het ambtelijk ap paraat bij keuzemodellen ten behoeve van het opstellen van een volgend collegeprogramma. Ik heb met opzet niet op zijn opmerking gereageerd, omdat hij ook weet dat dit punt in behandeling is bij de Com missie Een goede raad. Deze commissie zal tot een conclusie moeten komen. Er zijn door de PvdA twee moties ingediend. Ik vind het inderdaad niet in de eerste plaats op onze weg liggen om te reageren op de wijziging die van de zijde van het CDA is voorgesteld. Het is een amen dement op een motie van de Partij van de Arbeid en dientengevolge lijkt het mij juist dat de heer Geerts hierop straks een reactie geeft. De heer Miedema heeft mij verzocht de sluitingstijden van de horeca-bedrijven in de Commissie voor Openbare Orde ter discussie te stellen. Ik doe hém die toezegging, het zal dus gebeuren. Laat er geen misverstand bestaan over het feit dat ik de heer Miedema goed heb begrepen, toen hij sprak over de zuidtangent en de risico's die aan de aanleg ervan zijn verbonden. Ik neem aan dat de heer Miedema ook van mij heeft begrepen dat wij echt op dezelfde lijn zitten. Zijn vingerwijzin gen nemen wij zeer ter harte. De heer Bijkersma was niet zo erg content met mijn antwoorden, zo heb ik begrepen. Hij heeft de strekking van mijn verhaal vast erg goed begrepen. Ik heb inderdaad in eerste instantie niet geantwoord op zijn vragen over een schuilgelegenheid onder het provinciehuis. Het provinciaal bestuur is er wel op gewezen dat het als overheidsinstantie de verplichting heeft om na te gaan of bij nieuwbouw van het provinciehuis schuilgelegenheid kan worden verwezenlijkt. Het provinciaal bestuur heeft zich daarop beraden en vervolgens kenbaar gemaakt dat de financiële mogelijkheden, die vanwege het rijk daar voor geboden worden, naar hun mening onvoldoende waren om een schuilkelder onder het nieuwe pro vinciehuis te realiseren. De opmerking van de heer Bijkersma over het noodziekenhuis zal worden door gegeven aan hen die zich straks zullen bezighouden met de bouw van de ziekenhuisaccommodatie, want ook dat is een overheidsgebouw. Ik heb wel behoefte om in te gaan op de vraag van de heer Bijkersma wat er is gebeurd in het ge sprek met de heer Pais. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan: die woorden, die de heer Bijker sma aanhaalde, heb ik niet gebezigd. Er zijn in feite twee dingen gebeurd. In de eerste plaats dit. De huidige regering is, althans op grond van uitlatingen van minister Pais, op dit moment niet bereid - maar er wordt verder over gepraat, zoals ik heb gezegd - om datgene, wat is voortgevloeid uit vroegere ge sprekken met hetzelfde departement, te realiseren. Dat is gewoon het constateren van een feit. De heer Pais heeft in ieder geval gezegd dat hij de toezeggingen waar zal maken die dit kabinet heeft gedaan. Een ieder moet daaruit zijn eigen conclusie maar trekken, want ik kan niet in het binnenste van de heer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 33