3T 6é>
30 bS
Pais kijken. De heer Bijkersma vraagt wat er is gebeurd. Hij kan nu balans opmaken ten aanzien van
de vraag of hij al of niet achter de motie zal staan. De twee door mij genoemde dingen zijn feitelijk
heden waar wij vandaag de dag tegenaan gelopen zijn. (De heer Geerts: Voor alle duidelijkheid wil
ik deze vraag stellen. De heer Pais heeft toch verklaard dat hij niet bereid is om verder te gaan dan
wat deze regering heeft afgesproken? Daar gaat het de heer Bijkersma namelijk om. Is het juist dat
de heer Pais gedane toezeggingen van vorige regeringen niet accepteert?) (De heer Bijkersma: Dat heeft
hij niet gezegd.) Het is een conclusie die de heer Geerts trekt. Ik heb gezegd dat ieder zijn eigen
conclusie maar moet trekken. Ik heb ook gezegd hoe de gesprekken zijn geweest die ik met de heer
Pais heb gevoerd.
De heer Ten Brug(weth.): Ik heb in eerste instantie vergeten te reageren op de vraag vanuit de
raad hoe wij op het ogenblik tegen de huidige financiële situatie van de gemeente aankijken. Ik heb
gezegd dat ik er "straks" op zou terugkomen, maar het was echt niet mijn bedoeling om dat in tweede
instantie te doen. Het is mij gewoon ontgaan.
Wij zijn in de commissie meerjarenramingen op het moment druk bezig om de schade op te nemen,
als ik het zo mag noemen. Een voorlopige conclusie is dat er in 1985 weieens sprake zou kunnen zijn
van een financieel nadeel van vier miljoen. Ik stel dit echter heel voorlopig, want het schuift zomaar
een miljoen heen en weer, zoals wij met de opzet van dit beleidsplan hebben ervaren. Een en ander
vraagt dus op relatief vrij korte termijn maatregelen van college en raad met betrekking tot het hui
dige beleidsplan. Het is de bedoeling dat zo mogelijk nog in het begin van de volgende maand de
ze zaak in het college aan de orde komt. Daarbij komt dan ook een voorstel over de vraag op welke
wijze en via welke procedure wij zullen moeten bijstellen, waarbij wij meteen het programma voor
1982-1986 voorbereiden. Als dit op korte termijn ook wat de verdere agendapunten van het college be
treft lukt, dan hoop ik nog in dezelfde maand met al deze stukken in de Commissie voor de Financiën
te komen.
De heer Geerts is ingegaan op mijn opmerking over het collegeprogram. Deze opmerking was niet
zozeer bedoeld voor de heer Geerts als wel voor de heer Van den Eist. Ik ben het met de woorden van
de heer Geerts, in tweede instantie uitgesproken, volledig eens.
Met betrekking tot het geschil tussen het GCO en de Vereniging van Friese Gemeenten, kan ik
op dit moment alleen maar meedelen dat wij wachten op de rapportage aan het bestuur van de VFG.
Ik heb begrepen dat deze rapportage op korte termijn zal zijn uitgebracht en dat de VFG niet lang
daarna aan de gemeenten zal rapporteren.
De heer Bijkersma heeft gesproken over de reservering van Frigas. Het gaat niet om het afbouwen
van de reserves van Frigas, het gaat alleen maar om "minder meer". Ik meen dat het verantwoord is
om in een langzamer tempo naar het maximum te groeien dan nu het geval is.
Vervolgens de kwestie van de agenda voor de Commissie voor het Onderwijs. Ik reageerde inder
daad wat laat, het is nog erger dan de heer Bijkersma veronderstelde. De punten die de heer Bijkersma
als voorbeeld noemde, zijn namelijk in de vorige vergadering van de Commissie voor het Onderwijs ai
aan de orde geweest. (Gelach)
Mevrouw Van der Werf zit momenteel op de publieke tribune, maar is wel bereikbaar. Zij heeft
nog even gereageerd op de kwestie van de gevolgen van Bestek '81Het is niet helemaal zoals zij
heeft gezegd. Er is indertijd namelijk gevraagd wat de schade was die Bestek '81 op dat moment voor
de gemeente had. Ik heb toen een cijfer in de buurt van de acht of negen ton genoemd als verlaging in
de uitkeringen uit het Gemeentefonds. Van de andere situaties wisten wij niets. Een van de problemen
is namelijk dat de verdere bezuinigingen die nu bekend worden - overigens zijn die nog niet allemaa
bekend -, zonder overleg zijn ingevoerd. Dat is ook mijn kritiek op het beleid van het rijk, een kri
tiek die aansluit bij de brief die de VNG heeft verzonden. Het is zelfs zo dat nu nog niet uit de be
groting is te halen hoe het precies ligt met de bezuinigingen op de departementen. Er is bezuinigd
zonder dat is nagegaan welke consequenties deze bezuinigingen voor de locale samenleving - dus niet
enkel voor het gemeentelijk financiële beleid - zullen hebben. Ik denk dat dit inderdaad een principi
ële fout van het rijk op dit moment is.
Mevrouw De Jong heeft gezegd tegen extra afschrijving te blijven. Naar mijn mening is hierbij
sprake van een begripsverwarring. Wij hebben hierover in de Commissie voor de Financiën al eens ge
sproken. Ik heb gepoogd om mevrouw De Jong een en ander in de afdelingsvergadering uit te leggen;
dat ik daarin niet ben geslaagd, moet aan mij liggen. Misschien kan het in een volgende afdelings
vergadering nog weieens ter sprake komen. Mevrouw De Jong heeft een volledig verkeerd beeld over
de vraag wat extra afschrijving in feite inhoudt. Er is helemaal geen sprake van reserveren vanuit de
ruimte. Er wordt alleen maar voor gezorgd dat wij extra ruimte krijgen voor de tijd vlak na 1981
De heer Rijpma (weth.): Ik heb begrepen dat ik toch wel een wat kort antwoord heb gegeven in eer
ste instantie. Dat is getypeerd als een soort rookgordijn. Ik meen dat men, als men enige moeite doet
om door het rookgordijn heen te kijken, alle punten ziet die toegezegd zijn door het college, zoals
ontwerp-bestemmingsplan Oude Veemarkt, stadsvernieuwingsnota, Camstraburen en fietspadennota.
Al deze dingen zijn nadrukkelijk allemaal in een vorige instantie toegezegd. Ik denk dus dat het rook
gordijn hier en daar wej wat slierten vertoont, waardoor het mogelijk is om het erachter liggende beeld
voor ogen te krijgen.
Nog even iets over de stelpost civieltechnische werken. Wat de civieltechnische werken in de stads
vernieuwingsgebieden betreft zitten wij nog voor het moeilijke feit dat het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat wel op zijn begroting een stelpost heeft ten behoeve van stadsvernieuwingsgebieden in de
ISR-gemeenten, maar dat die stelpost zeer klein is. Nu is een van de problemen de vraag hoe Leeuwar
den die stelpost kan aanboren, opdat wij toch van de infrastructurele werken die binnen de wijken lig
gen dat deel krijgen dat voor het stadsvernieuwingsproces noodzakelijk is. Ik moet er evenwel bij zeg
gen dat er, ook als wij dat postje hebben aangeboord - er is daarover een gesprek geweest en andere ge
sprekken zijn gepland -, nog een gat blijft zitten. Dat gat is of 20% in stadsvernieuwingsgebieden of
50% ten opzichte van bepaalde projecten. Daarvoor is geprobeerd in het beleidsplan ruimte te vinden.
Die ruimte hebben wij niet kunnen vinden en dat betekent dat wij toch een beroep zullen moeten doen
op de normale stelpost civieltechnische werken, die eigenlijk voor de grote infrastructurele werken is
bestemd, zodra er van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een toezegging loskomt, met alle knel-
situaties die daarvan het gevolg kunnen en waarschijnlijk zullen zijn.
De kantorennota verkeert ook in een gevorderd stadium. De eerste deel nota van de kantorennota
is gereed. Dit betekent dat deze deelnota op redelijke termijn in procedure komt. Het onderwerp dat
de heer Bijkersma ter sprake bracht, is dus discussiabel aan de hand van de stellingen die in dit eerste
deel van de kantorennota worden weergegeven. Het lijkt mij dat aan de hand van de kantorennota be
ter valt te discussiëren over de uitgangspunten dan op dit moment via wat losse opmerkingen.
Vervolgens de Westersingel. Een advies van Bouw- en Woningtoezicht, met alles wat daar bij-
hoort, is op de afdeling ROV gearriveerd. Men is bezig aan de hand van een aantal uitgangspunten,
die ik met de afdeling heb besproken, een overzicht te geven van de mogelijkheden die b. en w. ter
zake hebben. Het betreft hier een belangrijk punt in de stad. Er moet dus met grote zorgvuldigheid
te werk worden gegaan. Deze kwestie wordt binnenkort in b. en w. ter sprake gebracht. Ik kan er op
dit moment dus verder niets over zeggen.
De heer De Vries (weth.): Ik hoef alleen nog in te gaan op het punt dat mevrouw Van der Werf
naar voren bracht en waarover tussen ons een verschil van mening bestaat. Ik moet in alle objectivi
teit vaststellen dat wij op de arbeidssituatie van gehuwde werkloze vrouwen geen enkel zicht hebben.
Ik heb toegezegd dat wij dit in de stuurgroep van het project Mensen zonder werk nader zullen bestu
deren. Voor het overige weet ik het op dit moment niet. Wij komen erop terug.
De heer Eijgelaar (weth.): Mevrouw De Jong heeft gezegd dat aan zon- en windenergie niet zo
maar mag worden voorbijgegaan. Ik heb dat ook niet bedoeld te zeggen, ik heb alleen gezegd dat de
ze vormen van energiewinning niet zoveel opleveren in absolute zin. Afgezien van de kernenergie zal
het moeten komen van kolen vergassing en warmtepomp en eventueel importgas. Zon- en windenergie
zullen mijns inziens voor zover mogelijk zeker moeten worden benut.
De heer De Pree (weth.): De heer Bijkersma heeft in tweede instantie nog gesproken over Hippo.
Juist vanwege de kritische opmerkingen van onze eigen dienst wordt er gewerkt aan een ander bouw
plan dat wel kan beantwoorden aan de eisen van de nieuwe Wet op de geluidhinder.
Vervolgens de kwestie van mogelijke gehoorbeschadigingen bij jongeren. Ik meen dat zeer bin
nenkort landelijke richtlijnen zullen worden gegeven met betrekking tot het uitgangsvermogen dat ver
sterkers in onder meer dancings mogen hebben. Deze richtlijnen liggen dan natuurlijk beneden de ge
vaarlijke grens. Uit medische onderzoeken is wel gebleken dat deze kwestie nogal zorgen baart.
Mevrouw Van der Werf heeft gevraagd of ten aanzien van het vestigingsbeleid voor onder anderen
artsen wellicht in VNG-verband kan worden gereageerd. Zij wordt op haar wenken bediend, want
dit punt staat op de agenda van de januari-vergadering van de VNG-commissie voor de volksgezond
heid. Het punt heeft er overigens al eerder op gestaan.
Mevrouw De Jong veronderstelde dat ik heb toegezegd dat de startbaan van de vliegbasis niet ver
draaid zal worden. Dat is wat te veel eer. Ik heb gezegd dat met betrekking tot deze kwestie van on
ze kant natuurlijk naar voren zal worden gebracht dat er niet sprake mag zijn van enige nadelige in
vloed op de situatie in Leeuwarden, wat men ook gaat doen.