32- <of 6& Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van dinsdag, 16 december 1980. A De Voorzitter: Ik constateer dat wij hiermee het punt van de, algemene en financiële beschouwin gen als afgehandeld kunnen beschouwen. Rest ons nog slechts de ingediende moties. Ik stel allereerst aan de orde de motie over de financiën. Ik geef de heer Geerts graag gelegenheid om zijn motie even tueel nog toe te lichten en om op het door het CDA ingediende amendement op deze motie te reageren. De heer Geerts: Ik heb in eerste instantie al iets gezegd over de uitdrukking "niet kan worden aan vaard Ik had zelf het idee dat deze omschrijving een versterkte vorm van afkeuring betrof, maar als het CDA het zo niet ziet, dan heb ik op zich geen moeite met deze aanvulling. Met de aanvullende punten 2 en 3 heb ik ook geen moeite. Naar mijn mening zijn die punten een nadere invulling van onze motie. Het voordeel van onze oorspronkelijke motie zou zijn geweest dat die nogal kort en duidelijk was. De aanvulling van het CDA doet ten principale niets af aan de in houd van onze motie. In het belang van de zaak, namelijk dat een zo groot mogelijk deel van de raad met de motie mee zou moeten stemmen, kunnen wij dit gedeelte wel overnemen. Op het gevaar enigszins buiten de orde te zijn - misschien wil de voorzitter het opvatten als een interruptie -, wil ik heel kort nog iets over onze andere motie zeggen. De Voorzitter. Ik stel die motie straks aan de orde. De heer Geerts heeft dus geen moeite met de wijziging die het CDA voorstelt. Mevrouw Van der Werf heeft verklaard dat ook zij geen problemen met deze aanvulling heeft. Is de heer Bijkersma voor de motie met de aanvulling daarop? (De heer Bijkersma: Wij blijven tegen de motie.) Dank u. Mevrouw De Jong kan zich ook akkoord verklaren met de aangevulde motie. Ik breng dus nu de motie in stemming, met daarbij het amendement van de CDA- fractie. De motie van de heer Geerts en mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma alsmede het amendement van de heren Miedema en Heere wordt aangenomen met 31 tegen 4 stemmen. De Voorzitter: Ik stel thans aan de orde de tweede motie van de PvdA over de kwestie Camstrabu- ren. Ik verleen de heer Geerts het woord. De heer Geerts: Het lijkt erop dat de VVD niet voor deze motie zal willen stemmen. Ik zou dat jammer vinden. De reden voor het niet ondersteunen van deze motie zou zijn dat een deel van mijn argumentatie bij de motie wordt betrokken. Ik benadruk even wat in de motie staat. Allereerst wordt daarin een beschrijving van de voorgeschiedenis gegeven en vervolgens wordt de constatering gedaan dat de ontwikkeling van een universiteit een belangrijke zaak voor Leeuwarden is. Daarna wordt ge zegd dat de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor de grondaankopen subsidie wil geven-en dat wij mogelijk renteverlies zullen lijden. Er wordt in de motie geconstateerd dat de he le subsidie-geverij alleen maar afhankelijk is van een goedkeuring van de minister van Onderwijs en dat erop mag worden gerekend dat die goedkeuring er komt. De laatste zin van de motie luidt dan ook dringt er bij de minister op aan deze goedkeuring op korte termijn te verlenen." Het lijkt mij dat de heer Bijkersma niet tegen de vestiging van deze onderwijsinstelling is en ook niet tegen de uit breidingsmogelijkheden. Ik meen dat ook de heer Bijkersma het een bezwaar acht dat die rentelast als een blok aan het been van Leeuwarden hangt. Ik kan eigenlijk niet begrijpen waarom de VVD niet voor de motie kan zijn. Als de heer Bijkersma in mijn motivatie aanleiding ziet om de motie niet te steunen, dan kan hij mijn interpretatie van de woorden van de heer Pais verder weglaten. Ik zou graag willen dat de heer Bijkersma voor deze motie sec stemt, want het lijkt mij in het belang van de zaak dat een zo groot mogelijke meerderheid van de raad voor de motie stemt. De heer Bijkersma: Ik begrijp de zorg van de heer Geerts in dezen. Hij wil namelijk graag dat de hele raad de motie ondersteunt. Ik zou die intentie wel hebben, maar ik heb mij zeer laten leiden door datgene wat hij in zijn inleiding tot de motie heeft gezegd. Die inleiding vormt natuurlijk de basis van het denken over deze kwestie. Ik doe daarom het voorstel van orde dat deze motie morgen als eerste punt in stemming wordt gebracht. Ik heb dan wat meer gelegenheid om overleg met mijn fractie te voe ren. Dit voorstel van orde zal voor de gang van zaken niets uitmaken. Als ik een en ander wat dieper kan uitspitten, dan zou het kunnen zijn dat ik wel met de motie meega. De Voorzitter: Ik ga graag met dit voorstel van orde akkoord. Voor de goede gang van zaken doe ik een klemmend beroep op u, mijnheer Bijkersma, om wel achter deze motie te gaan staan. Ik zal de mo tie morgen in stemming brengen. De Voorzitter schorst, om 24.15 uur, de vergadering tot 16 december 1980, 14.00 uur. RAADSVERGADERING van dinsdag 16 december 1980, aanvang 14.00 uur. (voortzetting van de vergaderingen van 15 december 1980) Aanwezig 35 leden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, M.A.van Dijk-van Terwisga, H.J. de Haan- Laagland, J. de Jong, C.J.M. Otsen, G. Visscher-Bouwer, M.A.D. Waalkens, J. van der Werf, T. Wielinga-Graansma, A. Willemsma-de Jong en J.E.M.T. Zondag-Demes en de heren J. de Beer, T.A. Boelens, J. ten Brug (weth.), G. Buising, J.R. Bijkersma, drs. G.J. van den Eist, G.F. Eijgelaar (weth.), ir. C.G.H. Geerts, D.E. Heere (tot de pauze), J.F. Janssen, C. de Jong (vanaf 14.20 uur tot 16.55 uur), J. Knol, H. Meijerhof, W. Miedema, dr. W.A. de Pree (weth.), A. Pronk, mr. H.S. Pruïk- sma, ir. C.L. Rijpma (weth.), J. Schagen, N. Sterk, P.J. Sijbesma, L. Visser, G. de Vries (weth.) en P.D. van der Wal. Afwezig: de heren H. ten Hoeve en H. Jansma. Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Secretaris de heer mr. W.J.G. Reumer. Voorts zijn aanwezig: de heren G.J.P. van den Berg, hoofd van de afdeling Sociale Zaken en Wel- zijnsaangelegenhedenP. de Boer, plv. hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen (vanaf de pau ze), H. Flinterman, hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, mr. L.P.A. van Kats, loco-secretaris, mr. J. Knottnerus, hoofd van de afdeling Onderwijs, mr. H.A. Lassche, plv. hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, drs. H. Sikkema, hoofd van de afde ling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie, en C. IJsbrandij, hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen (tot de pauze). De Voorzitter:,Dames en heren, hartelijk welkom op deze vergadering. Wij hebben nog heel wat ounten te behandelen. Ik stel voor meteen met het eerste punt te beginnen, de stemming over de motie van de PvdA over de ontwikkelingen rond de vestiging van hoger-onderwijsinstellingen in Camstra- buren. Op verzoek van de heer Bijkersma is dit punt even blijven liggen tot vandaag. Ik verleen de heer Bijkersma het woord, opdat hij nog iets kan zeggen over zijn standpuntbepaling in dezen. Ik neem aan dat er voor het overige voldoende discussie is geweest over de motie. De heer Bijkersma:Wij hebben gisteravond de vergadering beëindigd met mijn voorstel van orde, opdat ik gelegenheid kreeg mij nog eens te beraden met mijn fractie op de motie van de PvdA inzake de ontwikkeling van de vestiging van hoger-onderwijsinstellingen in Camstraburen. Ik verzoek u mijn verklaring te zien als een stemverklaring. De bezwaren, die ik gisteravond heb geuit, richtten zich tegen de veronderstelling van de heer Geerts dat minister Pais niet achter het beleid van een vorige minister ten aanzien van de huisvesting van hoger-onderwijsinstellingen in Camstraburen zou staan. Ik heb een en ander gistermiddag bij het ministerie geverifieerd. De voorzitter is er nadien wat dieper op ingegaan. Hij heeft hier niet duidelijk naar voren gebracht dat de heer Pais een dergelijke uitspraak in een schriftelijke verklaring aan hem heeft neergelegd. De minister heeft het ook niet persoonlijk tegen de voorzitter gezegd. Op grond daarvan heeft de heer Geerts toen naar voren gebracht dat de intentie van de motie anders was. Hij wilde graag dat zijn inleiding tot de motie, de basis, voorlopig werd vergeten, omdat hij dit alles gis teravond ook niet kon controleren. In zijn inleiding veronderstelde de heer Geerts dat minister Pais zich in dezen niet achter het beleid van zijn voorganger stelde. (De heer Geerts: Dat staat niet in de motie.) Inderdaad, maar het was wel de basis van uw denken en was ook de aanleiding tot uw motie. Ik begrijp heel goed dat u uw hele beschouwing niet in een motie kon neerleggen. Tegen die angel richtte zich echter mijn bezwaar. De heer Geerts wilde gisteravond de basis van zijn motie als vergeten be schouwen, althans, voor wat betreft de basis van dit gedeelte. Ik begrijp dat; hij mag de vrijheid be houden om daar later nog eens anders over te denken en in een andere context daarop terugkomen. Ik heb een en ander vanmorgen nog eens bij het ministerie gecontroleerd. Het bleek duidelijk zo te zijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 35