Zb%
t fo
zoals ik gisteravond heb gezegd: minister Pais heeft het niet zo gezegd. Men verwachtte bij het minis
terie dat het ook niet zo zou zijn. U mag overigens die verwachting nemen voor wat die is.
De heer Geerts zegt dat de intentie van de motie is om er bij de minister op aan te dringen op
korte termijn de goedkeuring te verlenen, opdat wij dan voort kunnen gaan op de ingeslagen weg. Als
dat de intentie is, dan kunt u op de steun van de VVD-fractie in dezen rekenen.
De Voorzitter: Wij hebben kennisgenomen van de stemverklaring van de heer Bijkersma. Ik breng
thans de motie in stemming.
De motie van de heer Geerts en mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma wordt met algemene stemmen
aangenomen.
Punt 1 (vervolg).
b. punten genoemd in bijlage no. 494.
Par. 1. Beleidssector algemeen beheer.
De Voorzitter: De heer Van den Eist zal spreken over de wenselijkheid een korting toe te passen op
de salarissen van ambtenaren die tijdens diensttijd les geven aan bij voorbeeld de Bestuursschool.
De heer Van den Eist: Niet dan met enige schroom wil ik bij dit punt enkele overwegingen en op
merkingen naar voren brengen. Waar gaat het om? Ambtenaren van onze gemeente maar ook van andere
bestuursorganen geven les aan de Bestuursschool en krijgen daarvoor vrij, voor zover de dienst dat toe
laat, en bovendien worden hun salarissen doorbetaald. De elementen die ik het college in overweging
wil geven - ik stel heel nadrukkelijk dat ik niet met een motie kom -, zijn de volgende.
Wij hebben nog niet zo gek lang geleden van het college een uitstekende nota gehad over emanci
patie en deeltijdarbeid, met de nadruk op deeltijdarbeid. Wat wij nu aan het doen zijn, lijkt mij daar
mee enigszins in strijd te zijn.
In de tweede plaats merk ik op dat wij het nuttig en nodig achten dat ambtenaren andere functies
vervullen, zoals bij voorbeeld het statenlidmaatschap of het gemeenteraadslidmaatschap, als de gemeen
te van inwoning een andere is dan Leeuwarden. Wij willen de ambtenaren dit ook mogelijk maken. Ik
vind dat men scheve gezichten kan krijgen tussen ambtenaren, indien bij de ene ambtenaar wel salaris
wordt ingehouden en bij de andere niet, terwijl wij het allemaal nuttig en nodig vonden.
Overigens wil ik nog een paar opmerkingen maken over de Bestuursschool. Men zou de mening
kunnen zijn toegedaan dat datgene, wat de Bestuursschool aan functie vervult met betrekking tot de
opleiding van ambtenaren in het openbaar bestuur, even goed geïntegreerd in andere bestaande profes
sionele schoolverbanden kan worden vervuld. Over de vraag of de opleiding aan de Bestuursscholen
- het CIVOB is er naar ik meen nog mee bezig - in deze vorm of anderszins moet worden gecontinu
eerd, is de discussie bij mijn weten nog niet uitgewoed.
Het college heeft indertijd in het antwoord op een vraag over deze kwestie geschreven dat de on
derhavige materie onderwerp van bespreking is in het provinciale overleg met de VNG en met het rijk.
De gemeentelijke autonomie maakt het naar mijn gevoel ook noodzakelijk dat wij een en ander zelf re
gelen en zelf bepalen wat wij vinden. Ik geef het college ernstig in overweging om, gelet op de hier
naar voren gebrachte argumenten, in ieder geval het overleg in te gaan met de gedachte dat, zowel
vanuit het oogpunt van gelijkberechtiging van ambtenaren alswel vanuit de mogelijkheid dat ambte
naren les gaan geven aan opleidingen als het SHF, de mts en de hts, niet uitsluitend voor aan de Be
stuursscholen lesgevende ambtenaren deze uitzonderingspositie moet worden gehandhaafd. Dat ambte
naren les zullen geven aan andere opleidingen, is niet onvoorstelbaar, omdat het immers om uitsteken
de opleidingen gaat, die mensen afleveren die bekwaam moeten worden geacht om diverse functies in
ons apparaat te vervullen.
De heer Eijgelaar (weth.): Ik heb bij de afdelingsvergadering al gezegd dat over dit punt inderdaad
overleg gaande is met de provincie. Het is in het ambtelijk en het bestuurlijk beraad aan de orde en
ook in het centraal orgaan. Gepoogd wordt een landelijke regeling te treffen voor dit werk buiten het
eigenlijke ambtenarenwerk. Het kan overigens nog wel even duren, voordat daarover een advies wordt
uitgebracht.
Als de heer Van den Eist een koppeling maakt met ambtenaren die in een gemeente raadslid zijn
of statenlid zijn, dan moet ik zeggen dat dit wel anders ligt. Er bestaat namelijk wel een lande-
lijke regeling over de korting van de salarissen en de vergoeding voor de met deze lidmaatschappen ge
paard gaande tijdsbesteding.
Bij het lesgeven aan de Bestuursschool hebben wij naar mijn mening te maken met een direct ge
meentelijk belang. De gemeente als werkgever heeft er direct belang bij dat de lessen aan de Bestuurs
school ook goed worden gegeven en tegen een, om zo te zeggen, geschikte prijs. Wanneer dit in een
professioneel verband wordt ondergebracht of anders geregeld wordt dan nu gebeurt, dan zal dit onge
twijfeld ook voor de gemeenten financiè'le consequenties hebben. Daar komt bij dat op dit moment in de
gemeenschappelijke regeling is opgenomen dat de gemeenten verplicht zijn aan de Bestuursschool hun
medewerking te verlenen. Men kan dan verschillend denken over de manier waarop die verplichting
moet worden uitgevoerd.
Alles overziende, menen wij dat de onderhavige kwestie natuurlijk wel moet worden besproken en
dat moet worden getracht ook landelijk op één lijn te komen. Er bestaan namelijk duidelijk verschillen
de opvattingen over deze materie. Het betekent niet dat men zich daarachter verschuilt en zelfs geen
beslissingen mag of moet nemen. Wij streven er echter naar om zo veel mogelijk als gemeenten op één
lijn te komen. Dat daarvoor dan in het kader van het geheel een regeling moet worden getroffen, daar
zijn wij erg voor in. Wij hebben dit ook in het centraal orgaan naar voren gebracht. Wij zullen daar
naar ook in de toekomst blijven streven. Wij hopen dat in de loop van 1981 althans enige duidelijkheid
zal ontstaan over de richting waarin wordt gedacht en gekoerst. Ik weet niet of het in 1981 al tot een
afsluitend advies komt. Bij informatie is mij meegedeeld dat dit, gelet op de verschillende verbanden
waarin dit aan de orde komt, niet is te zeggen. De heer Van den Eist zei zelf al dat het CIVOB ermee
bezig is, maar dat geldt ook voor het ambtelijk beraad, het bestuurlijk beraad en het centraal orgaan.
Er wordt serieus aan gewerkt om te trachten ook met betrekking tot dit onderdeel met een regeling te
komen
De Voorzitter: Ik constateer dat de heer Van den Eist geen behoefte heeft aan een tweede instantie
over dit punt.
Vervolgens zullen de heren Geerts en Bijkersma en mevrouw Van der Werf spreken over de toekom
stige ontwikkeling met betrekking tot de voormalige Prins Frederikkazerne.
De heer Bijkersma: Ik wil een voorstel van orde doen. Ik heb zowel bij de afdelingsvergadering als
in mijn algemene beschouwing van gisteren gezegd dat ik de problematiek van de huisvesting van de
DSO en de GSD graag als één pakket bij de kazerne wil behandelen. De nadruk is komen te liggen op
de kazerne. Ik heb daartegen geen bezwaar, maar zou toch graag zien dat mijn verzoek wordt gehono
reerd.
De Voorzitter: Als u op die manier opmerkingen wilt maken over deze problematiek en dat in sa
menhang doet met de kazerne, dan kan ik niet zeggen dat u dit niet mag doen. Het punt van de ont
wikkelingen met betrekking tot de kazerne is immers aan de orde. Ik heb gisteren overigens antwoord
gegeven op dit punt. Het standpunt van het college is erg duidelijk. Ik heb begrepen dat de raad dit
standpunt heeft aanvaard. De DSO komt in ieder geval niet in de kazerne, om de eenvoudige reden dat
wij het niet kunnen betalen. Voor ons is dat dus een afgedane zaak. Wij zijn ons ervan bewust dat de
huisvesting van de DSO een zeer groot probleem is. Wij zijn daarmee bezig en ik heb gisteren ook ge
zegd dat u binnenkort een voorstel van het college mag verwachten - zeker weten doe ik het op dit
moment echter niet - dat probeert voor de komende tien jaar een oplossing van de huisvestingsproble
matiek van de DSO te vinden door het voormalige politiebureau aan de Nieuwestad beschikbaar te
stellen voor deze dienst. Zoals wethouder Rijpma tijdens de afdelingsvergadering ook al zei, de kans op
een dergelijk voorstel is groot. De huisvesting van de DSO in de kazerne is daarmee voor ons afgedaan;
wij ontkoppelen dit van de ontwikkelingen met betrekking tot de kazerne.
De heer Bijkersma: Ik heb tijdens de betreffende afde lings vergadering gezegd dat ik een en ander in
één pakket behandeld wil zien. Ik heb dit standpunt gisteren nog eens naar voren gebracht. Ik kom met
een oplossing voor de kazerne, waarvan ik denk dat die zinvol is. U hoeft deze oplossing niet over te
nemen, maar ik vind wel dat ik dat idee mag lanceren.
De Voorzitter: Een ieder die meent dat de huisvesting van de DSO in verband moet worden gebracht
met de kazerne, is daar vrij in. (De heer Bijkersma: Ik bracht mijn standpunt naar voren, omdat er mis
schien leden van de raad apart over de DSO en de GSD gaan praten.) In dat kader mag u rustig uw op
merkingen maken, daartegen kan geen bezwaar zijn. Ik verleen de heer Geerts als eerste het woord.
De heer De Jong is inmiddels ter vergadering gekomen.