V(?8 Ik heb mijn suggestie, in eerste instantie gedaan, niet neergelegd in een motie, omdat ik vind dat de problematiek voor de gemeente nu al groot genoeg is. Via u, mijnheer de voorzitter, wil ik het be drijfsleven uitnodigen om toch met een offerte te komen. Ik verzoek het college om ontvankelijk te zijn voor een dergelijke offerte. Het college moet mijns inziens niet zeggen dat daarover niet kan worden gepraat, omdat er een haalbaarheidsonderzoek naar een woonbestemming wordt verricht. In dat geval zou het college particuliere initiatieven afremmen en dat zou mij bijzonder spijten. Ik vraag het colle ge niet om in het door het bedrijfsleven te verrichten onderzoek als einddoel de huisvesting van de DSO en de GSD in de kazerne te zien. Als het bedrijfsleven met een plan komt, dan verzoek ik het college om dat te bekijken. Ik verzoek het college ook om in dat plan te bekijken welke besparingen worden verkregen door het vertrek van gemeentelijke diensten uit huurpanden naar het oude gebouw van de DSO en ook te bekijken welke revenuen er komen uit een woonbestemming voor het huidige ge bouw van de GSD. Dit is een belangrijk aspect, waarop door geen van de sprekers is ingegaan. Wonen in het huidige gebouw van de GSD geeft immers weer een beetje ruimte aan de categorie alleenstaan den en tweepersoonshuishoudens. Bovendien hoeven de tegenwoordige bewoners dan niet uit het pand van de GSD te verdwijnen. Dit aspect moet naar mijn mening toch wel in de beschouwingen worden be trokken. Ik stel het op prijs om dit hier nog eens naar voren te brengen. De heer Van der Wal: Ik zal even ingaan op een opmerking van de heer Schagen. Ik heb bij het noemen van atelierruimten en kleine ambachtelijke bedrijven het woordje "eventueel" gebruikt. Ik be sef best dat dit op moeilijkheden kan stuiten. Ik heb het met name gezegd, omdat wethouder De Pree in het verleden de monofunctie van een woonbestemming van het hele complex als argument heeft gebruikt om niet voor een haalbaarheidsonderzoek naar een woonbestemming te zijn. De heer Schagen zei dat zijn motie betrekking heeft op een woonbestemming in het algemeen, maar aan de andere kant weet ie dereen in deze zaal dat wij het onderzoek betalen via het budget van de stuurgroep huisvesting alleen staanden en tweepersoonshuishoudens. De nadruk ligt dus heel duidelijk op die categorie. Ik zou het al leen toejuichen als er een bredere opzet voor kan worden gevonden. Ik bezit niet zo'n grote wijsheid als de heer Brandsma mij wil toedichten. Van de eigen dienst was, al voordat de kredietaanvraag voor een onderzoek naar verbouw van de kazerne tot een kantoorbestem ming was gedaan, bekend dat de verbouwkosten om en nabij de dertig miljoen gulden zouden bedragen. Een klein rekensommetje leert dat deze kosten alleen al aan jaarlijkse kapitaal lasten drie miljoen gul den met zich meebrengen en daarbij komen dan nog de inrichtings- en energiekosten. Als men dat had afgewogen tegen de totale begroting, dan kon men toen al inschatten dat de kosten te hoog zouden zijn. Op grond daarvan hebben wij geconcludeerd dat dat half miljoen weggegooid geld was. Bovendien had het tijdverlies tot gevolg, wat rentekosten met zich meebrengt en dus ook weer geld kost. Onze te genstem berustte dus niet zozeer op wijsheid, maar op het inschatten van gegevens die ook bij het col lege bekend waren of in ieder geval bekend hadden moeten zijn. De gegevens kwamen immers bij de dienst vandaan waarvan het college de baas is. De Voorzitter: De heer Sijbesma heeft gezegd dat een wijziging of aanpassing van het bestemmings plan veel tijd zou kunnen vergen. Wij zijn ons daarvan bewust. Als wij de stap zetten om de kazerne een woonbestemming of een gedeeltelijke woonbestemming te laten krijgen, dan moet het bestemmings plan worden aangepast. Daarvoor moet de vereiste procedure worden doorlopen, maar dat zal niet de grootste handicap zijn. De heer Bijkersma vroeg of naast het haalbaarheidsonderzoek naar een woonbestemming mogelijk een ander haalbaarheidsonderzoek kon worden verricht. (De heer Bijkersma: Dat heb ik duidelijk niet aan u gevraagd. Ik heb gevraagd of het college ontvankelijk wil zijn voor ideeën van buiten de ge meente.) Goed, maar ik vind dat het een niet tegelijk met het ander moet worden gedaan. Als de raad besluit om een haalbaarheidsonderzoek overeenkomstig de woorden van wethouder De Pree in te stellen, dan moet een andere suggestie even in de ijskast. Later komt het dan wel weer naar voren. (De heer Bij kersma: Het college hoeft niet een andere suggestie te onderzoeken. Ik heb dat uitdrukkelijk niet in een motie willen vastleggen. Als het bedrijfsleven niet reageert, dan vind ik dat het zijn kans voorbij laat gaan.) Als wij iemand bereid vinden om voor nul cent en zonder enige verplichting een ander onder zoek parallel met het haalbaarheidsonderzoek naar een woonbestemming te laten lopen, dan kan dat nooit kwaad. Als het onderzoek naar een woonbestemming op niets uitloopt, zouden wij immers het re sultaat van het tweede onderzoek meteen bij de hand hebben. Als de heer Bijkersma ons die toezegging vraagt - ik vermoed dat hij het oog heeft op een firma waarvan ik hier een brief voor mij heb liggen -, dan willen wij een en ander best onder ogen zien, mits het ons niets kost en wij ons aan niets binden. (De heer Bijkersma: Ik heb niet een bepaalde firma op het oog gehad.) Ik vermoedde het alleen maar. Ik constateer dat noch wethouder De Pree noch een ander lid van de gemeenteraad behoefte gevoelt om het woord te voeren. Ik breng daarom de motie van de heer Schagen en mevrouw Otsen in stemming- De motie van de heer Schagen en mevrouw Otsen wordt aangenomen met 23 tegen 12 stemmen. De Voorzitter: Vervolgens zal mevrouw Zondag spreken over de huisvestingsproblematiek van de Gemeentelijke Sociale Dienst en de bestemming van de woningen in het gebouwencomplex van deze dienst. Mevrouw Zondag—Demes: In de vergadering van afdeling I heb ik dit punt aan de orde gesteld, en wel naar aanleiding van vraag en antwoord 65. In het antwoord zegt het college onder meer: "Gezien de hoge prioriteit die aan de uitbreiding van de kantoorruimte voor de Gemeentelijke Sociale Dienst moet worden gegeven, achten wij de onttrekking aan de woonbestemming aanvaardbaar." In de verga dering van de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst, 30 oktober jl., werd ons door de wet houder meegedeeld dat de woningen die vrijkwamen, eigenlijk te duur zijn om te gebruiken voor de uitbreiding van de kantoorruimte voor de GSD. De gemeenteraad zou hierover een uitspraak moeten doen. Aangezien de bewoners nog steeds ongerust waren en tot op de dag van vandaag niet weten waar zij aan toe zijn, heb ik deze kwestie ook in de Commissie voor het Woningbedrijf aangekaart. Daar kreeg ik een duidelijk antwoord. Ik citeer wat dit punt betreft het verslag van de commissievergadering van 5 november jl.: "Als een of meerdere woningen aan de woonbestemming worden onttrokken, vervalt ook de rijksbijdrageregeling. Dit betekent dat de volledige boekwaarde moet worden vergoed, terwijl daar nog eens de investeringen bijkomen die worden gepleegd alvorens tot ingebruikname als kantoor kan worden overgegaan. Voor dit zelfde bedrag kan men elders waarschijnlijk goedkoper ruimte huren of aankopen." In de genoemde afdelingsvergadering heb ik gevraagd of de Gemeentelijke Sociale Dienst uit de huisvestingsproblemen zou zijn, wanneer men over deze woningen zou kunnen beschikken. Het antwoord van u, mijnheer de voorzitter, op deze vraag liet aan duidelijkheid niets te wensen over. De voorzitter verwachtte namelijk niet dat wij dan volledig uit de problemen zouden zijn. Dit dus wat de Gemeentelijke Sociale Dienst betreft, maar nu - even belangrijk - de problemen van de bewoners. De bewoners zitten al een paar maanden in onzekerheid: "Moeten wij uiteindelijk toch weg of mo gen we blijven?" Mijn fractie vindt dat de bewoners, hoewel de GSD broodnodig meer ruimte moet hebben, moeten kunnen blijven. Er zijn mensen bij die hier een jaar geleden zijn komen wonen, nadat zij noodgedwongen waren vertrokken uit een saneringswijk. Van de onzekere toekomst is toen met deze bewoners met geen woord gerept. Onlangs is trouwens een leeg gekomen woning opnieuw verhuurd. Is er met deze nieuwe huurders wel over een termijn gesproken? Bij informatie door een bewoner is gebleken dat het niet de bedoeling is geweest bij de bouw van het complex eventueel de woningen naderhand als kantoorruimte te gaan gebruiken. Wel is in het ge bouw zelf met een mogelijke uitbreiding rekening gehouden. Mijns inziens zou het juist de bedoeling moeten zijn om de functie wonen op het Vliet te handhaven. Ik wil namens mijn fractie het college voorstellen om gezien de behoefte aan dit soort woningen de woonfunctie te laten voortduren, mede omdat de huisvestingsproblematiek voor de Gemeentelijke So ciale Dienst niet wordt opgelost, indien wij de beschikking zouden hebben over deze woningen. Boven dien stel ik voor aan alle bewoners bericht te sturen, zodat de onzekerheid wordt weggenomen, kort weg gezegd: ze mogen nu definitief blijven. Laten wij ten slotte proberen voor de problematiek van de huisvesting van de GSD een oplossing te vinden. Ik heb een en ander in een motie vervat, die mede is ondertekend door de heer Miedema. De motie luidt als volgt. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 16 december 1980, be raadslagend over het beleidsplan 1981-1985 en met name over de huisvestingsproblema tiek van de Gemeentelijke Sociale Dienst en de bestemming van de woningen in het com plex van deze dienst, aan de orde gesteld in afdeling I, paragraaf I, bijlage 494, overwegende dat 1. de huisvestingsproblematiek van de GSD op den duur niet kan worden opgelost door in gebruikneming als kantoorruimte van de woningen in het gebouwencomplex van deze dienst; 2. de aan bovenbedoelde wijziging verbonden financiële gevolgen niet in een redelijke verhouding staan tot het te dienen belang; 3. het noodzakelijk is om op korte termijn aan de bewoners duidelijkheid te verschaffen over hun woonsituatie, besluit: 1. de woningen van het complex Gemeentelijke Sociale Dienst de bestemming wonen te laten houden;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 40