%\X Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Door onze fractie is bij vraag 160 gevraagd om bescherming voor het gebied Willemskade tussen Sophialaan en Zuiderplein. Het antwoord dat tijdens de vergadering van afdeling II werd gegeven, kwam erop neer dat in 1981 een projectgroep zal kunnen worden ingesteld. Als de doelstellingen en de randvoorwaarden zijn vastgesteld, dan kan een voorbereidingsbesluit wor den genomen, staat in het antwoord. Een van de eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld, is een duidelijke uitwerking van de verkeersstructuur van het betreffende gebied. Daarvoor moet dan bin nen de tijd van drie jaar - de termijn waarvoor het voorbereidingsbesluit geldig is - een oplossing wor den gevonden. De verkeersproblematiek in het gebied Willemskade is niet gering en hangt samen met de problematiek in de gebieden Klanderijstraat en Potmarge. Het uitwerken van één groot bestemmings plan, dat begrensd wordt door Sophialaan, Willemskade-zuidzijde, Zuidergracht, Kanaalstraat en spoorlijn, lijkt ons dan ook het meest logisch. Wij willen voorstellen dat op korte termijn aan de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening een voorstel wordt voorgelegd met de doelstellingen en randvoorwaarden voor dit gebied, opdat die in de commissie kunnen worden bediscussieerd. Daarna kunnen de doelstellingen en randvoorwaarden worden vastgesteld in de raad, waarbij tegelijk dan een voorbereidingsbesluit voor dit gebied kan worden ge nomen. Niet alleen wordt daardoor bescherming gecreëerd voor de bebouwing aan de Willemskade- zuidzijde en de Zuidergracht, maar ook dwingen wij ons zelf om oplossingen te vinden voor de ver keersproblemen op het Zuiderplein en de wijde omtrek daaromheen, leder lid van deze raad onder schrijft de noodzaak daartoe, neem ik aan. De heer Miedema heeft in ieder geval in zijn algemene be schouwing gisteren nog op een oplossing van de verkeersproblematiek van het Zuiderplein aange drongen. Het komt erop neer dat dit gebied in de planning naar voren wordt gehaald. Graag wil ik daarover de mening van het college weten. Afhankelijk van het antwoord, kom ik met een motie. De heer Van der Wal: Ik pleit ook al jaren voor een tijdige bescherming van het gebied waarop me vrouw Brandenburg doelt. Ik kan mij dus volledig aansluiten bij haar betoog. Als het nodig mocht blij ken dat zij toch een motie indient, dan zullen wij deze motie ondersteunen. De heer Rijpma (weth.): Wanneer mevrouw Brandenburg zegt dat wij, nadat de randvoorwaarden zijn vastgesteld, een projectgroep zullen instellen en een voorbereidingsbesluit zullen nemen, dan is dat naar mijn mening in overeenstemming met het antwoord dat op de schriftelijke vragen is gegeven, in die zin dat op dit moment wordt beslist dat wij aan dit gebied prioriteit geven boven andere gebie den. De prioriteitenstelling komt op korte termijn aan de orde. De concept-nota stadsvernieuwing is ge reed en daarover zal morgen een eerste gedachtenwisseling plaatsvinden tussen bestuurders en ambtena ren die met de redactie, de opstelling en de verzameling van de gegevens bezig zijn geweest. Ik heb zelf de indruk dat de voorbereidingsprocedure om deze nota in b. en w. te brengen niet al te lang hoeft te duren. Ik kan mij voorstellen dat de nota reeds in januari in b. en w. komt. Dat betekent dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening in haar vergadering van 2 februari of drie weken daarna - het is een beetje afhankelijk van de dingen die nog bijgesteld of bijgeschaafd moeten worden - over de prioriteitenstelling kan discussiëren. Ongeveer parallel daarmee lopen onze voorstellen ten aanzien van de verkeersstructuur van het Zuiderplein en het Stationsplein. Die twee dingen kunnen dus vrijwel parallel lopen, zodat de raad wat prioriteiten en randvoorwaarden betreft, als de raad meent op grond van de aanwezige stukken tot be slissingen te kunnen komen, mag verwachten dat ongeveer eind maart de kaart op tafel kan liggen. Als de raad dit tijdsbestek acceptabel acht, dan doen wij de toezegging dat wij een en ander op die ter mijn zullen proberen voor te bereiden. Ik vind wel dat het nemen van een voorbereidingsbesluit, als dat moet gebeuren, impliceert dat men aan het werk gaat. Anders gebruiken wij het voorbereidingsbesluit voor iets waarvoor het niet be doeld is. Naar mijn mening is een van de dingen waarvoor wij op het ogenblik ijveren en waarop ook de wetgeving is ingesteld, dat onze besluitvorming gepaard gaat met zuivere motieven. Dus: is er een voorbereidingsbesluit, dan ook met dat gebied aan het werk. Dat kan gebeuren, als de raad die prioriteit legt en als de raad tot besluitvorming komt omtrent de verkeersstructuur van de gebieden die u en ik net genoemd hebben. Ik moet er wel bij zeggen dat wij, als de aanwijzing van de binnenstad tot beschermd stadsgezicht afkomt, niet meer drie jaar de tijd hebben om een bestemmingsplan klaar te maken, maar twee jaar. Sommigen zeggen dat de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht op een termijn van weken kan gebeu ren, anderen zijn wat minder optimistisch. De informatie over de besluitvormingsprocedure geeft aan dat er nog slechts een handtekening nodig is, maar dat de man die deze handtekening moet zetten, \5ÖZ kennelijk niet te vinden is. De besluitvormingsprocedure schijnt dus vrijwel afgerond te zijn. Het klinkt misschien wat vreemd dat wij ten gevolge van de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht slechts twee jaar de tijd hebben voor het maken van een bestemmingsplan, maar er gaat een jaar af. Het voorbereidingsbesluit heeft dan een geldigheidsduur van één jaar en kan nog één jaar worden verlengd. Het betekent dat te vroegtijdige vaststelling, opdrachtgeving, enzovoorts, nog weieens averechts kan werken. Het is niet eenvoudig om het totale gebied aan te pakken. Wij hadden trouwens gedacht dat het beter zou zijn om het gebied in twee delen te splitsen. Daarvoor zijn ook al de nodige voor bereidingen getroffen. De twee delen zouden volgens ons kunnen zijn het deel Tulpenburg-Klanderij- buurt-Kanaalstraat-Zuidergrachtswal en het deel omgeving Stationsplein. Wij kunnen echter nog dis cussiëren over de vraag of wij, als de beleidsprocedure voor beide stukken gereed is, de beide delen tot één gebied moeten samenvoegen of dat het toch verstandig is om het in twee gebieden gesplitst te houden. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Het is ook onze bedoeling dat wij dan aan het werk gaan, want ik heb gezegd dat wij ons door het nemen van een voorbereidingsbesluit dwingen ervoor te zorgen dat het voor elkaar komt. Als de planning in maart op tafel ligt, kan dan ook tegelijkertijd een voorbereidingsbesluit worden genomen? Of het gebied nu in één of in twee delen moet worden behandeld, de suggestie die ik voor stel, komt van de dienst. Het schijnt dus enige fricties op te leveren. (De Voorzitter: Het komt niet van de dienst, maar van iemand van de dienst.) Inderdaad. Het is ook geen principe. Het gaat erom dat de zaken worden geregeld, dat het gebied wordt beschermd en dat wij ons beraden op de verkeersstructuur. Mijn concrete vraag aan de wethouder is of het voorbereidingsbesluit ook in maart kan worden geno men, of vlak daarna. De heer Van der Wal: Uit de discussie tijdens de afdelingsvergadering heb ik begrepen dat er lie ver vandaag dan morgen bescherming voor dat gebied moet komen door middel van een voorbereidings besluit. Dat impliceert dan dat wij drie jaar de tijd hebben. Overigens begrijp ik uit de woorden van de wethouder dat de termijn automatisch al teruggaat naar twee jaar, als tussentijds de aanwijzing tot be schermd stadsgezicht afkomt. Ik zie helemaal het probleem niet om voor dat gebied op 12 januari het voorbereidingsbesluit te nemen, of men het gebied in tweeën deelt of niet; de intentie blijft immers de zelfde. Op dat moment hebben wij nog drie jaar de tijd, tenminste als de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht in het voorjaar loskomt. Wij hebben dan ook onmiddellijk bescherming voor dat gebied. Ik deel de zorg dat er ieder ogenblik een aanvraag om een bouwvergunning kan worden ingediend. Zo af en toe hoort men weieens dat hier of daar plannen worden ontwikkeld. Als er in de periode tot eind maart een aanvraag om een bouwvergunning wordt ingediend en als die aanvraag voldoet aan de Bouw verordening, dan hebben wij geen been om op te staan en is de bescherming weg. De ontwikkelingen bij de Westersingel leren wat voor bouwwerken sommige architecten verantwoord vinden om op derge lijke plaatsen tegen de binnenstad aan te drukken. Ik hoop dat mevrouw Brandenburg haar motie alsnog indient, want ik blijf erbij dat wij op 12 januari een voorbereidingsbesluit moeten nemen, dat dan drie jaar geldig is. In die tijd moet het gewoon mogelijk zijn om een bestemmingsplan voor dat gebied ter visie te leggen. Baat het niet, het schaadt zeker niet. De hear Miedema: Dat der leden yn dizze ried binne dy't bigien binne mei dizze strjitwand, kin ik my gans yntinke. As der in ridlike mooglikheit wie om dy strjitwand feilich to stellen, dan soe ik dêr fan herte oan meiwurkje wolle. Allinne, it probleem fan in iepenbiere bihanneling fan dit punt haldt wo! dit yn: As men net by steat is om fan'e middei de bislissing to nimmen dat der in tariedingsbislut op it gebiet lein wurdt, dan kin men it wol forjitte, hwant alle lju dy't de kommende pear moanne hwat fan doel binne, witte dat it fiif menuten foar tolven is. Sadré't yn it iepenbier bihannele wurdt dat wy itfoarnimmen hawwe om tusken 12 jannewaris en maert in tariedingsbislut to nimmen, hawwe alle lju dy't eat fan doel binne yn dat gebiet wol har oanfraech foar in forgunning op tafel lein. Wy binne eins forkeard dwaende. Ditsoarte dingen hearre nei myn smaek yn in bisletten gearkomste fan de Kommisje foar de Romtlike Oardering bihannele to wurden. As men eat yn it iepenbier bihannelet en seit dat men it dan en dan op slot set, dan is dat itselde as hwannear't men tsjin in dief seit dat om tolve ure de doar op slot giet. Yn de tiid dêrfoar kin er syn gong gean, hwant dêr komt it op del. (Mevrouw Brandenburg— Sjoerdsma: Het is toch ook in het openbaar in de afde lings vergadering behandeld!) Ik nim it jo ek net kwea of, mar it feit leit der. Ik bin it mei wethalder Rijpma iens dat wy as ried net by steat binne om, sunder dat dingen neijer bistudearre binne en sunder dat der in utstel leit, fan'e middei de bislissing to nimmen dat der foar dat gebiet in tariedingsbislut nommen wurdt. Dat kin gewoon net, de grinzen binne der net. It is dan wol libbensgefaerlik om dat to bihanneljen. Ik sit even mei dy swierrichheit. Der bin-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 42