9 C> 22 03 Afgezien van de financiële opzet geloof ik niet dat het instellen van een rekenkamer noodzakelijk is. Ik kan niet anders dan aansluiten bij mijn opmerkingen van gisteravond over de vrij moeilijke finan ciële positie waarin de gemeente op het ogenblik verkeert. Om uit die moeilijke positie te komen, is heel duidelijk een sterk geconcentreerde aanpak van het beleid nodig. Ik wijs u in dit verband op mijn opmerking van gisteren dat hieromtrent op korte termijn in het college en dus ook in de Commis sie voor de Financiën een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot onze financiële si tuatie aan de orde komt, terwijl ook de vraag aan de orde wordt gesteld hoe wij een en ander aan moe ten pakken om er met elkaar uit te kunnen komen. Wij kunnen duidelijk niet volstaan met het zonder meer afwijzen van alles wat nieuw is en verder op de oude voet doorgaan; dat zou geen goed beleid zijn. Het zou bovendien op zich al niet voldoende geld opbrengen om tot een sluitend beleidsplan te komen. Wij zullen ons moeten beraden op een herwaardering van het totale beleid. In deze herwaarde ring zal zeker ook moeten worden meegenomen de efficiency, de doelmatigheid en een verdere afwe ging van het een tegen het ander. Als ik alles bij elkaar neem, dan zijn bij deze hele zaak twee afdelingen van de secretarie be trokken, namelijk de afdelingen EBO en Financiën. Deze afdelingen zijn dan ook vertegenwoordigd in de commissie meerjarenramingen, die gister ook al ten tonele is gevoerd. Het is niet zo dat in dit op zicht de taken van de afdeling EBO en de afdeling Financiën door elkaar liggen en elkaar in belangrij ke mate overlappen. Wel kan men, wil men een en ander goed geconcentreerd aanpakken, de scheids lijnen op sommige punten duidelijker trekken dan toen wij in een wat vrijere situatie werkten. Ik denk dat wij met behulp van deze beide afdelingen tot een goede opzet kunnen komen, waarmee wij de ge dachte achter het voorstel tot instelling van een rekenkamer kunnen verwezenlijken. Naar mijn mening zal er dan niet sprake moeten zijn van een eenmalige operatie voor een bijstelling van dit beleidsplan en het volgende beleidsplan. Het zal een dynamisch proces moeten zijn. Er is ook alle reden voor zo'n dynamisch proces. Mocht het zo zijn dat wij tot nieuwe afspraken tussen beide afdelingen moeten ko men - ik zie dit evenwel op dit moment niet - en dat de bemanning voor het volvoeren van deze opera tie te gering is, dan zal, om het geld inderdaad op tafel te brengen, de bemanning moeten worden aangevuld, al klinkt dat wat vreemd. Ik denk niet dat het college zal aarzelen om het doel, dat men wil bereiken, met behulp van aanvulling van de bemanning ook inderdaad te bereiken. Daartoe zullen wij voorstellen aan de raad doen. Kortom, de achterliggende gedachte nemen wij graag mee. Wij zullen op vrij korte termijn hier over nader met de Commissie voor de Financiën gaan praten. De heer Knol: Wij weten natuurlijk ook wel dat er een commissie meerjarenramingen is. Als men de doelstelling om de doelmatigheid en de efficiency een wat hogere prioriteit te geven waar wil maken, dan moet men ook bewust binnen deze commissie mensen daarvoor vrij maken. Het moet er niet wat bij hangen. Als de wethouder zegt dat een en ander weieens tot uitbreiding van het personeel zou kunnen leiden, dan geloof ik dat dit waar is. Ik denk bij voorbeeld aan het aantrekken van een organisatiedes kundige. Als de wethouder nu toezegt dat wij in de loop van het komende jaar informatie krijgen over de vraag hoe het college dit denkt te structureren, dan kunnen wij daarover in de Commissie voor de Financiën en in de fractie wat nader praten. Men moet er van uitgaan dat men mensen vrij moet maken. De rapportage ligt er nu en wij kunnen ons ook wel vinden in de uitkomst van de raadsbrief. Wij willen alleen wel graag de toezegging van het college hebben dat wij over dit onderwerp in de loop van het komend jaar nadere informatie krijgen. Ik denk overigens dat wij het komend jaar daartoe wel ge dwongen zullen worden. De heer Ten Brug (weth.): Ik zeg graag toe dat wij hiermee in de Commissie voor de Financiën zul len komen en met elkaar open over deze dingen zullen praten. Punt 1d. De Voorzitter: Thans is aan de orde het vaststellen van het beleidsplan 1981 -1985. Het punt over de ontwikkelingen in het gebied Willemskade hebben wij even laten liggen. Dit vormt slechts een onder deel van het hele beleidsplan. Ik verzoek u of u na de uitvoerige discussies van gisteren en vandaag bereid bent om het beleidsplan, zoals het aan u is voorgelegd en met uitzondering van het zojuist ge noemde punt, te aanvaarden. De heer Bijkersma: Ik heb nog een punt van orde. Vanavond komt weer aan de orde wat vanmiddag is besproken. Ik heb begrepen dat ook het college nog bijeen is geweest over de kwestie Willemskade. Nu heeft mijn fractie helemaal geen informatie van de zijde van het college gekregen. Ik heb begrepen dat de wethouders wel met hun fracties hebben gesproken, maar ik vind het toch een beetje vreemd dat de niet aan de collegetafel vertegenwoordigde fracties informatie missen over de gedachten van het college over deze kwestie. De Voorzitter: Ik wil graag eerst het punt van de vaststelling van het beleidsplan behandelen. Daarna zal ik op de vraag van de heer Bijkersma ingaan. Ik vraag nogmaals aan de raad of het beleidsplan kan worden aanvaard. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter: Vervolgens zal ik ingaan op de vraag van de heer Bijkersma. Voor zover mij bekend heeft één fractie tijdens de pauze nogal intens over dit punt gesproken. Een andere fractie was van plan zich intern te beraden, maar is zo correct geweest om dat niet te doen maar weer naar de raadzaal te gaan. Verder heb ik mevrouw Brandenburg en de heer Geerts op een paar puur formele punten gewezen die samenhangen met de manier waarop de motie zou moeten worden geredigeerd. In dat gesprek is ver der niets inhoudelijks besproken. Ik heb ook begrepen dat de fractie die in de pauze niet heeft verga derd, er toch behoefte aan had om nog even met elkaar over de kwestie te praten. Daarom heb ik na de pauze meegedeeld dat het betreffende punt in de vergadering van hedenavond weer aan de orde zou worden gesteld. Punt 1e. De Voorzitter: Ik verzoek de raad thans over te gaan tot het vaststellen van de gemeentebegroting 1981 en van de begrotingen van de takken van dienst (incl. een aantal wijzigingsbesluiten). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de wijzi gingsbesluiten. De Voorzitter schorst, om 17.25 uur, de vergadering tot 19.30 uur.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 46