22 rijk, als dat taken decentraliseert, ook de financiën moet decentraliseren. Dit geldt overigens ook voor andere terreinen. Dat er nog geen duidelijke organisatiestructuur is, in die zin dat de gemeente geen duidelijk adres van de buitenlandse werknemers heeft, is waar. Op het ogenblik zijn wij in gesprek met een aantal or ganisaties, om tot zo'n structurering of platform te komen. Binnenkort vindt een volgend gesprek plaats. Enkele organisaties hebben al enige ideeën geopperd voor de manier waarop men een en ander moet structureren. Wil de gemeente tot een beleid komen, dan is het van belang dat ervoor wordt gezorgd dat het in overleg met de betrokkenen tot stand komt. Bij deze groepen is er natuurlijk sprake van al lerlei barrières: ik noem de taal, maar er zijn ook andere punten. Ook onderlinge meningsverschillen tussen organisaties maken de problematiek niet eenvoudiger. Men zal echter zo veel mogelijk in over leg met de groeperingen tot een beleid moeten komen. Daarmee zijn wij op het ogenblik dan ook be zig. Het voorstel dat nu aan de orde is, betreft een soort van overgangsfase, om te voorkomen dat be staande activiteiten niet kunnen doorgaan.- De bedoeling van deze voorstellen is dus om alvast die ac tiviteiten in stand te houden en tijd te scheppen voor het komen tot een beleid. U begrijpt dat voor mij de verleiding erg groot is, gezien mijn verleden, om principieel in te gaan op de problematiek van de vermenging van kerk en staat, maar ik zal dat niet doen. Deze kwestie van de vermenging van kerk en staat is al eens eerder aan de orde geweest. In de raadsbrief bij het toen aan de orde zijnde voorstel hebt u kunnen lezen dat twee wethouders, vanwege het argument dat kerk en staat niet mogen worden vermengd, tegen waren. Bij dit voorstel is alleen wethouder Eijgelaar nog tegen. (De Voorzitter: Wij hebben een portefeuillewisseling gehad.) (Gelach) Ik kan mij de argumenta tie van de heer Eijgelaar goed voorstellen. De redenering om wel tot subsidie over te gaan, is inderdaad een pragmatisch handelen in de zin dat in financiële noodsituaties, waarvan naar mijn mening bij dit voorstel beslist sprake is, moet worden geholpen. Ik sluit mij dan aan bij de woorden van de heer Heere dat ook deze keuze niet minder principieel is. Wanneer het hebben van een gebedsruimte ter wille var, het behoud van de eigen identiteit, waar de godsdienst bijhoort, zou dreigen af te springen op finan ciële gronden, dan moet men deze mensen, gezien de sociaal-economische positie waarin zij verkeren, een klein beetje helpen. Daarbij wordt dan aangesloten bij het beleid van CRM, dat hetzelfde doet. Dat is de argumentatie van hen, die op zich wel vraagtekens zetten bij de vermenging van kerk en staat, om in dit geval over de bezwaren heen te stappen. Daarvan zijn natuurlijk ook precedenten in ons eigen vaderland te vinden. Mevrouw De Haan en mevrouw Van der Werf hebben de staat waarin het pand aan de Zuidergrachrs- wal verkeert, aangehaald. Los van de toestand waarin dit pand en het ernaast gelegen pand verkeren, speelde ook nog het probleem welke groepering gebruik maakte van het pand. Wij hebben steeds ge probeerd, zeker in het begin, om de panden door zo veel mogelijk groeperingen te laten gebruiken. Zowel over het gebruik als over de staat van het pand en de daarvoor mogelijk te nemen maatregelen zullen wij in het eerstvolgende gesprek met de betreffende groeperingen overleg plegen. Dat gesprek vindt naar ik meen over een of twee weken plaats. De Voorzitter: Ik constateer dat er geen behoefte is aan een tweede instantie over dit punt. Ik ste voor dit voorstel gesplitst in stemming te brengen door afzonderlijk te stemmen over punt e. Allereerst vraag ik stemming over de punten a tot en met d van het besluit. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de punten a tot en met d van het voorstel van b. en w. De Voorzitter: Dan breng ik nu in stemming punt e van het besluit. Punt e van het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 27 tegen 4 stemmen. (De heer De Jong bevond zich tijdens de stemming niet in de zaal.) Punt 28 (bijlage nr. 7). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 29 (bijlage nr. 34). De Voorzitter: Dit agendapunt luidt: gemeentelijke medewerking bij het organiseren van een mid- zomernachtspektakel 23 Mevrouw Waalkens: Op de eerste bladzijde van de raadsbrief staat: "Ondanks het feit dat in de totale financieringsopzet nog een aantal onzekere factoren zitten Deze opmerking in de raads brief is de reden waarom onze fractie tegen punt II van het besluit zal stemmen. Mevrouw Wielinga—Graansma: Ik wens geacht te worden tegen punt I van het besluit te hebben ge stemd, het verstrekken van een eenmalig subsidie van maximaal 25.000, Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de dames M.A. van Dijk-van Terwisga en M.A.D. Waalkens en de heer J.R. Bijkersma tegen punt II van het besluit en mevrouw T. Wielinga-Graansma tegen punt I van het besluit wensen te worden geacht te hebben gestemd. (De heer De Jong bevond zich tijdens de stemming niet in de zaal.) Punt 30 (bijlage nr. 29). De Voorzitter: Ik stel aan de orde het agendapunt dat luidt: Uitbreiding personeelsformatie van de Gemeentelijke Sociale Dienst. Mevrouw Waalkens: In de vergadering op 30 oktober 1980 van de Commissie voor de Gemeentelij ke Sociale Dienst is gesproken over uitbreiding van de personeelsformatie van deze dienst. Ik heb de ze vergadering helaas niet kunnen bijwonen. Uit de notulen van die vergadering heb ik evenwel niet kunnen opmaken hoe een en ander precies in zijn werk gaat. De directeur van de Gemeentelijke Socia le Dienst vraagt om een uitbreiding van het personeel met enkele werknemers, om op alle "fronten" van zijn dienst ervoor te zorgen dat het werk beter verloopt. De directeur vraagt om mensen voor de financiële afdeling en voor de administratie. Uit de raadsbrief blijkt dat er een hele groep buitendienst bij komt. Ik kan mij voorstellen dat dit wat soelaas geeft voor de verwerking van de aanvragen, maar ook dat dit intern op moeilijkheden zal stuiten, als er alleen maar een producerende groep bij komt en er geen verwerkende groep aanwezig is. Ik verneem graag van de wethouder hoe een en ander wordt opgelost binnen de dienst. Het antwoord op deze vraag kon ik niet vinden in de notulen van de ver gadering van 30 oktober, waarin over deze uitbreiding is gediscussieerd. De heer De Vries (weth.): Ik weet niet of wij met de voorliggende oplossing uit de brand zullen zijn. Het is natuurlijk wel een belangrijke aanzet die wij geven om de stroom nieuwe verzoeken die op de dienst afkomt het hoofd te bieden. Het aantrekken van vijf medewerkers voor de buitendienst kan op zich vrij snel plaatsvinden, wanneer wij proberen werkloze maatschappelijk werkenden niet via sollicitatieprocedures maar rechtstreeks via het arbeidsbureau hiervoor te interesseren. De administratieve onderbouw proberen wij te realiseren via de werkverruimende maatregel. Er is een duidelijke indicatie dat dit waarschijnlijk wel lukt. Ik weet niet hoe de directeur dit in de praktijk zal oplossen. Over een paar weken vergadert de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst op nieuw en dan hoop ik de leden van de commissie hierover nader te informeren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 31, 32 en 33 (bijlagen nrs. 15, 4 en 1). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 34 (bijlage nr. 12). De Voorzitter: Ik stel aan de orde de proefneming mini-containers in de wijk Aldlan. Mevrouw De Haan—Laagland: De proef met de mini-containers in Aldlan loopt af. De gehouden enquête heeft ons geleerd dat er beduidende voordelen zijn bij het gebruik van mini-containers. De mensen in Aldlan hebben het gemak ervan ervaren. Zij willen de container onder geen beding kwijt. Verder is gebleken dat de wijk schoner is geworden, het vuil wordt beter aangeboden en vooral het werk van de huisvuilophalers is lichter en ook schoner geworden. Het experiment is dus geslaagd. Wat is echter het geval? De wijk Aldlan, die is uitgekozen voor dit experiment, is als het om de contai ners gaat totaal niet representatief voor de stad Leeuwarden. In deze wijk kunnen de mensen namelijk hun containers neerzetten aan de straatkant, niet ver van de plaats waar de containers worden geleegd,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 12