6
bewust willen zijn. Om wezenlijke knelpunten tot een oplossing te brengen, zullen wij in ieder geval
binnen afzienbare tijd een aantal van die werken moeten kunnen realiseren.
Een zelfde situatie doet zich min of meer voor met betrekking tot de realisering van infrastructu
rele werken in de stadsvernieuwingsgebieden. Deze vallen namelijk niet onder de interim-saldorege
ling, doch onder een subsidieregeling van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit ministerie
subsidieert slechts ten dele en bovendien zijn de middelen ook daar zeer beperkt. Dit houdt in dat een
groot deel van de kosten - totaal geraamd op ca. 80 miljoen gulden - ten laste van de gemeente blijft.
Intussen wordt met Rijkswaterstaat overleg gevoerd om tot een meerjarenplanning voor deze projecten
te komen.
Het scheppen van nieuwe en het behouden van bestaande werkgelegenheidIzal ook in 1982 alle
aandacht blijven opeisen. In dat verband is er door de gezamenlijke gemeenten van de Regio Fries
land-Noord bij het provinciaal bestuur op aangedrongen de gemeenten nauwer te betrekken bij het
inspelen op de mogelijkheden welke het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP) biedt. De
gemeentebesturen staan nu eenmaal dichter bij de feitelijke gang van zaken en daarom is het vreemd
dat zij nauwelijks of in het geheel niet worden ingeschakeld bij het streven naar een zo groot en ef
fectief mogelijk gebruik van genoemd structuurplan. Daarbij zal meer de nadruk moeten komen te lig
gen op grotere, structuurversterkende, projecten.
Het uitgeven van grond in de Hemrik gaat - gelukkig - in een zo hoog tempo, dat wij spoedig tot
een beslissing moeten komen over de vraag op welke plaats het volgende industrieterrein zal moeten wor
den gerealiseerd. Dat hebben wij in hoge mate in eigen hand en het te laat nemen van de nodige beslis
singen zullen wij moeilijk anderen kunnen verwijten. Daarbij moet bedacht worden dat er een periode
van 5 tot 10 jaar mee gemoeid is, voordat na het nemen van een definitieve beslissing van een dergelijk
terrein reële gronduitgifte plaats kan hebben. In 1980 is ca. 20 hectare industrieterrein verkocht, ter
wijl er dan nog ca. 65 hectare resteert als vrij uitgeefbaar terrein. Wij kunnen ons erover verheugen
dat een aantal projecten op stapel staat of wordt voorbereid voor de bouw van vrij grote tot grote kan
torenvestigingen.
De dienstensector vooral zal ons de zo noodzakelijke nieuwe arbeidsplaatsen moeten bezorgen.
Het bouwrijp maken en ontsluiten van het Lijempf-terrein is daarom van belang, ten einde voor kan-
torenbouw geschikt terrein te kunnen blijven aanbieden. Terecht is daarop tijdens de begrotingszitting
gewezen.
Bij een aantal werklozen van ca. 320.000 dat Nederland eind 1980 telde, ontkomen ook wij niet
aan hogere percentages werkloosheid. Kon ik vorig jaar nog een percentage per ultimo november van
5,1 noemen voor de werkloosheid onder de mannelijke beroepsbevolking en van 13,2 voor de vrouwe
lijke beroepsbevolking in Leeuwarden, per ultimo november 1980 waren die percentages tot het onrust
barende niveau gestegen van respectievelijk 8,2 en 16,7. Ik neem aan dat de minister van Economische
Zaken niet zal blijven meewerken aan het instandhouden van het risico van verplaatsing van belang
rijke bedrijven van Leeuwarden naar het oosten van de provincie, door de Friese hoofdstad de Bijzon
dere Regionale Toeslag nog langer te onthouden. Op korte termijn hopen wethouder Eijgelaar en ik
daarover op het Ministerie van Economische Zaken besprekingen te voeren.
Zoals u bekend is, zijn in 1980 een aantal belangrijke beslissingen genomen voor de verdere ont
wikkeling van het wetenschappelijk onderwijs in Leeuwarden. Zo is een bedrag van 25 miljoen gulden
beschikbaar gesteld in het kader van het ISP voor de jaren 1981 tot en met 1985. Thans wordt gewerkt
aan het instellen van een Algemene Faculteit. Daarvoor wordt een Bureau Universitaire Vestiging Fries
land opgericht, dat deze maand in het Coulonhuis zijn taak is begonnen. Tot hoofd van dat bureau is
benoemd drs. G. Weening. Het ligt in de bedoeling dat in 1985 het onderwijs aan de nieuwe studie
richtingen zal beginnen. Verwacht wordt dat er in 1990 ca. 2.000 studenten, zullen zijn met ten minste
200 personeelsleden.
Wij blijven erop vertrouwen dat wij dit jaar de problemen rondom reservering van terreinen voor
het hoger onderwijs in Camstraburen tot een oplossing zullen kunnen brengen. Wethouder Ten Brug en
ik hebben hierover binnenkort een gesprek met staatssecretaris De Jong.
In het kader van het hoger beroepsonderwijs mag verwacht worden dat in Leeuwarden spoedig een
heao gesticht zal kunnen worden. Dit is van uitermate groot belang met het oog op de verdere uitbouw
van het wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs in Friesland en de samenhang tussen die soorten
van hoger onderwijs. Een gunstige factor daarbij is dat de juridische faculteit van de Rijksuniversiteit
te Groningen zich onlangs bereid heeft verklaard tot samenwerking met de te stichten heao en andere
scholen voor hoger beroepsonderwijs in Leeuwarden op het vlak van curriculum-ontwikkeling en inte
gratie hbo-wo. Dit zal een voorspoedige ontwikkeling van de heao zeker ten goede komen. Daarmee
zal dan een belangrijke mijlpaal bereikt zijn in de uitbouw van het hoger onderwijs in Leeuwarden.
Ten aanzien van het lager onderwijs wil ik u graag meedelen dat staatssecretaris Hermes het nieu
7
we schoolgebouw voor gewoon lager onderwijs en kleuteronderwijs in Camminghaburen op 12 maart
a.s. officieel zal openen. Feitelijk is dit gebouw al vanaf augustus vorig jaar in gebruik, waardoor
reeds in een zeer vroeg stadium over een volwaardige onderwijsaccommodatie in deze nieuwe wijk
kan worden beschikt.
Verder wil ik niet onvermeld laten dat de onderwijsvoorzieningen in de dorpen aanzienlijk verbe
terd zullen worden. In de loop van vorig jaar werd reeds toestemming van het Rijk ontvangen voor de
bouw van gymnastieklokalen in Goutum en Wytgaard, die tevens een dorpshuisfunctie zullen krijgen.
Zeer recentelijk hebben wij tevens - via Arob-beroep - goedkeuring verkregen voor de bouw van een
gymnastieklokaal in Lekkum, dat nu tegelijk met de al eerder toegezegde nieuwbouw voor een school
voor k.o./g.l.o. zal kunnen worden gerealiseerd.
Wat het voortgezet onderwijs betreft, vermoedelijk bij het begin van het schooljaar 1981/1982
zal het nieuwe gebouw voor de leao-school aan de Huizumerlaan klaar zijn. Wij mogen er verheugd
over zijn dat wij erin zijn geslaagd buiten het scholenbouwplan om de bouw van een alleszins accep
tabele accommodatie te kunnen starten. Het zal voor de leao-school stellig een hele vooruitgang gaan
betekenen
Wat de schoolbegeleiding betreft, zal het u niet ontgaan zijn dat van het verhaal in afleveringen
over het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleidingsdiensten (GCO) een volgend hoofd
stuk is verschenen. Het nader overleg tussen de Vereniging van Friese Gemeenten (VFG) en het GCO,
onder leiding van een neutrale voorzitter, heeft niets opgeleverd en het GCO-bestuur heeft nu ken
baar gemaakt zijn in de structuurnota voorgestelde beleid op korte termijn - je moet maar durven - te
willen gaan uitvoeren. De bestuurscommissie van onze Schooladviesdienst heeft zelfs al een verzoek
gekregen om volgende week te gaan praten over de wijze waarop onze dienst in het GCO kan worden
geïntegreerd. Zo'n vaart zal het echter niet lopen. Het bestuur van de VFG heeft medio januari een
ledenvergadering belegd, waarop eerst de verder te volgen koers zal worden besproken. Het moet mij
van het hart dat de wijze, waarop het GCO-bestuur meent te moeten opereren, mijn vertrouwen in
een toekomstige samenwerking bepaald niet groter heeft gemaakt!
De ontwikkeling van de bevolking i van Leeuwarden geeft in 1980 het volgende beeld.
Op grond van de tot op dit ogenblik bekende bevolkingscijfers mag worden verwacht dat het in
wonertal over 1980 een daling te zien zal geven van ongeveer 150. Een vergelijking van de nu beken
de cijfers over de eerste elf maanden met die over dezelfde periode van 1979 wijst uit dat het geboor
tecijfer ruim 10% steeg; ook het aantal overledenen steeg. De natuurlijke aanwas die in 1979 op 111
lag, zal in 1980 ongeveer 130 zijn. Het verlies van inwonertal komt dus voor rekening van de migra
tie. De vestiging ligt in 1980 op hetzelfde peil als in het voorafgaande jaar - waaronder 200 vestigin
gen van Surinamers-, het vertrek ligt ongeveer 6% hoger. Dit laatste, doordat het migratieverkeer bin
nen Friesland voor Leeuwarden nog steeds verlies oplevert. Deze ontwikkeling is niet te wijten aan de
woningbouw. Uit voorlopige gegevens blijkt dat in 1980 ongeveer 670 woningen zijn opgeleverd en
dat niettegenstaande de economische teruggang en de stagnatie in bepaalde sectoren van de woning
bouw omstreeks de jaarwisseling ca. 900 woningen in aanbouw waren.
Hiermede zou ik willen volstaan. Wij hebben vandaag nog een lange en belangrijke agenda af te
werken. Het is de vraag hoe lang wij nog kunnen volstaan met één avondvergadering in de drie weken.
Graag wil ik bij de aanvang van het nieuwe jaar nog de dank onderstrepen welke een aantal frac
tievoorzitters tijdens de begrotingszitting in december hebben uitgesproken aan al onze medewerkers
zowel op de secretarie als bij de diensten, bij het onderwijs en bij de politie. Ook hun taak zal er bij
de beperking van de financiële mogelijkheden niet gemakkelijker op worden, maar ik heb er het vol
ste vertrouwen in dat zij de hun toevertrouwde taken met volle inzet zullen blijven verrichten.
Leden van de raad, tot slot spreek Ik gaarne de wens uit dat wij ook in 1981 op zakelijke wijze
en in goede persoonlijke verhoudingen onze taak zullen kunnen vervullen in het belang van de ge
meente Leeuwarden. Ik wil eindigen met u en de uwen ook vanaf deze plaats een gezegend en een
voorspoedig 1981 toe te wensen.
De heer Geerts: De in deze raad misschien enigszins bijzondere wijze van definiëring van het be
grip "nestor" doet mij bij afwezigheid van de heer Miedema nu als zodanig optreden.
Mijnheer de voorzitter. Uw toespraak geeft mij in die functie aanleiding tot het maken van enige
korte reacties namens de raad. U bent begonnen met te stellen dat het komende beleidsplan belang
rijk zal zijn, en wel om twee redenen. Verdere bezuinigingen zullen noodzakelijk blijken en deson
danks zullen wij ruimte moeten zien te scheppen voor nieuw beleid. Dat is het eerste punt, maar het
tweede punt is dat het stuk belangrijk zal zijn bij de samenstelling van en het doen van keuzen in de
verkiezingsprogramma's, opdat de kiezer weet waarvoor hij kiest. Wij zijn het dan ook eens met de
door u geconstateerde extra belangrijkheid van het komende beleidsplan. Het lijkt mij zinvol de raad
hierin in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken.