11
10
Sub N.
Het bezwaarschrift wordt in handen gesteld van de Raadsadviescommissie voor de bezwaarschrif
ten.
Punten 3 t.e.m. 9 !(bijlagen nrs. 8, 30, 17, 9, 18, 31 en 16).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 10 (bijlage nr. 41).
De Voorzitter: Dit agendapunt betreft een grondtransactie met F. Miedema te Leeuwarden.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Het gaat er bij dit punt om dat de gemeente Leeuwarden de
eigendommen van de heer Miedema wil kopen. De gemeente verkoopt dan een terrein, dat in 1979 van
de heer Mellema is aangekocht, aan de heer Miedema. Voorgesteld wordt dat de gemeente een koop
som betaalt inclusief vergoedingen volgens taxatie van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken
te Rotterdam. Nu wordt in de raadsbrief vermeld dat het mogelijke voordeel voor de verkoper - de
heer Miedema - door de WIR-premie verdisconteerd is in de koopprijs en de vergoedingen c.q. de scha
deloosstelling. Onze fractie heeft daarover gesproken en vraagt zich af of het reëel is dat bij deze
vaststelling rekening wordt gehouden met een mogelijkheid van een investeringspremie, die toch ten
doel moet hebben te helpen bij de investering in het nieuwe bedrijf, dat gezocht moet worden ten ge
volge van een door de gemeente gemaakt bestemmingsplan. Door dit bestemmingsplan immers dient de
heer Miedema zijn bedrijf te verplaatsen.
Ik heb het advies van het ingeschakelde adviesbureau nog eens nagelezen en men constateert daar
in dat er schade zal ontstaan voor de heer Miedema, leidend tot opheffen van het productiebedrijf. Ver
der is het volgens het rapport mogelijk dat vervanging van dit winstgevende bedrijf kan worden gevon
den op een deel van het terrein dat hem dan ter beschikking wordt gesteld. De heer Miedema moet
daarop echter wel investeren. Het rapport geeft daarvoor een bepaalde berekeningswijze aan, die ik
hier niet naar voren hoef te brengen. Het bedrag, dat uit die berekening volgt, wordt vervolgens af
getrokken voor de berekening van de schadeloosstelling die de gemeente aan de heer Miedema zou
moeten betalen. Is het gebruikelijk om hiermee rekening te houden bij de vaststelling van de koopsom?
Bij ons ontstond daarover enige twijfel.
De heer Rijpma (weth.): Ik hoop niet dat de raad mij deskundig acht op elk facet van de met be
langhebbenden te treffen schadeloosstelling een antwoord te kunnen geven. Wij hebben de Commissie
voor het Grondbedrijf, waarin uitvoerig kan worden gediscussieerd. In de vergadering van de commis
sie zijn ook de deskundigen aanwezig die van repliek kunnen dienen. Wij hebben over een aantal scha
deloosstellingen, zoals die binnen onze contracten tot uiting moeten komen, een uitvoerige discussie
gevoerd in de Commissie voor het Grondbedrijf. Ik dacht dat wij er met zijn allen ook van overtuigd
zijn dat met de opzet, zoals die door de deskundigen van het Grondbedrijf met soms medewerking van
het adviesbureau uit Rotterdam tot stand is gebracht, kan worden ingestemd.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Ik had dit speciale punt niet in de vergadering van de Commis
sie voor het Grondbedrijf aan de orde gesteld, maar het kwam onlangs in ons fractieberaad wel ter
sprake. Vandaar mijn vraag. Ik ga hier overigens wel mee akkoord.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 11 (bijlage nr. 2).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
De heer De Beer heeft inmiddels de vergadering verlaten.
Punt 12 (bijlage nr. 20).
De Voorzitter: Bij dit agendapunt wordt de raad verzocht over te gaan tot het vaststellen van het
bestemmingsplan Lekkum-De Greate Houten.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Wij zijn verheugd dat het bestemmingsplan vanavond in de raad kan
worden behandeld. Als wij het plan bekijken, dan lijkt het ons een goed plan. Meegenomen zijn land
schappelijke gegevenheden zoals de bestaande vaarten. Deze vaarten krijgen zelfs een functie als ha
ven en plaats waar de jeugd kan spelevaren. Ook de situering rond de terp lijkt voorwaarde voor het
toegroeien naar een natuurlijk dorpsgezicht. Het is te hopen dat spoedig het eerste twintigtal wonin
gen zal worden gebouwd; wij vertrouwen daarop.
Wij hebben echter één kritische noot bij dit plan. Bij het plan Camminghaburen hebben wij als
uitgangspunt gesteld dat de oevers van vaarwater openbaar zijn. In het zuidelijk deel van De Greate
Houten is het vanouds bestaande kerkepad, dat voor een groot deel langs de Dokkumer Ee loopt, mee
genomen. Het pad blijft gelukkig bestaan in het bestemmingsplan. In het noordelijk plandeel is de oe
ver van de Dokkumer Ee echter maar voor een klein deel openbaar. Wij zouden dit graag veranderd
zien. Men kan ons inziens evengoed langs het water bouwen, ook al loopt daar een groenstrookje of
pad voorlangs. Ook in dat geval woont men immers aan het water. Bekend is - zoals onder andere in
Aldlan is gebleken - dat mensen, die op die manier wonen, het heel plezierig vinden dat er eens ie
mand langs hun huis loopt. Anders is het erg eenzaam. Wij komen voor deze kleine wijziging met de
volgende motie.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, bijeen op 12 januari 1981, besluit dat het
bestemmingsplan De Greate Houten zodanig wordt gewijzigd dat in het noordelijk
plandeel langs de Dokkumer Ee een strook grond van ongeveer tien meter de be
stemming openbaar groen krijgt.
In de motie wordt gesteld dat de strook grond tien meter breed zou moeten zijn, maar het maakt niet
uit indien deze strook een grotere of een kleinere breedte krijgt. Als bestemming van deze strook
grond wordt "openbaar groen" aangegeven, omdat het er niet om gaat dat er beslist een pad moet wor
den aangelegd, maar omdat het erom gaat dat deze oever bereikbaar wordt voor iedere inwoner van
het dorp. De motie is ondertekend door de heer Buising en door mij.
De heer Sijbesma: Wij kunnen instemmen met het bestemmingsplan zoals het aan ons wordt voorge
legd. Over de loop van een voetpad kan men van mening verschillen. Het is een kwestie van keuze,
van smaak. Er is, als ik de stukken goed heb begrepen, bewust gekozen voor een aantal aan het wa
ter gesitueerde percelen. Op zich spreekt ons dat wel aan. Het lijkt mij dat dit ook te maken heeft
met de financiële haalbaarheid van het plan. Onze fractie staat achter het voorstel van het college.
De heer Van der Wal: Mijn fractie kan in grote lijnen akkoord gaan met het bestemmingsplan. Ik
sluit mij aan bij hetgeen mevrouw Visscher over de inhoud van het plan heeft gezegd. Haar opmerkin
gen over het voetpad hebben eveneens mijn instemming. Als het nodig mocht blijken dat de motie in
stemming wordt gebracht, dan zullen wij die steunen.
Ik heb al meermalen in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening naar voren gebracht dat wij
moeite hebben met de voorgestelde volgorde van uitvoering, oftewel de fasering van het plan. Wij
staan, in tegenstelling tot het bestemmingsplan, een meer concentrische uitbouw van Lekkum voor,
omdat dit naar ons idee meer kan aansluiten bij de dorpsbebouwing. Het is namelijk niet onmogelijk
dat door provinciale eisen de uitvoering van het bestemmingsplan vertraagd wordt over een vrij aan
zienlijke periode. Als de provincie het been stijf houdt, zit die kans erin. Het lijkt mij dan ook be
ter om concentrisch uit te breiden, zodat men altijd de bebouwing, ook de nieuwe, dicht bij het dorp
houdt en niet, zoals wordt voorgesteld, in drie clusters. In het laatste geval loopt men de kans dat
jarenlang een vreemdsoortige uitbouw op één plaats het beeld van het dorp bepaalt. Bovendien lijkt
mij een concentrische uitbreiding meer in aansluiting met de filosofie die in het Streekplan ten aan
zien van dorpen wordt aangehangen. Ik heb echter tot mijn spijt begrepen dat deze manier van uit
breiden van een dorp door een meerderheid van de raad wel bij Wirdum uiteindelijk is aanvaard, maar
dat men voor Lekkum nog niet zo ver is. Wij betreuren dit en zouden het graag veranderd zien, maar
uit de discussies in de commissies heb ik opgemaakt dat voor dit standpunt te weinig steun kan worden
verkregen. Ik wilde het wel even gezegd hebben.
De heer Bijkersma: Ook onze fractie is verheugd dat het bestemmingsplan Lekkum-De Greate Hou
ten nu kan worden vastgesteld. Mevrouw Visscher stelt ten aanzien van het bestemmingsplan een ons
inziens essentiële wijziging voor. Zij brengt haar suggestie ad hoc in de raadsvergadering naar voren,
zonder dat een en ander in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is besproken. Wij hebben daar
tegen bezwaar. Wij conformeren ons volledig aan het standpunt van het college en zullen in ieder ge
val niet meegaan met de motie, omdat die op zo korte termijn zo essentieel een plan zal wijzigen. (Me
vrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Dit punt is wel in de commissie besproken.)