12
De heer Rijpma (weth.): Even een reactie op de woorden van de heer Van der Wal. Dit bestem
mingsplan is in goed overleg met de bevolking van Lekkum tot stand gekomen. Er is een contactgroep
geweest, er zijn informatie-avonden belegd en het resultaat van deze avonden is ook in de Commis
sie voor de Ruimtelijke Ordening al in een veel eerder stadium aan de orde geweest. De commissie
heeft zich met de huidige opzet akkoord verklaard. Het zou betreurenswaardig zijn als ad hoe nu weer
zou worden besloten om het bestemmingsplan opnieuw om te bouwen, want dat is natuurlijk geen een
voudige bezigheid en het is ook in strijd met datgene wat met de inwoners van Lekkum is afgesproken.
Al kunnen wij niet altijd alles realiseren wat mensen vragen, in dit geval is het heel reëel om hier de
inspraak van de bevolking wel te volgen. (De heer Geerts: Is dit ter discussie geweest?) Ja, de opbouw
van het plan is ter discussie geweest.
Vervolgens de motie van mevrouw Visscher-Bouwer. Ik wil u namens het college afraden om deze
motie te aanvaarden, en wel om de volgende redenen. Het financiële gedeelte wordt er zowel acuut
als in de toekomst duidelijk slechter door. In de eërste plaats is de oppervlakte uitgegeven terrein ver
minderd. In de tweede plaats stijgen de kosten door het aanleggen van een groenstrook inclusief loop
pad, in welke vorm dan ook, in die strook. Het onderhoud van deze groenstrook, die acht of tien of
twaalf meter breed is, is duur. Het is een onderhoudspost die hoog is, omdat hier duidelijk niet op de
optimale wijze machinaal kan worden gewerkt. In de derde plaats moet u de kosten van onderhoud van
de oever niet onderschatten. Een voorbeeld daarvan wordt geleverd door de oever aan de overkant van
de Dokkumer Ee, waarlangs ook een pad loopt. Wij hebben daar tonnen moeten investeren om de schade
door afslag, die hef gevolg is geweest van enerzijds de scheepvaart maar anderzijds het wegtrappen van
de rietbeschoeiing - de natuurlijke bescherming -, via een Azobé-bekleding te herstellen.
Dan komt men tot een afweging van prioriteiten. Men gaat dan vragen of het beslist nodig is dat
er voor de bevolking van Lekkum nog een ommetje bijkomt. Ik zeg dan, na hiervoor de kaart nog eens
uitvoerig te hebben bestudeerd, dat er voor de Lekkumers meer ommetjes zijn dan voor de Wirdumers,
dan voor de Goutumers, dan voor de Hempensenaren, laat staan voor Wytgaard. Die afweging tussen
kosten en nut in directe zin, geeft mij de vrijmoedigheid om u te adviseren de motie van mevrouw
Visscher niet te volgen.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Het gaat slechts om een betrekkelijk klein gedeelte van de oever. Ik
heb in mijn motie met opzet niet over een pad gesproken. Het gaat er mij om dat iedereen die plaats
kan bereiken. De wethouder denkt dat de kavels veel meer waard zullen zijn, als er niet een pad langs
loopt, maar wij hebben in Aldlan gezien dat de huizen, ondanks de aanwezigheid van een voetpad,
als zoete broodjes wegvlogen, hoewel het tegendeel werd gevreesd. Ik denk dus dat het best zal mee
vallen. Men woont er nog even riant, ook als er een groenstrook tussen de woningen en het water aan
wezig is. Ik handhaaf mijn motie.
De motie van mevrouw Visscher—Bouwer en de heer Buising wordt verworpen met 18 tegen 14 stemme:
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 13 (bijlage nr. 19).
De Voorzitter: Ik stel thans aan de orde het vaststellen van het uitvoeringsplan voor het gebied
Molenpad.
De heer Buising: Onze fractie gaat akkoord met dit uitvoeringsplan. Wij komen tot de conclusie
dat het in het algemeen gesproken een correcte uitvoering is van hetgeen door deze raad in meerder
heid op 13 oktober 1980 is besloten. U herinnert zich ongetwijfeld nog dat de meerderheid van onze
fractie zich niet in deze beslissing kon vinden, maar de beslissing is toen wel op democratische ma
nier tot stand gekomen. Daarom zou het nu niet behoorlijk zijn te proberen de toen genomen beslis
sing terug te draaien, als dit al zou lukken, hetgeen ik overigens niet verwacht.
Er heeft zich sedertdien immers wat het Molenpad betreft niets voorgedaan dat een veranderde ste -
lingname zou rechtvaardigen. Ook het feit dat ten aanzien van de wijk Achter de Hoven/Vegelin een
beslissing is genomen die wel min of meer in overeenstemming was met de verlangens van de bewoners,
mag hier en nu geen verschil maken, omdat ook ten aanzien van de wijk Achter de Hoven/Vegelin de
beslissing op een democratische manier tot stand is gekomen. Welke van de beide wijken nu uiteinde
lijk het best af zal zijn, is voorlopig onbekend. Ik zou mij heel goed kunnen voorstellen dat het erg
pijnlijk voor Molenpad wordt als beide plannen worden geaccepteerd, maar het wordt nog pijnlijker
als Vegelin wordt afgewezen. Het is echter allemaal nog een kwestie van afwachten.
13
Intussen kon ik mij de reactie van de wijkorganisatie Molenpad best voorstellen, toen die liet we
ten niet meer met de gemeente te willen overleggen over het verdere verloop van de zaken. Dat ge
voel van teleurstelling na verlies, dat uit die reactie sprak, was exact hetzelfde gevoel als ik had na
afloop van de discussie op 13 oktober in deze zaal. Hoewel ik daar nu nog niet helemaal vrij van ben,
moeten wij natuurlijk wel verder. In de wijk Molenpad heeft men dit gelukkig ook doorgekregen en
daarom ben ik blij met de brief van de wijkorganisatie van 10 december 1980.
In dit verband wil ik u nog een paar punten van aandacht noemen: De oplossing voor het fietsver-
keer, onder andere langs de Bote van Bolswertstraat; de aandacht voor herhuisvesting en aankoopbeleid;
de situering van de school.
De heer Sijbesma: Een korte reactie van onze kant. Het gaat inderdaad om een paar belangrijke
punten die nu aan de orde zijn. De "poepetoer" is gelukt om in zo'n korte tijd na het vaststellen van
de modellen de uitvoeringsplannen gereed te hebben. Wij vinden dat een compliment hiervoor wel op
zijn plaats is.
De discussie over het plan Molenpad heeft uitvoerig plaatsgehad op 13 oktober van het vorig jaar.
Er is toen diepgaand over dit onderwerp gediscussieerd. Ik denk dat ik straks stuivertje moet wisselen
met de heer Buising, als wij het hebben over het volgende agendapunt, want de beslissing, zoals die
voor het Molenpad uitviel, kwam vrijwel helemaal overeen met ons standpunt. Ook onze conclusie is
dat dit plan volledig past in het model dat toen is vastgesteld. Wij gaan dan ook graag akkoord met
dit uitvoeringsplan.
De heer Van der Wal: Ik kan het met de vorige sprekers eens zijn dat dit uitvoeringsplan een goe
de vertaling is van de meerderheidsbeslissing van 13 oktober. Ik begrijp echter niet wat er democra
tisch gesproken op tegen zou zijn om op zich met een voorstel te komen om dit uitvoeringsplan, zeg
maar, te harmoniseren met de beslissing zoals die drie weken later ten aanzien van de Vegelinbuurt
is genomen. Wij waren ook stellig van plan een voorstel in te dienen om die discrepantie in beslissin
gen van de gemeenteraad over twee op dit vlak identieke gebieden eruit te halen. Uit contacten met
de wijk en ook uit discussies in de commissie is ons evenwel gebleken dat zij, die indertijd tegen de
sloop van de huizen waren, nu een dergelijk voorstel niet willen ondersteunen. Het heeft dan weinig
zin om het voorstel in te dienen. Niettemin betreuren wij het in hoge mate dat in het geval van het
Molenpad het voorstel van de wijkbewoners niet Is gevolgd, in tegenstelling tot de Vegelinbuurt. Wij
delen dan ook de kritiek die in het zogenaamde zwartboek aan de gemeente is aangeboden.
Bij de ter inzage gelegde stukken lag een vrij recente brief van het Ministerie van Volkshuisves
ting en Ruimtelijke Ordening. De brief had betrekking op met name de uitvoeringsplannen voor het
Molenpad en Achter de Hoven/Vegelin. De toon van de brief voorspelde niet veel goeds voor een spoe
dige uitvoering van de plannen voor deze gebieden. In de brief wordt gezegd dat wij zelf de binnen
stad als prioriteit voor 1980 hebben gesteld en dat de gebieden Molenpad en Achter de Hoven/Vege
lin niet meer voor 1980 in aanmerking komen. Dit schijnt ook juridisch onmogelijk te zijn. Voor het
jaar 1981 wordt in de brief de waarschuwing gegeven dat de beperkte middelen van het ministerie even
redig worden verdeeld over de andere ISR-gemeentenIk interpreteer deze brief als een brief die niet
veel goeds voorspelt. Ik zou graag de interpretatie van het college met betrekking tot deze brief wil
len vernemen. Hoe denkt het college op dit epistel te reageren?
De heer Rijpma (wethWij zijn erkentelijk voor het feit dat men geconstateerd heeft dat wij
zeer correct de uitspraken van de raad, tijdens een vorige zitting gedaan, hebben gevolgd. De heer
Buising heeft enkele uitvoeringspuntjes aan de orde gesteld: fietsen, school, herhuisvesting en aan
koopbeleid. Naar mij lijkt is dit een zaak van uitvoering. De Bote van Bolswertstraat is nog niet ge
detailleerd. Eigenlijk is er nog niets gedetailleerd, want daarvoor dient het verdere overleg met de
mensen uit de wijk.
De enige vraag die ter beantwoording overblijft, is de vraag van de heer Van der Wal over de
brief van het ministerie. De conclusie van het ministerie is dat het niet mogelijk was, ook al had men
gewild, het gebied in 1980 als uitvoeringsgebied aan te wijzen. De procedures die moeten worden ge
volgd, zijn procedures die voor iedereen en dus ook voor Leeuwarden gelden. Er is geen advies van ge
deputeerde staten, er is geen advies van de rijksplanologische commissie en budgettair is het onmoge
lijk om gelden uit 1980 open te laten staan naar 1981 In 1980 al beslissen ten behoeve van 1981, zon
der dat er adviezen binnen zijn, zou ook zijn consequenties hebben, aldus het ministerie.
Verder heeft het ministerie herhaald wat al vaker mondeling in discussie is geweest, namelijk
dat onze gemeente nu zelf de prioriteiten moet aangeven. Deze vraag naar prioriteiten is niet zozeer
gesteld in het kader van de aanwijzing tot ISR-gebied, want zowel de gemeente als gedeputeerde sta-