14 ten hebben indertijd gevraagd om totale aanwijzing van het oostelijk stadsdeel, Schil-oost. Er is toen niet gezegd: "Wij wijzen de Schil-oost af omdat wij geen financiële middelen hebben." Men heeft ge zegd: "Wij wijzen Oldegalileën aan als uitvoeringsgebied en Cambuursterpad als aanwijzingsgebied, omdat ten opzichte van de andere gebieden de visie van de gemeente Leeuwarden nog niet duidelijk is: Gemeente, ga heroverwegen." Wat in de vraagstelling ten opzichte van de prioriteitenstelling in de stadsvernieuwing wel steeds aan de orde is gekomen, is het volgende. Er werd namelijk gezegd: "Nu willen jullie ISR-geld hebben en bovendien het volle pond uit de 80%-regeling.Daarover had men ook bij het provinciaal bestuur grote twijfel, want er werd gezegd dat de 80%-regeling voor Fries land maar een paar miljoen opleverde - ongeveer drie miljoen per jaar - en dat dit voor Friesland niet genoeg was om Leeuwarden boven de ISR-regeling ook nog te gerieven. Dat is dus de interpretatie die ik aan de brief geef. Het gaat daarin niet in de eerste plaats om de wijken Vegelin en Molenpad, het gaat om de prioriteiten die er verder nog zijn en met name om de suggestie dat op alles maar de 80%- regeling en de 2.500,--regeling zou moeten worden toegepast. Onze gemeente zou in dezen toch wat terughoudend moeten zijn. Bij de Simon de Vliegerbuurt hebt u gezien dat het overschot aan middelen, dat de minister heeft, toch geleid heeft tot een toewijzing van ruim anderhalf miljoen gulden. Dit betekent dat voor die wijk de stadsvernieuwing verder voort kan schrijden, zelfs op korte termijn. Het lijkt mij goed om de plannen van Molenpad en Vegelinbuurt ten snelste in te dienen. Dit be tekent dat het ministerie dan wat ons betreft niet hoeft te wachten tot november alvorens de beslissing te nemen. Ik heb begrepen dat ook de provincie bereid is om op korte termijn zijn standpunt weer te geven. Inmiddels is de nota stadsvernieuwing, waar in de brief van het ministerie zo duidelijk om wordt gevraagd, klaar. Men vraagt zich bijna af hoe men weet dat wij daarmee bezig zijn. De nota stads vernieuwing hopen wij in de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening van naar ik meen 16 maart aan de orde te stellen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 14 (bijlage nr. 21). De Voorzitter: Het agendapunt dat ik nu aan de orde stel, luidt: Vaststellen van het uitvoerings plan voor het gebied Achter de Hoven/VegeIin. De helft van de discussie over dit punt hebben wij ver moedelijk al gehad, omdat het een zelfde soort voorstel is als bij het vorige agendapunt. Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ook bij dit punt is het uitvoeringsplan in overeenstemming met de raadsuitspraak, maar toch hebben wij nog een kleinigheid. Wij willen namelijk graag dat het col lege toezegt dat op niet al te lange termijn een gesprek wordt gehouden met het bestuur van Mariën- burg over het vroegere hoofdgebouw van Fribourg en over de woning ernaast. Het bestuur van Mariën- burg is eigenaar van deze panden. In de laatste dagen van het oude jaar is boven water gekomen dat er enige verwarring was over de vraag wel of niet slopen, over kadastrale nummers en wat er zoal om heen zat. Ik denk dat op het ogenblik iedereen precies weet hoe een en ander in elkaar steekt en dat het pand niet meer per ongeluk kan worden gesloopt. Wij moeten echter verder. Er moet eigenlijk een bestemming voor die panden komen en daarover zal het gesprek moeten gaan. Ik verneem graag van het college dat het bereid is om dit gesprek op korte termijn te arrangeren of in ieder geval probeert zo'n gesprek te houden. De heer Van der Wal: Mijn vreugde over het uitvoeringsplan Achter de Hoven/Vegelin is heel wat groter dan bij het voorgaande uitvoeringsplan. Wij sluiten ons aan bij het verzoek van mevrouw Bran denburg ten aanzien van de Fribourg-panden. De heer Rijpma (weth.): Het wordt wat moeilijk om aan het verzoek van mevrouw Brandenburg te voldoen, want ik heb het gesprek namelijk al gehad. Ik heb de indruk dat het bestuur de koers weer in slaat zoals wij die informeel steeds hebben afgesproken en dat de gebeurtenissen gekenschetst kunnen worden als een uitglijden dat het bestuur straks zelf zal betreuren. Ik leid dit af uit een concreet feit: de zaak is namelijk op een goede wijze dichtgespijkerd. (Gelach) Het is een teken. Eén zwaluw maal nog geen zomer, maar leidt wel naar de zomer. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. 15 Punt 15 (bijlage nr. 24). De Voorzitter: Dit agendapunt betreft de voorbereiding van een uitvoerings- en een bestemmingsplan voor de plangebieden St. Jacobsstraat en Wirdumerdi jk. De heer De Jong: Ik wil een aanvulling op dit punt geven. Ik hoop dat de uitkomsten van het dis tributie-planologisch onderzoek bij de voorbereiding van deze plannen worden betrokken. Ik heb dit aspect gemist bij de punten a tot en met d, die in de raadsbrief worden genoemd als punten waardoor de projectgroep zich bij haar werkzaamheden moet laten leiden. Ik neem aan dat het college met mij van mening is dat het aspect, dat ik heb genoemd, hierbij moet worden betrokken. De Voorzitter: Dat aspect kan thans niet in de raadsbrief worden opgenomen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 16 (bijlage nr. 28). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 17 (bijlage nr. 32). De Voorzitter: Ik stel thans aan de orde het voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening voor het noordelijk deel van het Frieslandhalcomplex en voor het perceel Roek straat 45 te Leeuwarden. Naar aanleiding van dit agendapunt is een brief binnengekomen van de heer A. G. Tanahatoe. De raad is bekend met de inhoud van de brief, die daarom mede onderwerp van discussie kan zijn. De heer Bijkersma: Deze raadsbrief behandelt twee voorstellen die in feite niets met elkaar hebben te maken. Vermoedelijk omdat beide voorstellen een wijziging van een bestemmingsplan betreffen, hebt u deze punten gekoppeld. Ik zal op ieder voorstel afzonderlijk ingaan. Ik verzoek de wethouder dit ook in zijn beantwoording te doen. Punt I van de raadsbrief heeft betrekking op de bouw van een evenementenhal in het noordelijk deel van de Frieslandhal. In de derde regel van dit punt staat: "Het bouwplan is inmiddels verder ont wikkeld." Nu geeft die vermelding in de raadsbrief mij aanleiding tot het stellen van een vraag. Ik vond namelijk in de besluitenlijst van b. en w. van 9 december 1980, punt 36, de volgende zinsnede: B. en w. gaan akkoord met het geven aan Teserco BV van een opdracht tot het nader uitwerken van een plan voor een evenementenhal met bijbehorende kleinveehal tegen vergoeding gemaakte kosten, waarbij Teserco BV rekening zal dienen te houden met de tussen hen en het ingenieursbureau Het Noor den BV gemaakte afspraken. Dit stond onder het hoofdje "Mededelingen", verder stond er niets. Ik werd hierdoor enigszins nieuwsgierig en dacht: "Wat zou dat nu weer zijn?" (De Voorzitter: Het woord je weer trekt u toch wel in, nietwaar?) Nou, ik sta weleens vaker voor verrassingen, maar als u het op prijs stelt, wil ik dat woordje wel intrekken. Er zijn weleens dingen die vaker voorkomen. Het is natuurlijk niet de eerste keer dat ik hierover spreek, dat weet u ook wel, mijnheer de voorzitter. In het raadsbesluit, waarin wij het plan voor de bouw van een evenementenhal hebben vastgesteld, heeft het college van de raad het fiat gekregen om een en ander onderhands aan te besteden. Daar wil ik het verder niet over hebben, dat punt is toen aangenomen. Wat mij evenwel erg verwondert, is dat in alle brieven en in alle aangelegenheden die aan de onderhandse aanbesteding waren gekoppeld dui delijk naar voren kwam dat er in de aanbieding van de betreffende firma helemaal geen kosten aan de aanbesteding waren verbonden. De firma krijgt nu van het college de opdracht om toch kosten te ma- ken. Dat bevreemdt mij. Ik wil graag een verklaring hiervan van het college vernemen. Van welk kre diet doet het college dit? (De heer Ten Brug (weth.): Zit dat niet in de wijziging van het bestemmings plan?) Ik heb het over het bouwplan. Ik neem overigens aan dat de heer Ten Brug mijn vraag niet hoeft te beantwoorden. (Gelach) Ik wil gewoon weten uit welk krediet de betreffende wethouder de kosten van de uitwerking van een plan denkt te dekken. Vervolgens zal ik ingaan op punt II van de raadsbrief. De voorzitter heeft meegedeeld dat bij de discussie ook de brief van de heer Tanahatoe kan worden betrokken. Deze brief heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van het Roekenêst. Een en ander heeft ons wat laat bereikt. Wethouder De Vries heeft onlangs een petitie van enkele buurtbewoners in ontvangst genomen, die betrekking had op de financiële aspecten. Het is mij niet duidelijk welke buurtbewoners die petitie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 8