20 21 die in het voorontwerp van Streekplan Friesland ten aanzien van onze stad zijn geformuleerd. Ook in dit kader ligt Voorstemmen dus voor de hand. Er zijn nog wel enkele onzekerheden over de vraag of het voorstel voor verder onderzoek technisch gesproken wel optimaal is. Met name over de vraagstelling in de enquête heeft de heer Van der Wal vo rige week in de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening een paar opmerkingen ge maakt waarbij wij ons wel kunnen aansluiten. De heer Van der Wal is vanavond helaas niet aanwezig, maar ik zal proberen zijn opmerkingen uit mijn geheugen op te diepen en hier naar voren te brengen. In vraag 15 van de enquête leest u het volgende: "Waar zal de nieuwe vestiging plaatsvinden? In de binnenstad van Leeuwarden of in de rest van de gemeente Leeuwarden?" De heer Van der Wal vond een dergelijke vraagstelling pas reëel - ik ben het overigens met hem eens als er bijvoorbeeld bij zou hebben gestaan hoe hoog de grondprijzen in de betreffende gebieden zijn. Wanneer de vraag wordt ge steld zoals ik hem heb voorgelezen, dan zal het antwoord in wellicht 80% van de gevallen luiden: "Liefst in de binnenstad." Als echter uit de vraagstelling zou blijken dat de grond in de binnenstad pak weg 2.500,-- per vierkante meter kost en in de "rest gemeente Leeuwarden" - ik citeer het enquête formulier - maar ongeveer 200,--of 300,dan is het beeld, dat uit de dan gegeven antwoorden zal worden verkregen, vermoedelijk heel anders. Ik heb nog zo'n voorbeeldje. Vraag 13 luidt: "Bent u van plan om in de komende twee jaar het be drijf te sluiten?" Vervolgens wordt gevraagd om welke redenen het bedrijf wordt gesloten. Nu, ik kan mij voorstellen dat de mensen die namens de bedrijven op zulke vragen antwoord moeten geven, zich om bedrijfspolitieke redenen nog weieens zullen bedenken alvorens open en bloot bepaalde gegevens op het enquêteformulier te zetten. Dezelfde opmerking kan men maken over vraag 14. Hoe dan ook, wij gaan wel akkoord met het voorstel, maar naar onze mening moet er met het NE! nog wel degelijk overleg worden gepleegd over de inhoudelijke kant van de opdracht tot verder onder zoek. De hear Miedema: De foarsitter hat earder yn dizze gearkomste sein dat wy hoeden wêze moatte mei nij te undernimmen dingen. Dingen dy't jild kostje, moatte wy opkeare oant wy witte hoefolle jild wy noch hawwe. No komt der in utstel om 185.000,üt te jaan foar in ferfolchundersyk. Men kin der oer stride oft dit in nije saak is of in fuortsetting fan wat wy hawwe. Wy hawwe, noch foardat wy fol- slein op'e hichte wienen fan de dingen dy't de foarsitter sein hat, oer dit riedsstik diskussiearre. Wy binne ta de konkluzje kommen dat dit utstel trochgean moat. Wêrom fine wy dat? It earste diel fan de nota is tige weardefolDer steane yn dit earste part in soad sifers en gegevens en dy binne tige nijsgjir- rich. Ik haw gjin inkele reden om oan dit sifermateriaal te twifeljen. Allinne, as men ferantwurd belied meitsje wol, dan kin men mei dit earste part net it measte. Doe't de opdracht ta dit undersyk jun waard, wie it düdlik de winsk fan de ried om no ris in andert op tafel te krijen oer de mooglikheden dy't der binne: hoe moatte wy it dwaan as wy ferantwurde dwaande wêze wolle? Hjiryn moat neffens my ek it folgjende behelle wurde. As men sjocht dat der terreinen oanlein, untsluten, oankocht en ree makke wurde foar kantoarefêstiging en as men tsjinoer de hege ynvestearringen dy't dêrfoar nedich binne de ynvestearringen set dy't men dwaan moat om ferantwurde dwaande te bliuwen, nammentlik it meitsjen fan in nota, dan falie de léste ynvestearringen alhiel wei. Dit knypt te mear, no't it wurkoanbod ek yn us gemeente hurd lytser wurdt. As gemeentebestjoer is it foar us in needsaak om üs folslein ynformearje te litten oer de mooglikheden dy't der binne om wurk yn Ljouwert te skeppen en nije saken nei dizze stêd ta te heljen en oer de easken dy't dêroan steld wurde meie. Wol men dat op in ferantwurde basis dwaan, dan is myn fraksje fan betinken dat wy it twadde part fan de kantoarenota net misse kinne. Ik bin it wat dat oanbelanget alhiel iens mei de hear Buising. Yn oansluting op de meidielingen fan de foarsitter bin ik dus fan betinken dat dit foorstel in fuortsetting is fan in saak dy't oan'e gong wie. Wy geane akkoard mei it Otstel fan it kolleezje. De heer De Beer: Bij de beslissing om een onderzoek te doen naar de behoefte aan kantooraccommo datie is afgesproken dat eerst een vooronderzoek zou worden gedaan en dat daarna het onderzoek zou worden toegespitst op de meer locale en kwalitatieve aspecten. Dit onderzoek is ingesteld om de leden van deze raad wat beter in staat te stellen bij het nemen van beslissingen en het afwegen van belangen een aantal harde gegevens te hanteren. Duidelijk is dat wij niet veel hebben aan de gegevens uit dit vooronderzoek. De gegevens die wij nodig hebben, zullen uit het vervolgonderzoek moeten komen. Bij de uitkomsten van de varianten die worden gebruikt, zullen wij toch de nodige vraagtekens moeten zetten. Wat zal er terecht komen van de decentralisatie van de rijksoverheid? In hoeverre za de economische teruggang van invloed zijn? Allemaal vragen waarop niemand van ons nu een antwooid zal kunnen geven. De vragen van de enquête zullen beter moeten worden afgestemd op de wenselijke locatie en de fi- nanci'éle aspecten hiervan, terwijl het ook voor de te enquêteren bedrijven erg belangrijk is dat zij hun wensen kenbaar kunnen maken. Gezien de goede samenwerking tussen de medewerkers van het Neder lands Economisch Instituut en van de afdeling EBO hebben wij daarin alle vertrouwen. Mevrouw Van der Werf: Mijn fractiegenoot is vanavond niet aanwezig, maar ik zal proberen zo goed mogelijk aan te sluiten bij de opmerkingen die hij in de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening over dit voorstel heeft gemaakt. Het voorstel is om 185.000,beschikbaar te stellen voor een vervolgonderzoek naar de behoefte aan kantooraccommodatie. Als wij de raadsbrief goed interpreteren, dan zal het resultaat van dit ver volgonderzoek zijn dat er een paar duizend vierkante meter grond in de binnenstad en een paar honderd vierkante meter grond elders in de stad voor kantoorbouw moet worden gereserveerd. Wij vinden het belangrijk dat voor dit doel grond zal worden gereserveerd, maar wij vinden niet dat daarvoor een vervolgonderzoek noodzakelijk is: de Algemene Bank Nederland zal straks haar nieuwe pand betrekken en ruimte achterlaten; de Giro bouwt er een nieuw groot kantoor bij; aan de Tesselscha- destraat verrijzen nog een paar grote kantoorgebouwen; het PEB laat een enorm kantorencomplex aan de Emmakade achter; Amicitia staat bijna leeg; de AGO heeft interesse om te bouwen op de Oude Vee markt en zal als de plannen doorgaan ook de nodige ruimte achterlaten. Verder zijn ten noorden en ten zuiden van het NS-station enkele duizenden vierkante meters grond voor kantorenbouw gereserveerd, zodat wij ons afvragen of er nog meer vierkante meters grond moeten worden gereserveerd voor kanto renbouw. Of moet het vervolgonderzoek de motieven opleveren voor de nu al gereserveerde gronden? De structuurschets van Leeuwarden is immers ook al klaar. In dat geval staat de uitkomst van het ver volgonderzoek vast en is het bedrag van 185.000,weggegooid geld. Als de raad toch zoveel geld wil uittrekken voor een vervolgonderzoek, dan zal ik nog enkele suggesties doen en vragen stellen. Op bladzijde 1 van de raadsbrief wordt een vertaling gegeven van tabel 4.10 van het NEI-rapport. In de raadsbrief staat dat volgens de trendvariant de werkgelegenheid in Leeuwarden tot 1985 "tamelijk stabiel" blijft, terwijl in het rapport staat dat de totale werkgelegenheid tot 1985 tamelijk stabiel blijft, de werkgelegenheid per sector bepaald niet. Verder wordt in de raadsbrief met betrekking tot de trend variant gesproken van een belangrijke groei van de werkgelegenheid bij bank- en verzekeringswezen en bij de sector overige dienstverlening, terwijl in het rapport wordt gesproken over "de belangrijkste groei bij deze sectoren". Dat geeft een relatie aan tot de andere sectoren. Kortom, een ons inziens enigszins tendentieuze vertaling van het rapport. Verder hebben wij een aantal vragen bij de passages over de taakstellingsvariant. In de eerste plaats hebben wij ons afgevraagd waarom op instigatie van de afdeling EBO is uitgegaan van de cijfers van het Streekplan Friesland en niet van de nota volkshuisvestingsbeleid. In de tweede plaats is tabel 4.15 wel begrijpelijk maar volgens ons rammelt deze tabel nogal. Men gaat uit van een lager werkloos heidscijfer dan nu. Wij vragen ons af of dit reëel is, gezien dé werkgelegenheidsontwikkeling van de afgelopen maanden. Verder gaat men uit van een gelijkblijvend pendelsaldo, terwijl op bladzijde 24 van het rapport wordt gezegd dat de samenstellers van de nota van de veronderstelling uitgaan dat de poging om het pendelsaldo terug te dringen zal slagen. Hierbij willen wij tevens aangeven dat een taakstellingsvariant leuk is, maar dat dan wel moet worden aangegeven welke beleidsinstrumenten de gemeente heeft, naast woningbouw en reservering van grond voor kantoren, om die taakstelling te realiseren. Welke beleidsinstrumenten heeft de gemeente om de bevolkingsgroei te realiseren, de werkgelegenheid te doen toenemen en de suburbanisatie tegen te gaan, is een vraag die naar onze mening zeker moet worden gesteld. Wij hadden ook vragen over de concept-vragenlijst van de enquête, maar deze vragen zijn al door de heer Buising naar voren gebracht. Ten aanzien van vraag 15 wil ik nog verwijzen naar het indertijd gehouden onderzoek naar woonwensen onder een- en tweepersoonshuishoudens. Daarbij werd ook niet een koppeling aangegeven tussen de wensen die men had en de hoogte van de huren. Dit leidde ertoe dat iedereen te kennen gaf wel in eengezinswoning te willen wonen. Dat zelfde verschijnsel kan zich bij een vraagstelling als bij vraag 15 van de vragenlijst voordoen. Kortom, wij willen stellen dat het ons zinvol voorkomt om gefaseerd grond te reserveren en niet nu a tienduizenden vierkante meters dure grond voor jaren te reserveren, met de kans dat deze grond nooit zal worden bebouwd. Wij staan een meer flexibele bestemming voor met bijvoorbeeld een wijzigingsbe voegdheid voor b. en w. om na vijf jaar de bestemming "kantoren" te wijzigen in de bestemming "wo nen" Mevrouw De Jong: D'66 was destijds voorstander voor het vooronderzoek dat is verricht. Wij juichen het dan ook toe dat dit gedeelte van de kantorennota nu verschenen is. Het is echter onvoldoende om daarop het beleid te grondvesten. Vandaar dat het vervolgonderzoek een logisch voortvloeisel hiervan lijkt. Ik kan dus met het voorstel van het college instemmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 11