gemeenteraad om. Ik heb de indruk dat het bejaardenwerk in de bestaande ruimte goed kan worden ge daan. Voor een nog groter gemeenschapsgebouw, dat ook gebruikt wordt voor jeugdwerk, is hier geen plaats. Wel is het nodig de zaken ondom het Roekenêst eens door te praten. Dit zou dan het beste kunnen gebeuren tussen het bestuur van het Roekenêst en de bewoners uit de omgeving. Niet alle be woners natuurlijk, want dan zouden wij toch moeten uitbreiden en dat willen wij juist niet. Ik denk veeleer aan een gesprek tussen het bestuur en de werkgroep Vogelwi jk-woonwijk. De heer Boelens: Mijn fractie is het in principe eens met het voorstel ten aanzien van het te nemen voorbereidingsbesluit. Mijns inziens hoeven wij hierover in eerste instantie geen inhoudelijke discussie te voeren. Wanneer wij nu het voorbereidingsbesluit nemen, dan worden de belangen van zowel de buurt als de Stichting Ontspanningscentrum Leeuwarden-West tegen elkaar afgewogen. Ik heb nog wel een aantal vragen aan b. en w. De klachten van omwonenden zullen inmiddels wel bij het college bekend zijn. De algemene beleidslijn die onze fractie ten aanzien van alle buurthuizen en -centra in woonwijken volgt, is dat deze buurthuizen en -centra niet te veel overlast mogen veroor zaken. Niet alle overlast is natuurlijk uit te sluiten. Wij vinden dat in principe eigendomsrechten en privacy bij het toetsen van het bouwplan, waaraan b. en w. medewerking moeten geven, in aanmerking genomen dienen te worden. Wij willen dan ook aan b. en w. vragen wat men in de Roekstraat denkt te doen. Ik heb begrepen dat met name fietsen - er komen in het Roekenêst blijkbaar erg veel jongeren - nogal wat overlast veroorzaken. Ik zou de volgende suggestie, die misschien ook in de Verkeerscommis- sie kan worden bekeken, willen doen. Wanneer er ten aanzien van de herbestrating van het gebied Landbuurt werkzaamheden in de Roekstraat worden uitgevoerd, is het dan ook mogelijk dat de Verkeers- commissie eens bekijkt of de stoep verbreed kan worden, zodat de fietsen op een betere manier geplaatst kunnen worden? Mevrouw Van der Werf: Mijn fractie heeft geen bezwaar tegen dit voorbereidingsbesluit. Wij vinden dat het mogelijk moet zijn dat sociaal-culturele activiteiten in buurten plaatsvinden. Wij vinden wel dat de overlast voor de omwonenden tot een minimum beperkt moet zijn. Dat zal ten eerste kunnen wor den gedaan door een verbouwingsplan te maken, waarin isolatievoorzieningen getroffen worden op een zodanige manier dat de geluidsoverlast minimaal wordt. Ten tweede - ik sluit mij wat dit betreft aan bij de suggestie van de heer De Beer - zou overleg tot stand moeten worden gebracht tussen buurt en be heerders en bestuurders van het centrum, teneinde de overlast en de irritaties die er over en weer zijn uit de weg te ruimen. De gemeente zou hierin een bemiddelende rol kunnen spelen. Mevrouw De Jong: Ik zou mij bij de twee laatste sprekers willen aansluiten. De heer Rijpma (weth.): Telkens wanneer buurtvoorzieningen in discussie komen, blijkt dat aan de ze voorzieningen ten minste twee kanten zitten. Dat is bij de bespreking van meerdere centra gebleken. Het nemen van een voorbereidingsbesluit brengt mijns inziens een procedure op gang, waarbij de be langen van beide partijen tegen elkaar worden afgewogen. Het bouwplan moet worden gepubliceerd en beide partijen kunnen hun standpunten ten aanzien van het bouwplan via een bezwaarschriftenprocedure kenbaar maken. Die bezwaren worden ook nog eens gewogen door instanties buiten het college van b. en w. en de deskundigen van de technische diensten van Leeuwarden om. Daarbij kan de gemeente ui teraard een bemiddelende rol spelen, om de facetten die te voorschijn komen zo goed mogelijk boven tafel te krijgen. Als men elkaar dan nog niet kan vinden, zijn er Arob-procedures, die een toetsing op nog weer andere wijze mogelijk maken. Via het nemen van een voorbereidingsbesluit worden mijns in ziens de belangen van beide partijen afgewogen. Als een voorbereidingsbesluit wordt afgewezen, dan worden in feite de bezwaren van één partij gewogen en worden de bezwaren van de andere partij minder zwaar gewogen. Vandaar dat een voorbereidingsbesluit, zoals nu aan u wordt voorgesteld, mijns inziens de beste oplossing is om beide partijen tot hun recht te laten komen. Mevrouw Brandenburg— Sjoerdsma:Ik wil niet meer zozeer ingaan op dit wijkcentrum. Ik heb bezwa ren tegen de verklaring die de wethouder van het betreffende wetsartikel geeft. Het feit dat er iets voor ons ligt om over te beslissen, geeft aan dat wij erover moeten beslissen. De wethouder kan dan niet zeggen dat een andere procedure beter is. Vooral wanneer er een geldig bestemmingsplan is, is de situ atie heel anders dan wanneer er geen bestemmingsplan is. Hier is echter wel een bestemmingsplan voor handen en de wethouder kan dus niet zeggen dat het ene belang zwaarder wordt afgewogen dan het an dere. Er is een bestemming vastgelegd en die gaan wij veranderen. Wij moeten toetsen aan het bestem mingsplan. De mensen hebben er recht op te krijgen wat hun in het bestemmingsplan is voorgehouden. Er zijn toen ook inspraakprocedures geweest. Agendapunt 6 van deze vergadering gaat over Wytgaard. Daarvan hebben wij in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening gezegd dat wij geen procedures star ten. Een deel van mijn fractie wil ook in dit geval niet een procedure starten, omdat wij van te voren al weten dat wij geen planwijziging willen, ledereen in deze zaal mag zeggen: "Ik wil wel een voorbe reidingsbesluit." Als ik echter zeg dat ik dat niet wil, dan vind ik dat ik daar evenveel recht op heb. Ik vind dat ik dan niet een verkeerde weg bewandel. De bezwaren worden ingebracht tegen een besluit. Dat besluit moet eerst worden genomen. Dat moet de raad doen en die is daarvoor verantwoordelijk. (De Voorzitter: Formeel hebt u volkomen gelijk.) De heer Boelens: Onlangs hebben wij de accommodatienota vastgesteld. Daarin werd ook al de voorgenomen uitbreiding van deze accommodatie aangegeven. Verder past een en ander ook wel in het beleid van het college, dat in iedere wijk een buurtvoorziening wil creëren. Het bejaardenwerk in deze buurt breidt zich uit, terwijl het jeugdwerk altijd al in het Roekenêst heeft plaatsgevonden. Ik denk dan ook dat deze activiteiten wat door elkaar heen lopen. Ik ben het met wethouder Rijpma eens dat wij, als je een en ander tegen elkaar wilt afwegen, bevoegd zijn een al of niet gunstige beslissing te nemen. Men kan erover van mening verschillen hoe men dat tot zijn recht wil laten komen. Wij kunnen nu bij voorbeeld op dit moment het plan toetsen. Ook kan het achteraf door gedeputeerde staten of door ande re instanties worden getoetst of later, bij het afgeven van de bouwvergunning. (Mevrouw Brandenburg- Sjoerdsma:Wij besturen deze gemeente.) De heer De Beer: Ik heb zonet ook al gezegd dat de leden van de gemeenteraad nu nog nee kunnen zeggen. De bedoeling daarvan is, aansluitend bij datgene wat mevrouw Brandenburg heeft gezegd, dui delijk. Als wij nu ja zeggen, dan komen wij er niet meer aan te pas. Dan gaat de verdere procedure helemaal buiten ons om. Willen wij zelf invloed hebben op deze beslissing, dan zullen wij nu ja of nee moeten zeggen. Vandaar dat wij nee zeggen. De Voorzitter: Voordat ik wethouder Rijpma het woord geef, even een formeel punt. Ik heb zonet per interruptie ook al gezegd dat mevrouw Brandenburg formeel volkomen gelijk heeft. Ik praat dus nu ook strikt formeel, ik neem geen standpunt over de zaak in. Het gaat alleen om de procedure. Als de raad nu geen voorbereidingsbesluit wil nemen, dan dient men nu nee te zeggen. Als men dit voorberei dingsbesluit neemt, dan betekent dit dat de raad in feite de intentie heeft om het plan te wijzigen. An ders zou het heel vreemd zijn om een voorbereidingsbesluit te nemen. Wethouder Rijpma heeft gelijk als hij zegt dat daarmee nog niet het einde is bereikt. Na het nemen van het voorbereidingsbesluit kunnen immers degenen, die de intentie van de raad niet aanvaarden, bezwaar aantekenen, waarna die bezwa ren in de daarvoor geldende procedure afgewogen moeten worden tegen de intentie die de raad nu mo gelijk uitspreekt. Zo is de feitelijke situatie. Als de raad ten principale wil dat een wijziging plaats vindt, dan moet het voorbereidingsbesluit worden genomen. Als de raad principieel zegt dat men die wijziging niet wil, dan moet men nee zeggen. Als men ja zegt, dan treedt dan de procedure in werking. Voor mensen die bezwaar tegen de intentie van de raad hebben, staat dan de rechtsgang open die wet houder Rijpma heeft geschilderd. De heer Rijpma (weth.): Op zich heb ik geen bezwaar tegen de redenering van de voorzitter. Tus sen Wytgaard en deze kwestie is echter een verschil. Voor Wytgaard hebben wij principieel uitgespro ken dat in het buitengebied geen niet-agrarische functies passen. Voor de kwestie die nu aan de orde is, hebben wij in een andere procedure vastgesteld dat het wenselijk is dat de bejaardenvoorzieningen in dit centrum worden ondergebracht. Een en ander is expliciet in de raad aan de orde geweest. In de be groting is een post opgenomen die aan deze voorziening gestalte kan geven. Vandaar dat ik zeg dat, gezien het beleidsvoornemen van de raad om deze functie hier te vestigen c.q. uit te breiden, een ver volg in de geest zoals ik geschilderd heb mij beter lijkt dan een afweging van tevoren. Als men deze wijziging echter per se niet wil, dan moet men nu nee zeggen. De heer Bijkersma: De wethouder heeft het over bejaardenvoorzieningenBedoelt hij hiermee dat het hier alleen maar om bejaardenvoorzieningen gaat? (De Voorzitter: De heer Bijkersma ziet het ver schil niet meer tussen jeugd en bejaarden.) Het is toch wel een zeer essentieel punt. In alle verhalen kwam naar voren dat het hier een voorziening voor bejaarden betreft. Tegen die betiteling maak ik be zwaar. Het is een ontspanningscentrum en dan moet er niet alleen worden gesproken over bejaarden voorzieningen; dat is niet juist. De Voorzitter: Het lijkt mij het beste nu maar tot stemming over te gaan. Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 20 tegen 12 stemmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 3