16
niet alleen om de werksoort gaat, maar ook om nog enkele andere punten die daarbij in beschouwing
worden genomen, zoals de doelgroep, de spreiding en de vraag of er al dan niet vrijwilligers bij betrok
ken zijn. Een en ander zou dan kui./ien leiden tot een score die zo uitpakt dat deze sector toch wel
weer aan bod kan komen. Ik moet zeggen dat het een op gespannen voet staat met het ander. De heer
Schagen heeft zojuist gezegd dat men, wanneer alles een accent krijgt, met niets meer kan schuiven.
Tegelijkertijd zei hij dat men via een andere invalshoek de sector amateuristische kunstbeoefening ook
nog van een accent kan voorzien. Ik zeg dan dat men op die manier via een achterdeur heeft gedaan
wat men in eerste instantie niet wilde doen. Als verklaring lijkt mij dit wat moeilijk. Als men in beide
gevallen, via de "matrix" of de "patrix"... (Gelach) Ik meen dat ik de motie, die ik in eerste instantie
heb aangekondigd, toch maar moet indienen. Wij zullen dan wel zien waar wij uitkomen. (De Voorzit
ter: In de matrix, dat is duidelijk.) Ik weet niet in hoeverre dat ook geteld kan worden.
Over de wijkaccommodaties het volgende. Het opzetten van decentrale voorzieningen is natuurlijk
een goede gedachte, alleen, men heeft te putten uit een beperkt budget. Toen ik een van de andere
sprekers de uitdrukking "budgettair-neutraal" hoorde bezigen, viel mij de weinig enthousiaste reactie
van de wethouder van Financiën op. Ik neem aan dat wij het dus eigenlijk al niet meer over "budgettair
neutraal" hebben, maar over iets minder dan dat. Als dit juist is, dan moet mijns inziens nog op het
volgende punt worden gewezen. Wij hebben in onze prioriteitenlijst vrij hoog staan het handhaven en
versterken van de centrumfunctie. Er zijn in dit kader in het pakket van sociaal-culturele voorzieningen
enkele centrum voorzien in gen die om die reden niet mogen worden uitgehold en ook niet om de reden dat
anders de decentrale voorzieningen zouden gaan lijden aan gebrek aan niveau. Als de centrale voorzie
ningen worden aangetast, dan kan men het niveau van de decentrale voorzieningen ook wel vergeten.
Naar mijn mening moet men ook om die reden erg voorzichtig zijn met die keuze.
Wij hebben het over de taal en het gebruik ervan gehad. De heer Schagen heeft gezegd dat de
Commissie voor Welzijnsaangelegenheden mede ervoor heeft gezorgd dat de accenten zijn komen te lig
gen waar ze nu liggen. De accenten lagen in de ontwerpen aanvankelijk hier en daar wat anders. Wat
dat betreft wil ik de wethouder en zijn medewerkers complimenteren voor de manier waarop zij in zeer
openhartige bewoordingen en ook met een grote mate van openheid en duidelijkheid ons altijd te woord
hebben gestaan in de commissie. Daardoor heeft naar mijn gevoel een vruchtbare uitwisseling van
ideeën kunnen ontstaan, die ertoe heeft geleid dat men feitelijk kan constateren dat er in bepaalde
stukken ook wat verandert als een lid van de commissie iets opmerkt. Als er niets wordt veranderd, dan
verneemt men in ieder geval waarom dat niet is gebeurd. Op zichzelf is ook dat belangrijk.
Mevrouw Waalkens: Ik zal allereerst ingaan op het antwoord van de wethouder op mijn opmerking
over de overheidsbemoeienis. Ik wil stellen dat overheidsbemoeienis toch echt wel iets anders is dan
overheidscontrole. Waarom zou het niet mogelijk zijn om het particulier initiatief activiteiten te laten
ontplooien, die eventueel te subsidiëren en enige overheidscontrole uit te oefenen? Waarom moet de
overheid zich meteen compleet gaan bemoeien met iets waarin zij wat geld steekt?
De wethouder heeft ook iets gezegd over mijn opmerking over de vraag wie nu precies de achterge-
stelden zijn. Het bevreemdt mij uit het antwoord van de wethouder te vernemen dat hij denkt dat de
problemen met geld zijn op te lossen. Hij stelt dat de rijkeren hun problemen wel met geld kunnen op
lossen. In dit verband vraag ik mij af of het wel of niet gebruiken van welzijnsvoorzieningen van belang
is in het wel of niet welbevinden.
Mevrouw Van der Werf: Ik heb niet een duidelijk antwoord van de wethouder gekregen op mijn vra
gen over het gebruikte jargon. De wethouder ging meer in op het begrip "welzijn", een voorbeeld dat
ik nu juist niet had genoemd. Ik heb wel allerlei andere voorbeelden genoemd, zoals "bewustwording'
kritische betrokkenheid", enz. Ik heb niet bedoeld te zeggen dat dit nu zulke moeilijke woorden zijn
dat men het woordenboek nodig heeft om de betekenis te vinden. Het gaat er juist om dat het woorden
betreft die op velerlei manieren zijn in te vullen, waarbij de een aan iets heel anders denkt dan de an
der. Als wij deze begrippen niet concreter gaan omschrijven, dan wordt in feite de discussie over het
eerste hoofdstuk van de nota tot een leeg woordenspel. Neem bijvoorbeeld een woord als "bewustwor
ding". Ik weet niet of de partijen aan mijn linkerkant dit woord zo'n betekenis geven dat onder dit
woord "bewustwording van klassetegenstellingen" wordt verstaan. Gaat men er bij het woord "emanci
patie" van uit dat vrouwen onder hun onderdrukte positie moeten uitkomen? Ik weet het niet. Als dat
soort termen niet worden ingevuld, dan praat ieder van ons over heel verschillende dingen. Het hele
eerste gedeelte van de nota wordt dan in feite niets anders dan kreten zonder inhoud. Als de wethouder
dan zegt dat wij daarvoor een welzijnsinstituut hebben dat voor ons maar moet uitdenken wat de be
grippen precies inhouden en hoe het allemaal zou moeten, dan doet mij dat denken aan het sprookje
van de keizer zonder kleren.
17
De wethouder is ook ingegaan op de aansluiting van het inhoudelijke uitgangspunt van de decentra
le voorzieningenstructuur (de wijkgedachte) op de planning. De wethouder heeft inderdaad in de Com
missie voor Welzijnsaangelegenheden gezegd dat het model, als dit tijdens de rit niet goed blijkt aan
te sluiten bij de inhoudelijke doelstellingen, bij een evaluatie altijd nog kan worden bijgesteld. Ik
vind dat gepraat achteraf. Wij hebben altijd gezegd dat het planningsmodel moet worden gekoppeld
aan de inhoudelijke uitgangspunten. In de discussie die daarover indertijd is gevoerd, hebben wij ook
steeds gezegd het wenselijk te vinden dat welzijnsvoorzieningen op wijkniveau worden gerealiseerd.
Als redenen daarvoor noemden wij onder meer dat dergelijke voorzieningen laagdrempelig, voor
iedereen toegankelijk en controleerbaar zijn. Om die redenen moet men volgens ons ook voor zo'n
model kiezen. Het is nu net andersom: wij gaan eerst een planningsmodel opzetten, vervolgens pra
ten wij over inhoudelijke uitgangspunten en later kan het gebeuren dat het model weer wordt ver
anderd.
Overigens heb ik mij toch wel wat verbaasd over dit uitgangspunt. In het eerste concept, dat in
de raadsadviescommissie is behandeld, werd veel minder uitgebreid ingegaan op de wijkgedachte dan
in het tweede concept, terwijl dat niet in de discussie over het eerste concept in de commissie naar
voren was gekomen. Ik vroeg mij af hoe een en ander achteraf toch in de nota terechtkwam. Was een
interne beleidswijziging op de afdeling SZW hier debet aan?
Wij zullen de motie van het CDA niet steunen. Wij hebben gezegd dat de uitgangspunten en priori
teiten, zoals die in de nota staan, door ons kunnen worden gesteund. Men kan niet zomaar even wat
accenten toevoegen.
De heer Bijkersma: Ik merk volledigheidshalve nog op dat onze fractie de motie van het CDA zal
steunen
De heer De Pree (weth.): De heer Heere heeft het gehad over de centrumfunctie. In mijn antwoord
zal ik ook ingaan op een opmerking van mevrouw Van der Werf over decentralisatie van alle wijkvoor-
zieningen. Ik ben van mening dat in Leeuwarden niet alle welzijnsvoorzieningen en -activiteiten de
centraal kunnen plaatsvinden. Men heeft nu eenmaal een aantal centrale plaatsen nodig, alleen al om
datgene, wat er in wijken en-of buurten gebeurt, op peil te houden, zoals de heer Heere opmerkte. Dit
hoeft niet in strijd te zijn met de gestelde prioriteit van het voor zover mogelijk decentraliseren naar
buurten of wijken.
Mevrouw Van der Werf zegt dat verschillende termen op een verschillende manier kunnen worden
geïnterpreteerd. Ik weet niet of dit het geval is. Ik denk namelijk dat in het eerste deel van de nota
wel degelijk een lijn valt te onderscheiden, waardoor de gehanteerde begrippen duidelijk worden. Wat
men bijvoorbeeld onder "bewustwording" verstaat, is natuurlijk afhankelijk van wat hij of zij, die het
betreft, zelf onder dat begrip wil verstaan en afhankelijk van de ontdekkingen waartoe hij of zij zelf
komt. Het welzijnswerk wil voorwaarden scheppen waardoor mensen, ongeacht de positie die zij op het
moment hebben en ongeacht hun scholingsgraad of belemmeringen in de zin van een laag inkomen, in
staat zijn zelf uit te maken wat zij vinden dat goed voor hen is. Dat versta ik dan improviserenderwijs
onder "bewustwording". Wat mensen met de ervaringen als gevolg van het welzijnswerk doen, is dan
weer hun eigen zaak. Hetzelfde geldt voor het begrip "kritische betrokkenheid". Dat is betrokkenheid
waarbij men kritisch is en niet overal intuint, zeg ik dan maar op zijn janboerefluitjes.
Naar aanleiding van de opmerkingen van mevrouw Van der Werf over de kwestie wat wijkorganisa-
ties op wijkniveau wenselijk vinden en de planningsstructuur, het volgende. Hoe decentraal men ook
qua planningsstructuur in de toekomst zal werken, men ontkomt er niet aan dat bij het kijken naar de
wijken en buurten, waar een groot deel van de activiteiten zich inderdaad afspeelt, de prioriteit van
toedeling van middelen nooit ergens anders kan plaatsvinden dan hier in de raad. Dat is ook het princi
pe dat schuilgaat achter de Oldehovenota, die door de raad is vastgesteld. Daarbij komt dat enkele
dingen nooit op wijk- of buurtniveau zullen spelen.
Ik heb in eerste instantie gezegd dat het werken in Leeuwarden zich dichtbij het niveau van buur
ten gaat afspelen. Ik ben het met mevrouw Van der Werf eens dat men daarop moet inspelen. Een en an
der stelt noodzakelijkerwijs wel hoge eisen aan degenen die de wensen en gevoelens vanuit de buurt
formuleren. Ik heb het dus kortweg over de representativiteit van die buurtorganen, -verenigingen of
-comité's. Dat is een probleem op zich zelf.
Mevrouw Waalkens is nog eens ingegaan op de verhouding tussen overheid en particulier initiatief.
Ik heb best zin om daarover een hele discussie op te zetten, maar zal dat nu niet doen. Wij hebben in
dertijd over dit vraagstuk gediscussieerd bij de procedurenota. Historisch gezien was het over het alge
meen zo dat de overheid inspeelde op het particulier initiatief. In later jaren ontstond het maatschappe-