zou worden dan nu, als men ook op andere terreinen bezig was gegaan. In de oorspronkeli-jke inhoudsop gave stond bijvoorbeeld ook het onderwijs. Als al die andere terreinen ook in de nota waren betrokken, dan krijgt men te maken met allerlei vormen van inspraak. De gemeente kan immers op die terreinen niet zelf allerlei maatregelen nemen, maar moet bijvoorbeeld voor het terrein van het openbaar onderwijs gaan overleggen met ouderraad, oudercommissies en dergelijke. Nadat de inhoudsopgave in de Com missie voor Welzijnsaangelegenheden is besproken, is trouwens later de commissie nog meegedeeld dat de nota beperkter van opzet zou zijn. De nota zou zich namelijk beperken tot die terreinen waarop wij directe invloed hebben, werd toen gezegd. Dat is het hele verhaal. (Mevrouw Van der Werf: U kunt toch niet staande houden dat het procedureel juist is dat deze nota direct in een openbare ver gadering van de raadsadviescommissie komt en dat niet eerst de commissie om advies wordt gevraagd, voordat b. en w. hierover een standpunt innemen?) Als het een b. en w.-nota is - en dat was het -, dan kan dat. (Mevrouw Van der Werf: Het lijkt mij dat dit alle afspraken doorkruist.) De Voorzitter: Mevrouw Van der Werf heeft in zoverre gelijk dat het de algemene lijn is dat be langrijke nota's eerst in de wisselwerking tussen raad en college besproken worden. Dat is echter niet formeel voorgeschreven en het gebeurt ook niet steeds. Gezien de algemene lijn verdient deze han delwijze echter de voorkeur. Over het algemeen doen wij het ook. De heer Eijgelaar (weth.): Ik wil graag nog reageren op enkele vragen. Mevrouw Otsen heeft in eerste instantie gezegd dat deeltijdarbeid geen tweederangs arbeidsmarkt voor vrouwen mag worden. Daarmee ben ik het volstrekt eens. Ik denk ook niet dat het een tweederangs arbeidsmarkt zal wor den, want zowel de beloning als ook de rechtspositie van deeltijdbanen verschilt niet van die van fuli- timebanen. Naar mijn mening zal dit een belangrijke waarborg zijn voor het feit dat een deeltijdbaan niet als minderwaardig zal worden beschouwd. Ik ben het in die zin met mevrouw Otsen eens dat hier op gelet moet worden. Mevrouw Otsen vroeg in tweede instantie of ik wilde nagaan of aan de Bestuursscholen vrouwen die geen ambtenaar zijn, les kunnen krijgen. Op dit moment is dat niet mogelijk; dat geldt zowel voor vrouwen als voor mannen. Het is alleen voor ambtenaren mogelijk om les te krijgen aan de Bestuurs- school. Zo is het ook in de gemeenschappelijke regeling vastgelegd. Op landelijk niveau wordt mo menteel evenwel nagegaan of het wellicht mogelijk is om aan Bestuursscholen cursussen voor vrouwen te organiseren, waardoor zij bij sollicitatie misschien een voordeel hebben, omdat zij deze cursus vol gen of gevolgd hebben. Hiernaar wordt op het ogenblik landelijk onderzoek gedaan. Wij zullen het resultaat daarvan afwachten en te zijner tijd mededelingen doen, voordat wij zelf initiatieven ont wikkelen. De heer Bijkersma: Ik had via mevrouw Waalkens een vraag gesteld, die nog niet inhoudelijk is belicht. Ik wil met mijn vraag alleen maar aantonen dat wij door simpelweg iets te veranderen aan een heleboel dingen voorbij dra ven. Ik ben ervan overtuigd dat een aantal jeugdige inwoonsters van zeg 20 jaar bezwaar zouden maken, als zij met "mevrouw" zouden worden aangesproken. (De heer Van der Wal: Is dat nu zo belangrijk?) U wuift dat weg omdat u het niet hebt onderzocht. Er wordt simpelweg iets veranderd omdat de emancipatie ineens hoogtij moet vieren. Dat zal dan wel, maar ik vind - ik wil de inhoudelijke discussie niet opnieuw beginnen - dat niet iedereen weet waarmee hij bezig is. (Gelach) De Voorzitter: Die laatste conclusie van de heer Bijkersma mag een ieder die zich aangesproken voelt, zich aantrekken. Ik meen dat wij nu de discussie kunnen afsluiten. Ik breng de moties van PAL in stemming. Allereerst breng ik in stemming de motie over het in vast dienstverband aanstellen van een medewerkster. De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt verworpen met 34 tegen 2 stemmen. De Voorzitter: De tweede motie van PAL stelt voor om de PALternatieve nota als uitgangspunt te nemen. De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt verworpen met 34 tegen 2 stemmen. De Voorzitter: Vervolgens kan ik het collegevoorstel in stemming brengen. Ik heb van mevrouw Van der Werf begrepen dat zij wel voor het voorstel is maar toch tegen wil stemmen. 37 Mevrouw Van der Werf: Mijn fractiegenoot en ik stemmen inderdaad tegen het voorstel. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw J. van der Werf en de heer P.D. van der Wal wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punten 22 en 23 (bijlagen nrs. 94 en 93). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 24 (bijlage nr. 99) De Voorzitter: Dit agendapunt luidt: Verhoging van de vacatiegelden ten behoeve van de leden van de Commissie Complementaire Arbeidsvoorziening Beeldende Kunstenaars. Ten aanzien van dit voorstel zitten wij met het probleem dat het dubieus is of het in de raadsbrief voorgestelde mogelijk is. Het vacatiegeld gaat namelijk uit boven, het maximum dat wij op grond van de betreffende wettelijke voorschriften mogen invoeren. Een en ander is alleen mogelijk door dit af zonderlijk in de betreffende verordening te bepalen. Ik verzoek dus de raad om wel akkoord te gaan met ons voorstel, maar het college daarbij te machtigen om die juridische weg te kiezen die noodza kelijk is om het voorstel te effectueren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de door de voorzitter verwoorde machtiging aan het college. Punten 25 t.e.m. 29 (bijlagen nrs. 105, 117, 114, 90 en 95). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 30 (bijlage nr. 91). De Voorzitter: Dit agendapunt omvat de voorlopige standpuntbepaling inzake de structuur van de schoolbegeleiding in Friesland. De heer Buising: Onze fractie is van mening dat dit agendapunt niet als een hamerstuk kan worden afgedaan. Als men de ontwikkelingen rondom de schoolbegeleiding in Friesland bekijkt, dan lijkt het versturen van de door het college voorgestelde brief zo ongeveer het laatste dat de Friese gemeenten nog kunnen doen. Ik zal de vergadering op dit late uur niet vermoeien met een opsomming van alles wat zich heeft voorgedaan, maar wij kunnen het dacht ik wel eens zijn over de conclusie die uit deze ontwik keling moet worden getrokken, namelijk dat het de spuigaten uitloopt. Men voert willens en wetens een gesloten overeenkomst niet uit, men lapt de reacties daarop van de zijde van de participanten, bij wier gratie men tenslotte bestaat, volkomen aan zijn laars, men negeert de voorstellen van de par ticipanten om nog iets te redden van de oorspronkelijke opzet, die naar de mening van onze fractie nog altijd de beste is, men stelt daarentegen een beleidsplan op en stuurt dat nota bene zonder over leg vooraf met de participanten naar het ministerie en men verkondigt de afgelopen week in een of an der advertentieblaadje dan ook nog dat binnen vijf jaar de Leeuwarder Schooladviesdienst deel zal uit maken van het GCO. Als ik zou proberen voor deze handelwijze een kwalificatie te bedenken, dan zou u, mijnheer de voorzitter, mij er vermoedelijk op wijzen dat er alleen maar nette uitdrukkingen in het raadsverslag mogen staan en een nette uitdrukking voor de handelwijze van het GCO kon ik niet bedenken. Onze fractie is het eens met het voorstel van het college. Wij moeten het toch nog maar eens pro beren. Overigens wil ik er nog wel op wijzen dat onze fractie het van groot belang vindt dat alle ge meenten/participanten eensgezind de voorgestelde brief van de Vereniging van Friese Gemeenten on derschrijven. De heer Visser: Ik kan mij aansluiten bij de manier waarop de heer Buising de onbevredigende gang van zaken schetste. Als fractie wachten wij met belangstelling het antwoord van het GCO af. Ik ga er dan tenminste van uit dat er een antwoord op die brief komt. (Gelach) De Voorzitter: Dat is erg optimistisch.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 19