4 De Voorzitter: Ik maak u erop attent dat in de volgorde van de mededelingenlijst een fout is ge slopen; de letter G ontbreekt. Sub hl en I. De verzoeken en de brief worden in handen van b. en w. gesteld om preadvies. Sub J. De Voorzitter: Aan de orde is een brief van een aantal buurt- en bewonersorganisaties over de ver hoging van de verhuiskostenvergoeding in stadsvernieuwingsgebieden. De heer Van der Wal: De verhuiskostenvergoeding in stadsvernieuwingsgebieden is al jarenlang 3.000,en zou, volgens de briefschrijvers, 5.000,moeten worden. In het antwoord dat het college voorstelt te geven wordt dit ook niet ontkend. Onze fractie is het eens met de argumenten. Overduidelijk is aangetoond dat het bedrag van de vergoeding verhoogd moet worden. Wij vinden wel dat het antwoord positiever zou moeten zijn en meer steun aan de briefschrijvers zou moeten ge ven dan in de voorgestelde beantwoording het geval is. Wij zouden in het antwoord dan ook graag een actievere ondersteuning aan de briefschrijvers toegezegd willen zien. Er is ons gevraagd om als gemeente het aanvullende bedrag te betalen. Zover willen wij op dit moment echter niet gaan. Het argument hiertegen is dat wij op die manier allerlei verkapte bezuinigingen van het rijk op onze ei gen nek, die toch al niet veel extra's meer kan dragen, nemen. Als de gemeente zich bereid verklaart het bedrag aan te vullen, zou dit de hele actie, ook naar het rijk toe, kunnen ontkrachten. Kortom, graag een wat actievere ondersteuning in het antwoord aan de briefschrijvers. De heer De Pree (weth.): Deze kwestie is al eerder aan de orde geweest. Ik heb geen enkel be zwaar tegen een wat anders geformuleerd antwoord, hoewel het nu voorgestelde antwoord natuurlijk nog niet de letterlijke tekst van de te versturen brief hoeft te zijn. Wij zouden kunnen verwijzen naar een brief die indertijd door een aantal gemeenten, waaronder de gemeente Leeuwarden, naar de staatssecretaris is gestuurd. In deze brief wordt ook gesproken over de verhoging van de verhuis kostenvergoeding. Wij zouden kunnen vermelden dat wij nog altijd achter dit punt staan. De heer Bijkersma: Ik vind dit toch wel wat vaag. De wethouder zegt dat wij kunnen verwijzen naar een brief. Ik wil dan toch wel graag weten naar welke brief wij gaan verwijzen. Op deze ma nier zou ik met een voorstel meegaan, terwijl ik helemaal niet weet over welke brief het gaat. Ik sluit mij wel bij de brief van de buurt- en bewonersorganisaties aan, want daar ben ik het volkomen mee eens. De heer De Pree (weth.): Het gaat om een brief die enige tijd geleden naar de staatssecretaris is verstuurd; de datum waarop de brief is geschreven kan ik u echter niet precies noemen. In deze brief werden enkele zaken onder de aandacht van het kabinet gebracht. Van deze brief is een af schrift verzonden naar de Vaste Kamercommissie. In de brief werden onder andere de problematiek van de huisvesting van een- en tweepersoonshuishoudens en de renovatieproblematiek behandeld. Ook werd daarin genoemd dat in een aantal gemeenten, waaronder de gemeente Leeuwarden, was gecon stateerd dat het bedrag van 3.000, dat als maximum bedrag voor de vergoeding voor verhuiskos ten voor een groot aantal jaren vastligt, te laag is. Wanneer het bedrag voor verhuiskosten nu op de zelfde manier zou worden vastgesteld ais in de tijd in de oorspronkelijke regeling, dan zou men hoger uitkomen dan 3.000, De heer Van der Wal vraagt ons een antwoord te formuleren waarin duide lijk tot uitdrukking komt dat wij een hoger bedrag dan 3.000,niet onredelijk vinden. In dat ver- band zou men dus naar bovenaangehaalde brief kunnen verwijzen. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de door de wet houder toegezegde aanpassing van het antwoord. De heer Pronk is inmiddels ter vergadering gekomen. Sub K. De brief wordt in handen gesteld van de Raadsadviescommissie voor de Bezwaarschriften om advies, 5 Sub L. De Raad stemt in met het door het college ingenomen standpunt. Punt 2 (bijlage nr. 71). De Voorzitter: Aan de orde is het advies inzake de beslissing op het bezwaarschrift van Jarov BV, ingediend namens de heer S.J. de Jong. Dit punt is in de vorige raadsvergadering aangehouden, omdat de heer Keuning, waarnemend voor zitter van de Raadsadviescommissie voor de Bezwaarschriften, andere besognes had en niet aanwezig kon zijn om dit punt te verdedigen. Bij dezen heet ik de heer Keuning hartelijk welkom. Ik herinner mij dat de heer Sijbesma, toen ik in de vorige vergadering vroeg of iemand over dit punt het woord wilde voeren, hierover wenste te spreken en ik geef hem dan nu de gelegenheid daartoe. De heer Sijbesma: Het gaat hier om het eventueel wijzigen van een bestemmingsplan. In dat be stemmingsplan hebben wij ons echter vastgelegd op handhaving van het agrarisch karakter van dit ge bied. Voor niet-agrarische functies is in dit gebied geen plaats, terwijl voor dergelijke functies ook geen plaats is ingeruimd. Het al of niet goedgekeurd zijn van de gebruiksvoorschriften en de over gangsbepalingen heeft daarop geen invloed. Deze voorschriften en bepalingen zijn overigens niet goedgekeurd, omdat objectieve regelingen, die op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening wor den geëist, ontbraken. Ook de nieuwe op te stellen gebruiksvoorschriften en overgangsbepalingen zullen geen ruimte kunnen bieden, omdat het basisuitgangspunt geen ruimte biedt. Men zou kunnen zeggen dat wij ten aanzien van het verzoek van de heer De Jong gevangen zitten in onze eigen net ten. Het is nog de vraag of een zodanig wijzigingsbesluit zou kunnen worden goedgekeurd. In elk ge val zou de wijziging een inbreuk zijn op de in het bestemmingsplan vastgestelde en stringent geformu leerde beleidsvisie, die hiervoor de basis is en die repercussies kan hebben die niet zijn te overzien. Dit gevaar wordt binnen onze fractie verschillend gewogen. Een deel van de fractie kan om bovenge noemde reden het advies van de commissie niet overnemen. Het wel nemen van een voorbereidingsbe- sluit en het partieel wijzigen van een plan ten behoeve van ligboxstallen en silo's kan naar mijn me ning geen argument zijn om dat voor dit bouwwerk ook te doen. Ligboxstallen en silo's passen name lijk in de agrarische bedrijvigheid. Of de bouwwerken het landschap sieren of ontsieren, is hier niet relevant. Een van de overwegingen van de commissie is dat een bedrijf als dat van de heer De Jong goed zou passen in het landelijk gebied. Dat zou best waar kunnen zijn. Ook de ontwikkelingen in de agra rische wereld staan niet stil. Een veel betere weg, die een deel van mijn fractie voorstaat - ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat deze suggestie op de korte termijn geen soelaas voor de heer De Jong biedt -, is het college te vragen een notitie op te stellen en na te gaan hoever kan worden gegaan met het wijzigen van bestemmingen van die bedrijven waarin geen agrarische functie meer wordt uit geoefend en om op basis daarvan eventueel wijzigingen in het plan aan te brengen. Om een dergelij ke notitie is kort geleden naar aanleiding van een soortgelijk geval in het buitengebied door de heef Miedema gevraagd in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Het merendeel van onze fractie is tegen het voorstel dat de com missie aan de raad doet. Wij menen dat wij, wanneer wij in dit geval een uitzondering maken door fen wijziging van het plan in gang te zetten, bezig zijn met rechtsongelijkheid. Wij hebben name- I jk enige tijd geleden voor een zelfde geval besloten niet een procedure te starten. Nu schrijven b en w. aan de Raadsadviescommissie voor de Bezwaarschriften dat "het opnieuw vast te stellen over gangsrecht en de gebruiksbepalingen van het plan Buitengebied in ieder geval de beperkingen zullen omvatten dat van het bestemmingsplan afwijkend gebruik niet naar aard en omvang mag worden ver groot". Dat houdt dus in dat alles zo blijft als het nu is. Nu zien wij het probleem op ons afkomen dat jn de toekomst wel meer boerderijen geen agrarische bestemming meer zullen hebben. Wij vragen ons at wat wij dan met die boerderijen moeten doen. Moeten ze worden afgebroken? Als wij geen afbraak villen - soms is afbraak landschappelijk gezien helemaal niet zo gewenst naar ons idee -, dan zal er toch iets op de bedrijven mogelijk moeten zijn. Wij zouden dus graag willen dat eens wordt bekeken of binnen de nieuw op te stellen voorschriften enige ruimte kan worden gemaakt, zodat wij wat beter uit de voeten kunnen met deze problematiek. De heer Van der Wal: Mijn fractie kan wel instemmen met het advies van de commissie, met name Omdat het bestemmingsplan Buitengebied in de praktijk nauwelijks meer operationeel te noemen is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 3