20 de brede scholengemeenschap. Wij vinden het dus weinig zinvol om de beslissing over de fusie uit te stel I en. Wij kunnen de motie van de heer Meijerhof ook niet steunen. Zoals ik in eerste instantie al heb gezegd, ligt zo'n raamnota voor het voortgezet onderwijs er niet zomaar, zeker niet als daarover in het onderwijsveld nog een grondige discussie zal moeten plaatsvinden. Men kan niet verwachten dat deze discussie uiterlijk januari 1982 al is afgerond. Bovendien vinden wij dat gezien de hele voorgeschiede nis van deze fusie de organisatorische samenvoeging een belangrijke voorwaarde is om aan de onderwijs kundige invulling te gaan werken. Wij steunen dus geen van de moties. Mevrouw De Jong: Ik wil even terugkomen op hetgeen de wethouder heeft gezegd over de rechtspo sitie en de dingen die daarbij in acht zouden zijn genomen. Ik meen toch dat bij een fusie van bedrij ven, van scholen of van wat dan ook, wordt begonnen met de personeelsbestanden in elkaar te schuiven. Van daaruit bekijkt men welke mensen eventueel zullen moeten afvloeien. Wat is er evenwel gebeurd? Voor elke leraar afzonderlijk is een lijst met gegevens over bevoegdheden, dienstjaren en leeftijd ver strekt. De personeelsbestanden zijn echter niet in elkaar geschoven. Er is niet per vak bekeken hoe de personeelsbezetting is. Ik vind dat een kwalijke zaak. De wethouder zegt dat het college niet het pre cieze aanbod van leerlingen kent. In de raadsbrief worden echter wel degelijk prognoses vermeld. Naar mijn mening kan men, zodra men de twee personeelsbestanden in elkaar schuift, een duidelijke afvloei ingsregeling maken, zodat ieder personeelslid voor zich weet waar hij of zij aan toe is. Ik heb mijn standpunt ten aanzien van het onderhavige voorstel laten vastleggen in een motie. Ik kan niet meegaan met de motie van de heer Meijerhof, in eerste instantie omdat men ervan uitgaat dat de fusie op dit moment een feit zal worden. De heer Meijerhof: Ik ben in eerste instantie begonnen met te zeggen dat fusie geen doel is, maar hooguit een middel kan zijn om het uiteindelijke doel te bereiken. De wethouder was het hierin met mij eens, maar hij heeft daaraan wel toegevoegd dat fusie het middel is. Ik denk dat daaruit de gedachte klinkt dat, hoe men het ook wendt of keert, een fusie een fusie is. Ik denk dat de wethouder en ik wat dat betreft van mening verschillen. Om die reden heb ik een motie ingediend die afwijkt van het voor stel dat het college heeft gedaan. Verdere kritiek van de wethouder op mijn voorstel heb ik eigenlijk niet gehoord. Wel heeft hij een vraagteken gezet bij datgene, wat de bedoeling zou kunnen zijn van het gestelde onder punt d van de motie. De wethouder veronderstelde dat het toch niet de bedoeling kon zijn om tot één scholengemeenschap voor de gehele gemeente te komen. Als de wethouder denkt aan één complex van scholen, dan kan ik zonder meer "nee" zeggen. Waar het wel om gaat, is om het feit dat wij de fusie in een bredere context bekijken en dat ook het gymnasium en het lbo daarbij worden betrokken. Daarmee is niet gezegd dat dus een fusie van al deze schooltypen tot stand moet worden ge bracht. Dat ik het gymnasium heb genoemd, is op zich niet zo vreemd, omdat het jaren geleden bij de nieuwbouw van de Stedelijke Scholengemeenschap in eerste instantie de bedoeling is geweest om in dat gebouw ook het gymnasium te huisvesten. Later is dat om andere redenen niet doorgegaan. De kritiek van de wethouder richtte zich naar mijn mening uitsluitend op punt d van mijn motie. Meer kritiek hoor ik van mijn eigen fractiegenote. Haar kritiek richtte zich met name op de termijn waarop de fusie zijn beslag zou moeten krijgen. Ik heb als datum voor het van kracht worden van de fu sie het schooljaar 1985-1986 genoemd. Wij moeten mijns inziens niet vergeten dat het vrij veel tijd en energie kost om een fusie tot een goed einde te brengen. Dat geldt met name voor de fusie waarover wij nu spreken. Er zijn immers vele weerstanden en bezwaren tegen deze fusie. Het lijkt mij een misvatting om te denken dat er tot het schooljaar 1985-1986 op de scholen niets gebeurt. Ik denk niet dat de kar stil hoeft te staan. Een ander punt van kritiek op de motie van de minderheid van mijn fractie is dat de zaak vooruit geschoven zal worden en dat er in de tussentijd weinig zal gebeuren. Wij hebben dat in de motie willen opvangen door duidelijk een procedure aan te geven, die uiteraard nader ingevuld moet worden. Die invulling moet volgens mij dan zodanig zijn dat de innovatiewerkgroep - of stuurgroep - een duidelijke richtlijn heeft voor haar verdere werkzaamheden. Dat geldt dan niet alleen voor die stuurgroep, maar uiteraard voor alle betrokkenen. Mevrouw De Haan heeft verder met betrekking tot de motie gezegd dat er, als wij een directeur voor de Wopke Eekhoffschool willen benoemen, ook een adjunct-directeur moet komen. Ik kan dit niet overzien. Als wij op dit moment tot fusie besluiten, dan gaat deze fusie ook meteen in. Ook in dat geval komen er in de directie van de scholengemeenschap die dan ontstaat bepaalde mutaties. De ge fuseerde school is groter dan elk van de twee scholen afzonderlijk. Ik kan niet overzien of dit op pro blemen stuit. Vandaar dat wij in de motie onder punt e hebben gezegd: "B. en w. te verzoeken op basis van het raadsvoorstel en het bovengenoemde nieuwe voorstellen aan de gemeenteraad te doen." Wij hebben dit gesteld, opdat er geen onverstandige beslissingen worden genomen. Ik wil nog ingaan op de toezegging van de wethouder over de verruiming van de termijn waarop met name de onderwijskundige kant van de zaak zal worden ingevoerd. Ik vind dit een zeer positieve op merking van de zijde van het college. Mijn conclusie is dat wij als minderheid van onze fractie onze motie handhaven. De heer Bijkersma: Ik wil de heer Meijerhof via de voorzitter nog een vraag stellen. Kan hij nog een reactie geven op de motie van CDA, VVD en D'66? De heer Meijerhof: Inderdaad, dat heb ik vergeten. Naar mijn mening is de nu naar voren gekomen gezamenlijke motie van CDA, VVD en D'66 ongeveer gelijkluidend aan de twee moties die in eerste in stantie door deze partijen zijn ingediend. De nieuwe motie staat haaks op de motie die wij hebben in gediend. Onze motie spreekt duidelijk van een fusie, die in het schooljaar 1985-1986 van kracht moet worden. De motie van CDA, VVD en D'66 stelt de beslissing tot fusie duidelijk uit, terwijl mijn fractie van mening is dat er op dit moment duidelijkheid moet worden geschapen, in die zin dat de fusie er moet komen. Deze fusie moet volgens de minderheid van mijn fractie, namens welke ik spreek, op een andere manier worden ingevuld dan in het voorstel van het college wordt aangegeven. De heer Ten Brug (weth.): Ik kan vrij kort zijn in deze tweede instantie; dat zal iedereen deugd doen. Ik heb inderdaad niet gereageerd op de opmerking van mevrouw De Haan dat de taakomschrijving, de samenstelling en de randvoorwaarden van de stuurgroep moeten worden vastgelegd. Ik heb dit zo nor maal gevonden dat ik het niet heb genoemd. Natuurlijk moeten al die aspecten worden vastgelegd. De heer Visser heeft weinig nieuwe elementen voor de discussie aangedragen. Het standpunt van zijn fractie is uitgemond in de motie die door mevrouw Van Dijk-van Terwisga is voorgelezen. Ik heb al gezegd dat ik weinig verschil zag tussen de moties die in eerste instantie door CDA en door VVD en D'66 waren ingediend. De drie fracties hebben dit ook ontdekt. Het kan dus niet moeilijk zijn geweest om beide moties tot één motie terug te brengen. Mijn bezwaar tegen de nieuwe motie is hetzelfde be zwaar dat ik tegen de twee eerste moties had. Het moment van de beslissing wordt uitgesteld en ik heb in eerste instantie wat dat betreft al het woord "hypotheek" genoemd. De heer Meijerhof stelde dat ik niet al te diep op zijn motie ben ingegaan en dat ik er eigenlijk aan ben voorbijgegaan. Ik geef dit toe. Ik heb twee bezwaren tegen de motie van de heer Meijerhof. De motie gaat verder dan de motie van CDA, VVD en D'66, omdat nu moet worden besloten dat de fusie in het schooljaar 1985-1986 van kracht wordt. Ik vind dat deze datum zo ver in de toekomst ligt, dat in feite de uitwerking daarvan precies dezelfde zal zijn als die van de gezamenlijke motie van CDA, VVD en D'66: de onzekerheid blijft. Mijn tweede bezwaar tegen de motie van de heer Meijerhof is dat onder de punten a tot en met e meer wordt vastgelegd dan in het voorstel van b. en w. gebeurt. Ik denk zeker dat een aantal punten uit de motie door de in te stellen stuurgroep in acht moeten worden genomen - de stuurgroep zal naar mijn mening overigens automatisch al die punten tegenkomen -, maar ik vind dat een en ander een zaak moet zijn van vrij overleg tussen de scholen en het gemeentebestuur. Het moet, kort gezegd, een zaak zijn die in de stuurgroep aan de orde moet komen. Aan de andere kant ben ik de heer Meijerhof een heel eind tegemoetgekomen, doordat ik de datum van augustus 1982 heb laten vallen. De heer Meijerhof heeft dit ook zelf al geconstateerd. De Voorzitter: Ik stel voor de discussie nu af te sluiten. De meest ver strekkende motie is de ineen geschoven motie van CDA, VVD en D'66, die mevrouw Van Dijk-van Terwisga zojuist heeft voorgele zen. De eerder door deze partijen ingediende moties zijn hierdoor komen te vervallen. Ik breng de nieuwe motie in stemming. De motie van mevrouw Van Dijk—van Terwisga, mevrouw De Jong en de heer Visser wordt verwor pen met 21 tegen 16 stemmen. De Voorzitter: Thans breng ik in stemming de motie van de heren Meijerhof en Knol. De motie van de heren Meijerhof en Knol wordt verworpen met 32 tegen 5 stemmen. De Voorzitter: Dan kan ik nu het voorstel van b. en w. in stemming brengen, met dien verstande dat dit voorstel wordt aangevuld met de uiteenzetting van wethouder Ten Brug over de termijn van realise ring van de onderwijskundige invulling en voorts met inachtneming van zijn toezegging, die hij namens het college heeft gedaan, dat aan de stuurgroep een duidelijke taakomschrijving zal worden gegeven. Met die aanvullingen breng ik het voorstel van b. en w. in stemming.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 11