12
Voor de beoordeling van het raadsvoorstel blijft dan de toetsing aan eigen politieke uitgangspunten
met betrekking tot het onderwijsbeleid staan. Ik wil enkele van onze in dit verband van belang zijnde
punten van kritiek op het huidig onderwijssysteem noemen.
In de eerste plaats is er nog steeds sprake van ongelijke deelname aan verschillende vormen van
voortgezet onderwijs, zowel naar sociale herkomst als naar sexe. In de tweede plaats dwingt de opbouw
van ons schoolsysteem tot een principiële keuze voor de toekomst van het kind omstreeks het twaalfde
jaar. De scheiding tussen beroepsonderwijs en algemeen voortgezet onderwijs, met daarbinnen weer de
strakke indeling in categorieën, en het feit dat hiertussen reeds na afloop van de lagere school moet
worden gekozen, onthoudt veel kinderen ontwikkelingsmogelijkheden. In de derde plaats is de brugpe-
riode van één jaar in feite te kort om voldoende gegevens te kunnen opleveren voor de ingrijpende be
slissingen over de voortgang van de studie die op dat moment moet worden genomen. In de vierde plaats
ligt de nadruk in het onderwijssysteem te veel op intellectuele vermogens. Creatieve, sociale en emo
tionele vermogens krijgen weinig aandacht. Belangrijke voorwaarden - ik zeg met nadruk "voorwaar
den" - om verandering in deze situatie aan te brengen, zijn (ik noem alleen de voorwaarden die binnen
de mogelijkheden van het gemeentebestuur liggen): uitstel van studiekeuze en het opheffen van de
scheiding tussen beroepsonderwijs en algemeen voortgezet onderwijs, met daarbinnen het doorbreken van
de "schotjes" tussen de categoriale scholen.
Mijn fractie is van mening dat met de vorming van een brede scholengemeenschap met een tweeja
rige heterogene brugperiode een stap in de goede richting wordt gezet. In de eerste plaats kan, doordat
de selectie met twee jaar wordt uitgesteld, ook de studiekeuze met twee jaar worden uitgesteld. In de
tweede plaats worden leerlingen van verschillend intellectueel niveau en uit verschillende maatschap
pelijke lagen afkomstig niet in afzonderlijke scholen gebracht - waarmee de situatie in de maatschappij
wordt bevestigd - maar bij elkaar gebracht. Daardoor ontstaan de voorwaarden om afbreuk te doen aan
de etikettering. Om deze redenen is mijn fractie voor deze fusie.
Ik heb in de Commissie voor het Onderwijs ook al gezegd dat bij deze fusie maar in zeer geringe
mate wordt tegemoetgekomen aan de bestaande kritiek, zoals de ongelijkheid in het onderwijssysteem.
Wil er fundamenteel iets veranderen, dan zullen in ieder geval het lbo en het gymnasium ook mee moe
ten doen in de brede scholengemeenschap. Uiteindelijk, zo vindt mijn fractie, zal door middel van lan
delijke maatregelen de weg moeten worden vrijgemaakt voor de totstandkoming van de middenscholen.
Bovendien merk ik het volgende op. Ik heb zojuist gezegd dat het gaat om voorwaarden. Het beha
len van de onderwijs-inhoudelijke winst zal met name afhangen van de onderwijskundige invulling.
Door de leerkrachten is steeds naar voren gebracht dat een besluit over fusie niet mag worden genomen
zonder dat er duidelijkheid is over de onderwijskundige invulling. Dat zelfde standpunt wordt ook door
een tweetal fracties van deze raad naar voren gebracht. Wij hebben over dit punt binnen onze fractie
een langdurige discussie gevoerd. Uiteindelijk zijn wij toch de mening toegedaan dat op dit moment de
beslissing over de fusie moet vallen. Als er onduidelijkheid of misverstanden blijven bestaan over de
richting waarin wij als gemeenteraad willen gaan, dan wekt men de indruk dat met voldoende onder
wijskundige argumenten de fusie kan worden tegengehouden, in plaats dat alle energie wordt gestoken
in de onderwijskundige vormgeving van de brede scholengemeenschap. Wij achten de fusie dus een
voorwaarde om aan die onderwijskundige invulling te kunnen werken.
Wij kunnen dus instemmen met de raadsbrief, zij het met een aantal kanttekeningen. In de eerste
plaats vinden wij dat fusie moet betekenen dat gestreefd wordt naar een tweejarige heterogene brugpe
riode. De raadsbrief blijft daarin onduidelijk. Het zojuist door mij genoemde principe mag niet op de
helling worden gezet, want anders verdwijnt een groot deel van de onderwijs-inhoudelijke winst. In de
tweede plaats is in de diverse commentaren naar voren gebracht dat in de raadsbrief op veel onduide
lijkheden met betrekking tot de fusie niet wordt ingegaan. Daarmee is mijn fractie het eens. Ook hier
over hebben wij in de fractie een discussie gevoerd, met name over de vraag of een en ander moest be
tekenen dat de beslissing tot fusie moest worden uitgesteld. Wij vinden dat deze onduidelijkheden niet
zodanig principieel zijn dat de besluitvorming zou moeten worden uitgesteld. Wel vinden wij dat er
zeer binnenkort - voor het nieuwe schoolseizoen begint - een duidelijk voorstel op tafel moet komen
over het fusie-proces. In het voorstel dat in de Commissie voor het Onderwijs aan de orde moet komen,
moet duidelijkheid worden verschaft over de volgende punten.
1 de begeleiding bij het fusie-proces vanuit de gemeente;
2. betrokkenheid van de scholen en de verschillende geledingen daarbinnen;
3. de communicatiestructuur naar de verschillende geledingen;
4. een opsomming van de verschillende aspecten waaraan tijdens het fusie-proces moet worden gewerkt;
te denken valt in ieder geval aan randvoorwaarden als bijvoorbeeld de her- en bijscholing, de onder
wijskundige invulling en in samenhang daarmee de organisatiestructuur, leerlingbegeleiding en der
gelijke.
13
5. er zal een globale fasering in moeten staan, waarbij naar de mening van mijn fractie gerust een rui
mere periode dan één jaar kan worden uitgetrokken.
Tot slot nog een tweetal opmerkingen. Mijn fractie is van mening dat in de procedure grote fouten
zijn gemaakt. Zo zal in het vervolg, voordat een dergelijk voorstel aan het veld ter discussie wordt ge
legd, een duidelijke onderwijs-inhoudelijke stellingname op tafel moeten liggen en, voor de besluitvor
ming in de raad, een degelijk afgerond voorstel. Er zal vanuit het gemeentebestuur een duidelijke com
municatie moeten zijn met alle geledingen binnen de school. De discussie met ouders en leerlingen is nu
grotendeels verlopen via de leerkrachten. Dit lijkt mij, gezien het feit dat laatstgenoemden een duide
lijke partij zijn in het geheel, geen juiste zaak.
Ik ben in mijn verhaal niet opnieuw ingegaan op alle argumenten tegen fusie. In de Commissie voor
het Onderwijs heb ik dat al voldoende gedaan. Overigens kan ik mij in grote lijnen aansluiten bij de
opmerkingen die mevrouw De Haan daarover namens de Partij van de Arbeid heeft gemaakt.
Dat wij, ondanks de tegenstand van alle kanten, toch voor deze fusie stemmen, is omdat wij ervan
overtuigd zijn dat deze fusie betere voorwaarden schept om aan de belangen van achtergestelde groepen
in de maatschappij te kunnen werken. Overigens vinden wij ook dat de discussie en de besluitvorming
over onderwijs geen exclusief recht is van onderwijskrachten: een opvatting die door sommigen in de
discussies wel werd gehuldigd.
Mevrouw De Jong: De raadsbrief vertelt ons dat sedert de inwerkingtreding van de Wet op het voort
gezet onderwijs - nu zo'n twaalf jaar geleden - is gebleken dat de oorspronkelijke bedoelingen van de
wet niet geheel tot hun recht zijn gekomen. Met name heeft de toen geïntroduceerde brugklas niet het
effect opgeleverd dat ervan werd verwacht. Deze constatering in de raadsbrief onderschrijf ik, maar
daarmee houdt mijn onderschrijving van de inhoud van de raadsbrief ook op. Het is beslist niet de voor
gestelde fusie waarop ik kritiek heb, maar juist de manier waarop deze wordt gepresenteerd. Wat de on
derwijskundige invulling betreft, die aan dit voorstel ten grondslag ligt, kan ik zeer kort zijn: die in
vulling ontbreekt volkomen.
Mijn grootste punt van kritiek is echter gelegen in het feit dat juist de docenten van beide scholen
- de mensen dus die het draagvlak moeten zijn waarop de voorgestelde fusie moet steunen - vooraf niet
voldoende zijn betrokken bij dit voor hen toch zo ver strekkende plan. En dat, terwijl in de conclusie
wel wordt onderkend dat juist zij het met elkaar moeten doen en een goede motivatie daarvoor een be
langrijke factor is. Ik heb dus grote kritiek op het voorbijgaan aan inspraak en nog grotere kritiek op
het feit dat geen openheid is gegeven in de rechtspositie. Ik meen dat elke zich zelf en zijn werknemers
respecterende werkgever voor de totstandkoming van fusie zal betrachten het personeel openheid van
zaken te geven ten aanzien van de consequenties die een dergelijke fusie voor elk van hen persoonlijk
met zich meebrengt. Regelingen, zoals deze op dit moment gelden, zijn bekend. Ook is bekend de be
voegdheid plus het aantal dienstjaren van elk der docenten. Wat ook bekend is, is het te verwachten
aanbod van leerlingen tot nota bene het schooljaar 1990-1991 Met deze gegevens is naar mijn mening
vrij nauwgezet een eventuele afvloeiingsvolgorde vast te stellen. Zekerheid naar het personeel toe
wordt stilzwijgend verschoven. Zekerheid, hoe triest deze zekerheid voor sommigen kan zijn, is, als
die gegeven kan worden, een fundamenteel recht waarover niet mag worden heengewalst. Het enige dat
het personeel van beide scholen lijkt te binden, is hun weerstand tegen deze fusie op dit moment en op
deze manier. Verder is er geen samenwerking en zelfs geen samenspraak. Toch verwacht het college
blijkbaar dat met het besluit tot fuseren de basis sterk genoeg is om inhoudelijk het programma in te vul
len. Ik noem die basis wankel, te wankel.
Wat mij verder verwondert, is het volgende. Wij hebben in Leeuwarden, buiten de Wopke Eekhoff-
mavo, nog drie mavo's. Deze voorgestelde fusie zal wellicht ook voor deze mavo's consequenties heb
ben. In hoeverre zijn zij hierin betrokken?
Ik wil heel duidelijk stellen dat ik mij beslist niet keer tegen de fusie op zich, maar, wil de fusie
kans van slagen hebben, dan moet die structureel worden aangepakt. Immers, door bij zoveel tegenstand
toch te fuseren, lijkt mij het functioneren van de school en dus het belang van de leerlingen in het ge
drang komen. Het lijkt mij daarom dat moet worden begonnen met openheid van de rechtspositie naar de
docenten van beide scholen toe en met het instellen van een stuurgroep die de fusie moet voorbereiden
en de zaak onderwijskundig moet invullen. Ik meen dat daartoe al het startsein kan worden gegeyen,
door beide scholen te verplichten hun lesprogramma's op elkaar af te stemmen. Een dergelijke samen
werking is immers ook al tussen de SSG en de mavo in Sint Annaparochie mogelijk. Verder geloof ik dat
ook de andere mavo's bij de fusie moeten worden betrokken. Dan eerst zijn wij structureel bezig en zal
het ook mogelijk zijn alle betrokkenen te motiveren.