16
binnengekomen. Mevrouw De Haan verwees naar deze brief. Mevrouw De Jong heeft over het punt dat
mevrouw De Haan daarbij noemde, een aantal opmerkingen gemaakt. Het gaat om de volgende zin uit
de brief: "Er is de wethouder van Onderwijs verzocht aan de hand van de nu bekende gegevens een
eventuele afvloeiingsvolgorde vast te leggen voor na een mogelijke fusie en deze in beide scholen be
kend te maken. De wethouder heeft hieraan niet willen voldoen. Geen wonder dus dat er voor de be
trokken personelen nog niets zeker is." Dit punt is onderwerp van overleg geweest tussen college en
bonden. Dit overleg heeft reeds plaatsgevonden in januari 1980. Daarbij is overigens ook de procedure
aan de orde geweest. De vertegenwoordigers van de bonden hebben zich met de voorgestelde procedure
kunnen verenigen. Er zijn aan de scholen gegevens verstrekt over onder meer het aantal dienstjaren. Uit
die gegevens zou kunnen worden geconcludeerd welke mensen om het zo te zeggen in de "gevarenzone"
verkeren bij een vermindering van het aantal leerlingen. Afgezien van de fusie, ligt dit nu eenmaal zo
in het onderwijsveld. Ontslag als gevolg van een vermindering van het aantal leerlingen is een zaak die
actueel zou kunnen worden. Ook over de vraag wat het college verantwoord aan de scholen over moge
lijke gevolgen zou kunnen vertellen, is overleg gepleegd met de bonden. Dat laatste gebeurde in janu
ari 1980 en toevallig ook vanmiddag nog, toen de heer Steenbeek van de ABOP een bespreking met mij
had over een onderwerp dat met deze fusie niets had te maken. De heer Steenbeek heeft nogmaals be
vestigd dat het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs niet meer gegevens kan ver
strekken dan de gegevens die op dit moment zijn verstrekt. De reden daarvan is dat in de eerste plaats
de afvloeiingssituatie afhangt van het aantal leerlingen dat er in augustus 1981 zal zijn. Wij weten het
exacte aantal - want het gaat om het precieze aantal - op dit moment niet. Bij het lager onderwijs spe
len de teldata van het afgelopen cursusjaar een rol, maar bij het voortgezet onderwijs is dit anders. In
de tweede plaats speelt ook de verdeling van het vakkenpakket onder de leerlingen een rol: welk vak
kenpakket kiezen de leerlingen voor hun eindexamen? Er is op dit punt inderdaad niet meer zekerheid
te verschaffen. Ik stoot mij dan een beetje aan de opmerking in de brief van de ABOP, omdat het naar
mijn mening in het overleg met de bonden duidelijk is geworden dat wij in dezen niet anders kunnen.
Als men deze opmerking op het laatste moment maakt en als men daaraan veel waarde hecht, dan had ik
verwacht dat de ABOP in de periode vanaf januari 1980 tot nu over dit belangrijke punt - dat is het
tenslotte - met het college van b. en w. contact had gezocht.
In bedoelde brief staat nog een andere opmerking, waarmee ik moeite heb. Er staat: "Door het
hoofdbestuur van de ABOP is b. en w. dringend de bijzondere aandacht gevraagd voor het benoemen van
een directeur van de Wopke EekhoffschoolHet is niet gebeurd. En nu gebruiken b. en w. dit ontbreken
van een directeur als een gunstige bijkomende factor in een voorstel tot fusie. Wij kunnen geen fatsoen
lijke woorden vinden om onze gevoelens hierover te uiten." Mijnheer de voorzitter, ik kan wel woorden
vinden, maar ik denk dat u dan met de hamer slaat!
De heer Visser heeft - terecht - drie aspecten in deze kwestie onderscheiden: het organisatorische,
het rechtspositionele en het onderwijskundige aspect. Hij heeft tot mijn vreugde geconstateerd dat wij
wat de procedure betreft juist hebben gehandeld en dat het een logische zaak is dat de onderwijskundige
invulling na fusering in overleg met de scholen zal plaatsvinden. Dit gebeurt om de scholen zo veel mo
gelijk vrijheid te geven. De bedoeling is ook nooit anders geweest. Ik weet heel goed dat de onderwijs
kundige invulling niet zo gemakkelijk zal zijn en dat de scholen juist ten opzichte van de inhoudelijke
kant daarvan een zeer belangrijk aandeel zullen moeten hebben. Hoe bereikt men dat? Zullen er alle
maal heterogene brugklassen worden ingesteld of gaat men met "streams" werken? Dat zijn vragen,
waarvan ik vind dat die in goede samenspraak met elkaar moeten worden behandeld. Naast allerlei
randvoorwaarden die moeten worden geformuleerd, zal dit een van de belangrijke taken zijn voor de
door ons voorgestelde stuurgroep. Te zijner tijd zal het resultaat van het werk van deze stuurgroep in de
raad aan de orde moeten komen.
Ik begrijp de twijfel van de heer Visser over het tijdstip waarop de beslissing wordt genomen. Hij
vraagt zich af of dit moment wel gunstig is en of een beslissing op dit moment de leerlingen geen schade
zal berokkenen. De heer Visser heeft uiting gegeven aan zijn kritiek dat in de raadsbrief te weinig over
de leerlingen is gesproken. Deze kritiek moet ik mij aantrekken. Overigens heb ik uit de woorden van
de heer Visser begrepen dat zijn kritiek niet alleen in mijn richting gaat maar ook in de richting van
anderen. De goede lezer kan naar mijn mening duidelijk uit de raadsbrief de reden halen waarom het
college deze fusie wil en waarom wij het een zaak van groot belang achten om ook op dit punt in Leeu
warden ten aanzien van deze ene mavo de selectie uit te stellen en de mensen niet direct in een vaste
fuik te laten zwemmen. De schakeling van andere mavo's is zeker een punt dat in het vervolg op deze
fusie aandacht moet krijgen. Het gaat hierbij niet om een situatie die abnormaal is. Dat heeft men bij
de Stedelijke Scholengemeenschap zelf ook onderkend, toen men besloot om over te gaan tot een expe
riment met een verlengde brugperiode; ik ben er nog steeds dankbaar voor dat men dit voorstel heeft ge
daan. Het experiment loopt binnenkort af en volgens mijn inlichtingen zijn de resultaten wel dusdanig
17
dat ik de verwachting uitspreek dat men een voorstel zal doen om het experiment in een definitieve
vorm om te zetten.
Mevrouw Van Dijk heeft op dezelfde wijze over de selectieproblemen gesproken. Ik ben het met
haar eens. Ik denk dat in feite het hele onderwijsveld het daarmee eens is. Zij heeft de selectie uitge
breid tot andere schooltypen. In beginsel ben ik het ook met haar eens dat het niet alleen moet gaan
over mavo-havo en ook niet alleen over havo-atheneum, maar dat ook het lbo hierbij moet worden be
trokken. Nu is dat laatste niet een gemakkelijke zaak. In een van de moties wordt ook gezegd dat men
het geheel in een fusie moet betrekken. Dat lijkt mij niet de bedoeling te kunnen zijn, want dat is on
mogelijk. Het zou immers betekenen dat wij in Leeuwarden één grote scholengemeenschap zouden kun
nen krijgen. Ik denk niet dat iemand dit bedoelt. Wel moeten wij vormen van samenwerking zien te
vinden, naast de fusie die wij hebben voorgesteld. Uit een radio-uitzending van vanmiddag heb ik op
gemaakt dat men ook in de Kamercommissie voor het Onderwijs heel duidelijk moeilijkheden heeft met
de voorstellen van staatssecretaris De Jong om de eindexamensituaties van het lbo en het mavo aan el
kaar te koppelen. Er is zelfs al gewezen op het gevaar dat, als men het heel eng beziet, een versmalde
middenschool het resultaat kan zijn. Deze gedachte heeft enkele jaren geleden wel gespeeld, maar op
dit moment zijn wij zover dat er voor die gedachte weinig voorstanders in ons land zullen zijn.
Voorts heeft mevrouw Van Dijk gewezen op een goed overleg bij de invulling van de onderwijskun
dige aspecten. Dat is heel duidelijk in het voorstel van het college bebakken.
Mevrouw Van der Werf sloot zich in grote lijnen aan bij de opmerkingen van mevrouw De Haan.
Zij heeft natuurlijk haar eigen visie naar voren gebracht. Op enkele punten ben ik het met haar eens,
op andere punten weer niet. Het lijkt mij niet verstandig om aan dit voorstel tot fusie zonder meer de
eis te verbinden dat er - blijkbaar op korte termijn - een tweejarige brugperiode moet komen. Het is de
vraag of dit bij deze fusie haalbaar is. Naar mijn mening moet juist in de voorgestelde stuurgroep wor
den gesproken over de wijze waarop de brugklassen moeten worden gekoppeld; zo is ook ons voorstel. Ik
heb dus wat moeite met de voorwaarden die mevrouw Van der Werf aan haar instemming met ons voorstel
verbindt.
Mevrouw De Jong is het op slechts één punt met ons eens. Nu, dat is in ieder geval een begin. Zij
zegt dat het effect van de brugklas duidelijk anders is geweest dan ook de opstellers van de Mammoet
wet zich moeten hebben voorgesteld. Ook wij hebben op dat punt goede bedoelingen gehad. U weet
waar men met goede intenties terecht kan komen. De raad moet deze uitspraak uiteraard opvatten als
een figuurlijke uitspraak en niet de letter ervan al te zeer in ogenschouw nemen.
Ik heb reeds opmerkingen gemaakt over de duidelijkheid ten aanzien van de rechtspositie. Wij zijn
niet in staat om deze duidelijkheid te verschaffen. Vanuit de raad werd wel gesteld dat een en ander is
uit te rekenen omdat er prognoses zijn gemaakt tot 1990, maar ik wijs erop dat deze prognoses zeer glo
baal zijn. Of er veranderingen komen in het personeelsbestand, kan soms van tien leerlingen meer of
minder afhangen. Ik durf op basis van zulke prognoses niet aan te geven - zeker niet tot 1990 - welke
mensen zullen moeten worden ontslagen.
De heer Meijerhof stelde dat een fusie niet het doel maar het middel zou moeten zijn. Ik ben dit
met hem eens, maar men moet wel een middel gebruiken om naar een doel te geraken. Ik denk niet dat
wij bij het onderhavige voorstel het middel tot doel hebben verheven. Men zal dat moeilijk uit onze
raadsbrief kunnen opmaken.
Wanneer de heer Meijerhof in een aantal punten van zijn motie over het hele voortgezet onderwijs
spreekt, dan neem ik aan dat hij niet een fusie daarvan op het oog heeft maar een vorm van samenwer
king. Een fusie van het totale voortgezet onderwijs is onmogelijk en is ook nog nergens vertoond. Ik
denk ook niet dat men elders in den lande voorstellen daartoe zal doen. Het is in ieder geval niet mijn
bedoeling om zo'n grootscheepse operatie aan te vatten. De bonden hebben bij de thans aan de orde
zijnde fusie van twee scholen al gezegd dat zo'n fusie niets voorstelt, omdat er al honderden mavo-ha
vo-atheneum-scholen in den lande zijn. Bij de meeste scholen was het feit dat de te fuseren scholen
niet in één gebouw zaten het grote probleem, terwijl het vaak ook om oude gebouwen ging. Bij de fusie
van de Wopke Eekhoffschool en de Stedelijke Scholengemeenschap is daarvan geen sprake: beide scho
len zitten in één, nieuw, gebouw. De bonden vonden deze fusie wat dat betreft helemaal geen moeilij
ke operatie. Dat denk ik ook, maar ik besef tevens dat wij met grote weerstanden tegen een fusie heb
ben te maken. Deze weerstanden zijn gegroeid als gevolg van de procedure, is opgemerkt. Naar mijn
mening treedt hier een begripsverwarring op. Ik kan mij overigens indenken dat men uit de stukken niet
heeft kunnen opmaken dat er sprake was van een begripsverwarring. Nadat wij een brief aan de scholen
hadden gestuurd, hebben wij nog een bezoek aan de scholen gebracht. Deze bijeenkomst verliep even
emotioneel als de vergadering van de Commissie voor het Onderwijs afgelopen maandag in deze zaal. Ik
kan geen verharding van de standpunten ontdekken. Het was al duidelijk dat men niet voor fusie voelde.