ding van 60-20-20 vastlegt; men heeft daarmee een uitspraak gedaan. Ik denk dat wij gewoon nog niet
toe zijn aan een zodanige uitlating dat wordt gezegd dat de verhouding 60-20-20 maar moet worden ge
accepteerd als opzet van het bestemmingsplan.
Vervolgens het punt van de kostenopzet en de aansluiting op de N32. Het verwondert mij enigs
zins dat in het ene model deze aansluiting op de N32 er wel bij zit en dat dit kennelijk leidt tot een
sluitende exploitatieopzet, terwijl er voor model 5 niet een sluitende exploitatieopzet kan worden ge
maakt als de oorspronkelijk in dat model weggelaten aansluiting er wel in wordt opgenomen. Als ik naar
de bebouwde oppervlakte kijk, dan is die in beide gevallen gelijk. Ook de hoeveelheid te verwerven
gronden en de lengte van de wegen is ongeveer gelijk. Het wil er dan bij mij gewoon niet in dat het
ene model zonder aansluiting op de N32 net zo duur is als het andere model met aansluiting op de N32.
Het is allemaal wat onbewezen en dat vind ik ook logisch: er zijn weinig gegevens beschikbaar om dit
soort berekeningen te kunnen maken. Toch hebben wij mijns inziens een degelijker onderbouwing nodig
dan nu het geval is.
Vervolgens de kwestie Goutum. De karakteristiek van Goutum - het komt steeds weer terug - is
eigenlijk alleen te garanderen als men ruimte om het dorp heen laat. Het college zegt dat de opzet van
het plan zo is dat men de toren van Goutum van alle kanten goed kan zien. Dat is ook logisch, want als
men om het dorp heen ruimte openlaat, dan kan men de toren altijd zien. Naar mijn mening zou dit as
pect, ook bij de andere opzet die als model zou moeten worden uitgewerkt, bij een bepaalde creativi
teit naar voren te halen zijn. Ik stel dat nu zo en dan ligt de vraag voor de hand hoe ik aan zo'n stel
ling kom. Nu, dan moet ik zeggen dat ik dat eigenlijk niet goed weet, maar ik heb het tegenoverge
stelde ook niet aangetoond gezien.
De winkelcentra moeten volgens het college niet worden gespreid, want anders vullen de winkels
elkaar niet aan. Ik heb dat ook niet bestreden, ik heb alleen gepleit voor een wat andere vorm. Ik heb
het idee dat in dit model een erg concentrische opbouw van het winkelcentrum wordt voorgestaan. Ik
heb gezegd dat de suggesties van de commissie van rijks- en provinciale ambtenaren voor een wat ande
re oplossing, die echter wel zodanig is dat het winkelcentrum een samenhangend geheel is, wellicht ook
eens zouden moeten worden overwogen.
Al dit soort dingen op een rijtje zettend, zeg ik dat over de in het Rapport Facetten gestelde vra
gen een aantal dingen zijn te zeggen, alleen, wij weten nog niet genoeg om het gestelde onder punt II
van het besluit nu gefundeerd te kunnen beantwoorden. Als dat zo is, dan moet men volgens mij niet
zo'n beslissing nemen. Een dergelijke beslissing moet worden genomen op een tijdstip dat dit wel kan.
Dat tijdstip is aangebroken, als er wat meer onderzoek is gepleegd en als bijvoorbeeld de resultaten van
de knelpuntennota en de nota volkshuisvesting bekend zijn. Op dat moment kan de ontwikkeling verder
gaan. Het wil er bij mij ook niet helemaal in dat er nu al beslissingen moeten worden genomen omdat
wij anders in 1988, of zoveel later als nodig is bij een eventuele vertraging van de bouw in
Camminghaburen, niet klaar zouden zijn. Daarom zeg ik: laten wij dit goed doen, laten wij eerst een
aantal vragen beantwoorden die voor deze keuze noodzakelijk zijn en laten wij dan pas beslissen.
De heer Van der Wal: De wethouder is niet ingegaan op een van de vier belangrijkste punten, na
melijk het ontbreken van de overall-visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Leeuwarden. Mijn concre
te vraag is: wanneer komt de beloofde structuurschets er? Overigens circuleert deze schets in primitieve
vorm al ergens. Wanneer komt deze schets in het gemeentebestuur aan de orde?
De wethouder zei verder dat de knelpuntennota voldoende zal zijn voor het globale plan. Ik heb
de indruk dat wij, als wij over modellen praten, toch over het globale plan praten. De knelpuntennota
is er niet, zoals de heer Geerts ook al heeft opgemerkt. De nota volkshuisvesting komt nog later, maar
dat zou niet al te erg zijn omdat deze nota pas bij de detaillering van het plan van belang is. Ik ben
het met de heer Geerts eens dat alles te vaag is om op dit ogenblik voor een ontwikkelingsmodel te kie
zen. De heer Geerts zei al dat de tijd daarvoor nog niet rijp is. Wij denken dat wij ook nog wel tijd
hebben, ook tijd om een hoorzitting in te lassen voor de bewoners van Goutum. De heer Sijbesma en de
wethouder - zij lijken wel overleg gepleegd te hebben - noemden het een realiteit dat Goutum er ligt.
Dat zal ook niemand ontkennen, maar het is geen wet van Meden en Perzen dat Goutum aan alle kanten
omringd zou moeten zijn door een groene strook van 200 meter breed. De heer Geerts heeft het hierover
ook gehad en ik ben het met hem eens dat met enige creativiteit er wel een aansluiting is te creëren op
de N32. Ik pleit daar dan ook voor. Ik pleit er eveneens voor om de bebouwing verder op te schuiven
naar een van beide of beide bruggen, om daarmee de aansluiting op de bestaande stad beter te verwe
zenlijken.
De wethouder heeft niet gereageerd op mijn punt van kritiek dat er te weinig visie wordt gegeven
op het gebied van energie en milieu voor een wijk die pas aan het eind van deze eeuw gebouwd zal
worden
19
Vervolgens een eventuele bebouwing van de strook tussen Van Harinxmakanaal en het dorp Gou-
um. De wethouder zei onder meer dat een strook van 30 meter in acht moet worden genomen en wees op
et tracé van de zuidtangent. Als ik het zo inschat - maar ja, wie ben ik? -, komt dat gedeelte van de
uidtangent er helemaal niet, gezien de ontwikkelingen. Als ik kijk naar wat er over het eerste gedeel-
e van de zuidtangent is besloten, dan zeg ik: laten wij nu gewoon beslissen dat het betreffende gedeel-
e van de zuidtangent niet wordt aangelegd. In dat geval hebben wij de zaak in eigen hand. Dat
cheelt een heel stuk. De hoogspanningsleiding zou wellicht kunnen worden verplaatst naar de 30 meter
rede strook langs het kanaal die open moet worden gehouden. Overigens zou deze strook wel voor re
creatief gebruik kunnen worden ingericht. Als men het wil, kan men wel ruimte over houden waarop ge
bouwd kan worden. Wij onthouden onze stem aan punt II van het besluit.
Mevrouw De Jong: De wethouder heeft uiteengezet dat het in dit stadium moeilijk is om Goutum
gelegenheid tot inspraak te geven. Er moet eerst een model worden vastgelegd, zegt hij. Ik heb daar
moeite mee, want er wordt dan immers al iets vastgelegd. Inspraak heeft in dat geval niet meer die zin
die mijn partij daaraan zou willen geven.
Voor Goutum geldt een rechtsgeldig bestemmingsplan. Ik vind dat wij ons aan dit plan moeten
houden. Juist daarom komt voor mij model 5 niet im Frage.
De wethouder zegt dat er één winkelcentrum moet komen; ik vind dat ook. De verhouding 60-20-20
levert naar mijn mening voldoende flexibiliteit op: er is voldoende speling.
De heer Van der Wal en de heer Geerts hebben gezegd dat de tijd nog niet rijp is om een duide
lijke beslissing te nemen. Ik vind dat ook. Zeker wat punt II van het besluit betreft moet er een betere
onderbouwing komen, ook ten aanzien van de vraag hoe het college de verschillende positieve elemen
ten daarin wil betrekken, enzovoorts. Ik vind dat dit beter moet worden uitgewerkt. Ik zal dan ook te
gen punt II van het besluit stemmen.
De Voorzitter: Ik stel voor dat wij de discussie over dit punt nu eerst maar even uitstellen. Het
college wilde de raad eerst in tweede instantie horen en heeft behoefte aan nader overleg, voordat in
tweede instantie wordt geantwoord. Ik stel voor eerst enige andere punten af te handelen.
Punt 14 (bijlage nr. 162)
De Voorzitter: Dit agendapunt luidt: Instellen van een projectgroep voor de voorbereiding van een
ISR-uitvoeringsplan en bestemmingsplan voor de gebieden Klanderijbuurt en Tulpenburg.
De heer Van der Wal: Wij zullen niet tegen de inhoud van de opdracht aan de projectgroep stem
men, hoewel wij de realiseringskans en de wenselijkheid van de Oostergoweg nog steeds betwijfelen. Ik
wil daarbij de opmerking maken dat de projectgroep er goed aan zou doen het plan zo te ontwikkelen
dat er ook een bruikbaar plan ontstaat als de aanleg van de Oostergoweg onverhoopt niet door zou gaan.
De Voorzitter: De aanleg van de Oostergoweg gaat door, de vraag is alleen wanneer deze weg zal
worden aangelegd.
Mevrouw Otsen: Wij zijn het eens met het instellen van een projectgroep voor de genoemde'gebie
den. Dit geldt ook voor de taken die aan de projectgroep worden gegeven. Wel maken wij ons zorgen
over het gebied dat direct grenst aan de gebieden Klanderijbuurt en Tulpenburg, de Oranjewijk. Wij
hebben ons afgevraagd of dit gebied wellicht hieraan had kunnen worden gekoppeld. In de Oranjewijk
vinden op het ogenblik ontwikkelingen plaats die bepaald ongewenst zijn. Er zijn dingen die niet meer
zijn tegen te houden, maar bij geruchte hoort men ook van ontwikkelingen waarvan men zegt: moet dat
nu, in zo'n woonwijk? Langzamerhand worden er steeds meer huizen, nadat die zijn verkocht, ingericht
tot kantoor. Al met al vragen wij ons af in hoeverre die ongewenste ontwikkelingen verder gaan dan wij
willen. Ik meen te kunnen concluderen dat de Oranjewijk zich terecht zorgen maakt.
Mijn vraag is dan ook of dit gebied misschien kan worden gekoppeld aan de plannen voor Klande
rijbuurt en Tulpenburg.
De heer Rijpma (weth.): De voorzitter heeft al gezegd dat de aanleg van de Oostergoweg wel
doorgaat, hetgeen betekent dat de opmerking van de heer Van der Wal niet relevant is.
Wat de opmerking van mevrouw Otsen betreft ben ik van mening dat het beter is om de genoemde
gebieden gescheiden te houden. Als men wenst dat bepaalde ontwikkelingen in de Oranjewijk worden
beheerst, dan kan dit beter worden gedaan wanneer een afzonderlijke projectgroep wordt ingesteld voor