Ik zal nu ingaan op de belangrijke vraag over het project Sint Jacobsstraat. In de eerste plaats zijn wij op dit ogenblik aan geen enkele toezegging gebonden, geen enkele! Ik heb al eerder, ook in deze raad, gezegd dat de kans van realisering van het plan zoals het indertijd door de raad is goedge keurd, niet bijster groot is; ik zal mij voorzichtig uitdrukken. Wij kunnen niets doen voor 1 april 1982. Die datum moeten wij afwachten. Als ondertussen iemand met de bouw begint en het plan uitvoert waar mee de raad heeft ingestemd, dan is hij daartoe gerechtigd. Als dit op 1 april 1982 niet is gebeurd, dan valt de grond voor een belangrijk deel aan ons terug en zullen wij opnieuw balans moeten opmaken. In ieder geval hebben wij geen enkele verplichting. Vast staat dat wij als gemeente, indien de raad nu de beslissing neemt om het gebouw Amicitia gedeeltelijk te huren, geen beroep meer zullen doen op een deel van de ruimte in het te bouwen complex aan de Sint Jacobsstraat. De heer Bijkersma heeft het gehad over de bruto-vloeroppervlakte. Vandaag heeft hij in de Com missie voor Openbare Werken daarover een mededeling ontvangen, maar hij heeft voor het overige een verkeerde zegsman gehad. Ik weet niet wie deze zegsman is geweest, maar dat is voor mij ook niet zo.„ (De heer Bijkersma: De directeur.) Er zijn vier directeuren. Welke directeur is het dan geweest? (De heer Bijkersma: De heer Van der Wal, de hoofddirecteur.) Dan is die niet goed op de hoogte. In ieder geval bedraagt de kantoorruimte in Amicitia niet 3.600 m2 bruto. Als u het deel van de kantoorruimte, dat bestemd is voor een deel van de secretarie, erbij neemt, dan bedraagt het bruto aantal vierkante meters kantooroppervlakte 4.000 en niet 3.600. Verder heb ik hier op dit moment geen gegevens voor handen waarmee ik zou kunnen aangeven op welk netto aantal dit neerkomt. Als ik de formule van de heer Bij kersma overneem, dan komen wij in de buurt van 3.500 m2. Er is dus een stijging van het aantal vier kante meters van 2.500 naar 3.500, een behoorlijke stijging. Verder wil ik nog zeggen dat het uitgangspunt van het college niet primair was dat meer ruimte werd verkregen. Het primaire uitgangspunt van het college was en is het verkrijgen van een aanzienlijk betere werkmethode en een betere huisvesting. Wij zoeken op dit moment niet in de eerste plaats om mes ruimte; natuurlijk wel iets meer ruimte, omdat de DSO op het ogenblik wel erg krap is gehuisvest. Het grote winstpunt van het huren van het gebouw Amicitia is bovendien het volgende. Voor een tijdelijke periode gaat een secretarie-afdeling naar het gebouw Amicitia. Wij gaan ervan uit dat dit een tijdelijke situatie zal zijn. Dit houdt dus in dat wij, bij een mogelijke toekomstige uitbreiding van de DSO, een mooie kans hebben om niet weer op een aantal locaties naar huisvesting voor de dienst te hoeven zoeken maar over een x-aantal jaren er nog een etage bij te krijgen. Deze etage kunnen wij verhuren of zelf gebruiken. Het huren van een gedeelte van het gebouw Amicitia impliceert dus ook nog dat wij voor een reeks van jaren de DSO en Bouw- en Woningtoezicht in één gebouw zullen kunnen on derbrengen. Dit grote winstpunt wil ik onderstrepen. Hiermee heb ik alle belangrijke vragen beantwoord. Ik geef de raad thans gelegenheid voor een tweede instantie. De heer Van den Eist: Het is prettig dat u, mijnheer de voorzitter, op deze manier het in de motie gesuggereerde al direct tot uitvoering wilt brengen. Ik denk dat het goed is om de motie in te trekken, nu u deze toezegging heeft gedaan. Een tweede opmerking is via de voorzitter meer gericht tot de heer Bijkersma. Mijn fractie hecht eraan om ook als werkgever behoorlijk op te treden, dat wil zeggen dat een behoorlijke huisvesting van de ambtenaren op zijn plaats is. Wij hebben in de fractie heel lang over dit punt gepraat, er zijn aller lei oplossingen in beeld gekomen en dan moet het nu ook maar wezen. Ik hoop dat de heer Bijkersma nu beter naar de voorzitter heeft geluisterd dan dat hij de stukken heeft gelezen. Wij kunnen vaststellen dat uit de stukken en uit de opmerkingen van de voorzitter blijkt dat er althans voor de begroting 1981 dekking aanwezig is. De molensteen, waarover de heer Bijkersma spreekt, ligt dus in het beleidsplan vast. Voor het overige wordt er nog wel voor dekking gezorgd, is mijn indruk. De heer Pruiksma: Een paar opmerkingen. Ik ben blij dat ik nog vóór de heer Bijkersma kan spre ken, want ik wou mijn ei graag voor twaalf uur leggen. Het gemak waarmee de voorzitter - gelukkig - heeft toegezegd dat er een bouwcommissie zal ko men onder voorzitterschap van de wethouder, doet ons vermoeden dat de voorzitter er dan ook geen be zwaar tegen zal hebben om ook in dat stadium reeds de Commissie voor Openbare Werken over alle be slissingen in te lichten; dit lijkt ons toch wel essentieel. (De Voorzitter: Dat heb ik toch gezegd.) Dat veronderstel ik. Het gemak, heb ik gezegd, waarmee u de bereidheid toont een bouwcommissie onder voorzitterschap van de wethouder in te stellen, doet vermoeden dat u er qua procedure ook geen be zwaar tegen zult hebben om de Commissie voor Openbare Werken er nauw bij te betrekken. (De Voor zitter: Maar dat heb ik toch toegezegd?) Ik merk het even ten overvloede op. Na de toelichting van de voorzitter gaan wij in die zin met het voorstel akkoord. De heer Bijkersma: Ik moet verschillende sprekers beantwoorden. In de eerste plaats moet ik ingaan p de opmerkingen van de voorzitter, maar via hem moet ik ook de heer Van den Eist beantwoorden, ant sommige woorden zijn een eigen leven gaan leiden. De heer Van den Eist zei dat ik de stukken Jet goed zou hebben gelezen. Nou, ik heb die stukken hier voor mij liggen en dat zijn ook de stukken jie het college heeft gehad. Ik citeerde in eerste instantie gewoon bladzijde 7 van het programma van iisen en daar staan de getallen die ik noemde. De te huren ruimte heeft een oppervlakte van maximaal 1.645 m2, staat op bladzijde 7. Wij kunnen natuurlijk gaan redetwisten over een getalletje, maar dat jal ik niet doen. Ik heb gewoon gezegd dat slechts 600 m2 meer ruimte wordt verkregen en dat vind ik te duur betaald. De hele raad hoeft het daarmee niet eens te zijn; dat vraag ik niet. Ik zou het wel graag willen, want het zou in het belang van de gemeente Leeuwarden zijn. Ik begrijp echter wel uit de verschillende opmerkingen dat sommigen dit standpunt niet willen overnemen. De voorzitter heeft gezegd dat het rapport van Twijnstra en Gudde de basis van het denken van het college is geweest. Het college heeft gezocht naar een betere huisvesting. Het bureau Twijnstra en Gudde heeft echter niet gezegd dat de dienst in één gebouw moest. (De Voorzitter: Ik moet even inter rumperen. Ik heb niet gezegd dat het rapport van Twijnstra en Gudde de basis van ons denken is. De ba sis van mijn denken is geweest: het college. Ik heb alleen gezegd dat ook Twijnstra en Gudde er des tijds voor hebben gepleit dat de diensten beter gehuisvest worden dan in het verleden het geval is ge weest.) Ik wil niet zeggen dat u niet goed luistert, want u luistert altijd wel goed, dacht ik. Ik wil mij ook wel achter deze zienswijze stellen, maar "tiden hawwe tiden" en de tijden zijn duidelijk veran derd. In 1973 is het rapport van Twijnstra en Gudde verschenen en in die tijd kon alles nog. Op dit ogenblik is de economische toestand echter heel anders. Ik spreek vanuit die slechte economische toe stand, waarin ook onze gemeente zich bevindt, en dan vind ik het onverantwoord om deze verhuizing door te laten gaan. Dat heeft niets te maken met het van mijn kant te kort doen van werknemers. Nee, mijnheer Van den Eist, dat wil ik ook niet en u hebt mij dit ook niet horen zeggen. Ik zeg dat deze in vestering in deze tijd niet past, want ik doe de burgers van Leeuwarden te kort gezien andere prioritei ten. Ondanks het feit dat de voorzitter zegt de beslissing om het gebouw Amicitia te huren verantwoord te vinden, vind ik het een onverantwoord voorstel. Daar blijf ik bij. Mevrouw Waalkens: In het raadsvoorstel, bladzijde 4 punt f, wordt gesproken over de huisvesting I van de Gemeentelijke Sociale Dienst. Het raadsvoorstel dateert van 9 april. Na deze datum is er een 1 vergadering geweest van de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst. In deze commissieverga dering is een duidelijk voorstel gedaan voor het beschikbaar stellen van een bedrag van vier ton, met daarbij een urgentieverklaring met betrekking tot de huisvesting van de DSO. Ik vraag mij nu dan ook af wat er nog van het verhaal overeind staat dat oplossingen moeten worden gezocht in het beleidsplan 1982-1986. De heer Van der Wal: Het irriteert mij mateloos om uit de mond van de fractievoorzitter van de j VVD in verband met deze huisvesting dat gezwets over het rapport Twijnstra en Gudde te horen. De j VVD-fractie heeft destijds het voortouw genomen om via het benoemingsbeleid de bedoelingen van het rapport Twijnstra en Gudde om zeep te helpen. Nu er zicht is op een beetje goede huisvesting, worden de argumenten andersom gebruikt. Ik stel voor dat de heer Bijkersma maar eens in de historie duikt en eens kijkt waarom het mis is gegaan met het rapport van Twijnstra en Gudde. De Voorzitter: De heer Bijkersma heeft verklaard dat hij het oneens blijft met het voorstel, dus zal I ik mij niet meer uitsloven om hem tot andere gedachten te brengen. Dat zou waarschijnlijk niet lukken, want de heer Bijkersma zegt nee; daarom probeer ik ook niet hem te overtuigen. Mevrouw Waalkens heeft een vraag gesteld ten aanzien van de GSD. Los van datgene wat in deze I nota staat, hangt nog boven de markt een uitbreiding van de GSD. Hoe wij de kosten van deze uitbrei- I ding moeten dekken, weten wij nog niet. Op dit ogenblik lijkt het erop dat voor een soort noodhuisves- ting voor de GSD een bedrag op tafel moet komen dat ligt tussen 350.000,en 400.000,Dat I staat nog niet in dit voorstel, maar wij zullen noodgedwongen binnen afzienbare tijd wel met een der- i gelijk voorstel in de raad moeten komen. Wij zullen dan ook weinig keus hebben. Ik heb al eens eerder J gezegd dat de ambtenaren van de GSD moeilijk op het Vliet kunnen worden neergezet; zij zullen in een gebouw moeten worden gehuisvest. Dit komt dus nog aan de orde. Ik meen dat ik geen andere vragen heb te beantwoorden en breng nu het voorstel van het college j in stemming. De heer Van den Eist heeft, gelet op de door mij verwoorde toezegging, zijn motie Inge 's trokken, maar wij zullen dus wel aldus handelen. IHet voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 30 tegen 2 stemmen, met inachtneming van de toezegging van het college. 31

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 16