8
aantrekken als men niet heel afdoende maatregelen treft. Nu heb ik mij altijd al zitten afvragen wat ni
precies afdoende maatregelen zijn als men aan de ene kant zegt dat de inwoners van Goutum wel het
wijkcentrum moeten kunnen bereiken om daar hun boodschappen te doen - de Goutumers komen ook met
de auto maar aan de andere kant zegt dat men niet terug mag rijden. De Goutumers moeten ook weei
terug naar hun dorp en dus kunnen anderen dan inwoners van Goutum ook terug. Ik zie niet hoe men dit
moet invullen. Daarom ben ik van mening dat ernaar gestreefd moet worden het verkeer, dat niet uit
Goutum komt, gemakkelijker oplossingen te bieden waarlangs het kan afvloeien. Ik heb het dan nog
niet eens over de grotere consequenties voor het Drachtsterplein, dat al die drukte zou moeten verwer
ken. Ook in het compacte model is de westelijke aansluiting op de N32 wel noodzakelijk.
In de discussie komt steeds het woord "flexibiliteit" terug. Dit woord houdt dan in dat wij ons
moeten kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Dat is erg hard nodig. Als ik namelijk in
de herinnering roep wat zich allemaal bij Camminghaburen heeft afgespeeld, dan blijkt dat wel. Bi
Camminghaburen werd begonnen met plannen voor bosbouw en uiteindelijk kwam het tot het creëren var
een wervend milieu, grote dichtheden, veel koopwoningen en weinig huurwoningen, waarbij de koop
woningen weer werden omgezet in huurwoningen. Allerlei filosofieën zijn er geweest; wij weten het ei
genlijk niet. Wij hebben ook nog niet een goede inventarisatie van wat wij met onze volkshuisvesting
willen. Het is dus ook wel nodig dat men dit plan voor Wiardaburen flexibel opzet. Lukt dat? Is het nu
echt zo dat men bij de gelede opzet beter een flexibele oplossing kan realiseren dan bij de compacte
opzet? Ik heb het bewijs daarvan niet kunnen vinden en ik twijfel zelfs aan de juistheid van die stel
ling.
Een volgend punt is dat de planopzet zodanig moet worden gemaakt dat men later kan uitbreiden.
Is dat bij het ene model beter mogelijk dan bij het andere model? Het wordt min of meer wel zo gesteld,
Ik meen dat bij model 5 een "e" achter die uitbreiding stond, oftewel "heel slecht". Ik heb daar grote
twijfel over en vind het ook onbewezen.
Vervolgens iets over de exploitatieopzet. Ik vrees dat dit plan erg duur zal worden. Als wij aan
kopen doen zoals wij er net een hebben gedaan, dan zal dat zeker het geval zijn. Het plan wordt dan
onbetaalbaar. Naar mijn mening moeten wij streven naar een sluitende exploitatieopzet. Alle modellen
zijn even duur, is ons verteld. En wie ben ik om te twijfelen aan het oordeel van een deskundige? Toch
kan ik mij zoiets niet goed voorstellen. Als men een compact model heeft, dan is een van de conse
quenties daarvan dat er minder wegen zijn. De riolering is ook een flink stuk korter. Het is maar een
gedachte, hoor, maar ik vind het bewijs dat alle modellen even duur zijn niet overtuigend. Ik heb daar
grote twijfel over. Eén ding weet ik zeker: als men minder groen in een wijk aanbrengt, dan zal in ie
der geval de exploitatie van een bestemmingsplan goedkoper worden. Ik denk niet dat wij naar dure
plannen moeten streven, want wij kunnen dat straks niet meer betalen.
Ik heb de gelede opbouw ter discussie willen stellen. Als men dat doet, dan stelt men ook ter dis
cussie wat onderaan bladzijde 2 van de raadsbrief over de opbouw van de wijk staat: "...dat de wijk ten
zuiden van Goutum wordt opgebouwd met groepen van bebouwing, die een nog aanvoelbare eenheid
bieden aan de bewoners en die qua milieu gedifferentieerd zijn in onder andere functieverweving,
grootte, dichtheid, situering en landschappelijke integratie." Differentiatie is natuurlijk prima en moet
ook bereikt worden. Naar mijn mening is dit echter niet alleen mogelijk bij een geleed model. Bij een
compact model is het evenzeer mogelijk. De landschappelijke integratie zou in een compact model min
der mogelijk zijn; als waardering wordt daarvoor ook een "e" gegeven. Ik weet niet of wij ons van deze
landschappelijke integratie al te veel moeten voorstellen. Als er een wijk wordt gemaakt, blijft er vol
gens mij niet zo gek veel meer over van het landschap. Men kan er wel naar streven om landschappelij
ke elementen in zo'n plan te verwerken, maar ik geloof niet dat men zich daar al te grote voorstellin
gen van moet maken. Het landschap wordt mijns inziens het beste gediend wanneer het niet wordt be
bouwd. Dat is ook een argument om zo sober mogelijk te zijn. Het is ook een van de argumenten die wij
indertijd in onze nota hebben genoemd.
Ik zal trachten op basis van wat ik nu heb gezegd de vragen te beantwoorden die op de bladzijden
11 en 12 van het Rapport Facetten staan.
Vraag A heeft betrekking op de omvang van de wijk. Is een grensstellende omvang van 4.000 wo
ningen nu wel goed of niet goed? Wij weten het eigenlijk niet. Wij hebben niet een duidelijke inven
tarisatie van de woningvoorraad. Wij moeten deze inventarisatie nog krijgen. De knelpuntennota en de
behandeling daarvan kan ons straks nog wel het een en ander leren. Men moet deze vraag dus eigenlijk
wel met "ja" beantwoorden. Een aantal van 4.000 woningen kan als uitgangspunt worden aanvaard.
Vraag B gaat over de woning- en kaveldifferentiatie. In het oorspronkelijke plan stond hierover
wat anders, nu wordt in de raadsbrief gezegd dat er 60% goedkope kavels, 20% duurdere en 20% dure
kavels moeten komen. Ook dat is eigenlijk niet onderbouwd. Als antwoord op de gestelde vraag kunnen
wij alleen maar zeggen dat wij graag willen dat een flexibele opzet wordt gehanteerd, dat er in princi
pe voor alle categorieën wordt gebouwd en dat wij het op zich niet erg zouden vinden dat een van de
categorieën wordt oververtegenwoordigd zolang dit maar geen negatieve sociale implicaties veroor
zaakt. De hele opzet is naar mijn mening afhankelijk van het knelpuntenonderzoek en het vervolg daar
van. Tot die tijd kunnen wij niet een redelijk antwoord geven, tenzij dit antwoord: zet het plan zo fle
xibel mogelijk op, opdat wij in de toekomst een en ander nog kunnen aanpassen naar aanleiding van be
sluiten die wij dan in het kader van het volkshuisvestingsbeleid hebben genomen.
Vraag C vraagt ons of wij kunnen instemmen met een totaalomvang van 16 hectare voor terreinen
voor bovenwijkse voorzieningen en werkgelegenheid. Wij zijn blij dat toch enige ruimte is gereserveerd
voor milieuvriendelijke bedrijvigheid. Het lijkt mij goed toe dat niet een opzet met uitsluitend wonin
gen wordt gecreëerd. Voor bovenwijkse onderwijsvoorzieningen wordt zes hectare gereserveerd. Om wat
voor voorzieningen gaat het dan? Gaan wij nu echt mensen helemaal vanaf het station naar het zuiden
laten rijden om ze daar bijvoorbeeld een mavo te laten bezoeken? Hebben wij daarvoor zes hectare no
dig? Misschien kan overigens nog iets worden gezegd over het soort onderwijs dat er in Wiardaburen zou
moeten komen.
Vraag D heeft betrekking op de opbouw van de wijk. Ik heb deze vraag naar mijn mening reeds
voldoende becommentarieerd. Wij weten eigenlijk niet of wi i "ia" of "nee" op deze vraag moeten zeg
gen. Eerst moet de hoofddiscussie plaatsvinden, maar deze discussie heeft zich nog niet afgespeeld.
Nogmaals, ik denk dat het landschap het beste wordt gediend wanneer het wordt vrijgehouden of wan
neer in ieder geval zo weinig mogelijk gebruik van landschapsgrond wordt gemaakt.
Onder E wordt gevraagd of de exploitatieopzet sluitend moet zijn. Wij vinden van wel. In de
eerste plaats lijkt mij de kans dat er locatiesubsidie zal komen niet zo groot en in de tweede plaats zal
het locatiesubsidie, als het er wel komt, weinig voorstellen. In de derde plaats zal men, als men een
beroep doet op locatiesubsidie, aan zulke planvoorschriften moeten voldoen - die anders misschien niet
worden opgelegd - dat men zich met huid en haar aan de rijksoverheid verkoopt. Daarom lijkt het mij
een goede zaak om te streven naar een sluitende exploitatieopzet; wij moeten dus ook zuinig gaan aan
kopen
Onder F.a wordt ons gevraagd of wij ermee kunnen instemmen dat er één centrum voor de wijk en
Goutum komt. Het lijkt mij een goede zaak dat wij naar één centrumgebied streven. Bij het waarde
ringslijstje heb ik echter ook gezien dat er, als wij model 5 nastreven, twee centrumgebieden nodig
zullen zijn. Ik zie niet in waarom dit zo zou moeten zijn. Misschien kan men mij dit uitleggen. Het
stond in een voetnootje op de waarderingslijst.
Overigens staan in het commentaar van de werkgroep van rijks- en provinciale ambtenaren enkele
interessante dingen over dat centrumgebied. In het commentaar wordt gesproken over loopafstanden van
900, 400 en 500 meter. Dergelijke afstanden worden kennelijk landelijk geaccepteerd. In het plan
Wiardaburen wordt daarvan afgeweken. Verder wordt er in het commentaar gesproken over lineaire en
kruisvormige concentraties in plaats van concentrische concentraties. Dit zijn dingen die wij in de toe
komst met elkaar nog eens moeten overwegen. Als men een en ander wat langgerekter maakt, komt men
misschien wat meer tot integratie van wonen en werken.
Ook bij deze vraag speelt het punt van de flexibiliteit een rol. Wij spelen het altijd klaar om te
laat te zijn met onze wijkvoorzieningen. Dat zal wel niet anders kunnen, maar het is wel vervelend.
Wat doet men met zo'n wijkvoorziening als men niet 4.000 maar 2.000 woningen bouwt? Dat zou zich
weieens kunnen voordoen in de toekomst. Daar tegenover kan ook deze vraag worden gesteld: Wat doet
men als men 8.000 woningen bouwt? Dit aantal kan immers ook wel in het plangebied worden gebouwd.
Verder staat er nog dat de koopkrachtbinding in Goutum gerealiseerd moet worden. Dit is volgens mij
een illusie: op het ogenblik rijdt iedereen naar de Miro.
Vraag F.b heeft betrekking op de geluidshinder. Men wil de geluidshinder oplossen door voldoen
de afstand tot de geluidsveroorzaker te houden. Dat is op zich een manier. Wij zijn er ook niet tegen,
alleen, wij moeten niet in een keurslijf worden gedwongen door dit principe. Als het vanuit andere ste-
debouwkundige gegevenheden noodzakelijk is, moeten wij op een gegeven ogenblik ook de ruimte voor
andere manieren openlaten. Men kan daarbij aan verdieping van de weg denken, maar ook aan geluids
wallen. Zulke wallen zijn niet ideaal en daarom zeggen wij dat wij in principe niet tegen het houden
van afstand tot de wegen zijn. Dit uitgangspunt moet echter niet absoluut en strak worden gehanteerd.
Onder F.c wordt gevraagd of wij kunnen instemmen met één aansluiting op de N32 en in beginsel
twee aansluitingen op de PW5. De aansluiting op de N32 hoort erbij en heeft indertijd ook de keuze
voor deze locatie bepaald. Wij zien eigenlijk niet in waarom deze aansluiting er niet zou moeten ko
men.
Vervolgens de vraag over de agrarische bedrijven; in het Rapport Facetten vraag F.e, in de raads
brief vraag F.d. De agrarische bedrijven moeten ook nog in het gebied kunnen werken. Een kavelgrootte
van ten minste 35 hectare is misschien wel wat groot. Tegenwoordig zijn er kleinere en grotere bedrij-