opzichte van het vaarwater, een provinciale zone van ten minste 30 meter. Daarna wordt er ruimte ge vraagd voor een wegtracé. Verder ligt er ook nog een hoogspanningsleiding. Wij kunnen wel zeggen dat deze hoogspanningsleiding onder de grond kan verdwijnen, maar ik denk niet dat het PEB dit gratis zal willen doen. Ik denk dat het ondergronds brengen van zo'n PEB-leiding niet in duizenden guldens moet worden berekend, maar in tonnen en misschien nog wel meer. Dit zal ongetwijfeld aan het plan moeten worden toegerekend, want ik zou niet weten op welke wijze daarvoor anders middelen te voorschijn moeten komen. Ook in het rechtsgeldig bestemmingsplan voor het buitengebied wordt aangegeven dat voor het open landschap langs het Van Harinxmakanaal van een zeker recreatief gebruik wordt uitgegaan. Dit recreatieve gebruik wordt in de gepresenteerde modellen enigszins aangescherpt. Er is in die zin overleg met CRM geweest dat dit ministerie voor dit gebied de regeling van toepassing wil verklaren zoals die op het ogenblik bij CRM in de maak is, ten einde van de "Groene Sterren" zoals die in het verleden zijn gehanteerd af te stappen en te streven naar grotere oppervlakten binnenstedelijk groen. Hoe dat groen eruit moet zien, is een vraag waarover nog geen discussie is geweest. Het kan een extensieve vorm van recreatie zijn, op sommige plekken kan het echter ook een intensieve vorm van recreatief ge bruik zijn. Verder is het gesprek met CRM niet gegaan. Wel is van de zijde van CRM gezegd dat zowel in de verwerving van grond als in de inrichting het gebied op een belangrijk subsidie kan worden gere kend, wanneer dit plan eenmaal is geaccepteerd. De acceptatie van het plan is in het plan een flexibele zaak. Als de groene long niet voor re creatief gebruik wordt ingericht, dan krijgt dit gebied een open functie, zij het misschien in eerste in stantie een tijdelijke open functie. Het betekent natuurlijk wel dat de groene long het aantal randen aan het stedelijk gebied aanzienlijk doet toenemen en dat daardoor dat model ook de ruimte krijgt om van het buiten het gebouwde gebied liggende terrein te profiteren. Vanuit die gedachtengang is een ho ge dichtheid in het gebied ook beter aanvaardbaar dan wanneer men die randzones niet heeft. Ik zeg niet dat een stedelijk model met een dichtheid van 45 woningen per hectare niet op een goede wijze te realiseren is als de randgebieden niet aanwezig zijn. Ik denk alleen dat de aantrekkelijkheid van de nieuwe woonwijk toeneemt naarmate op grote schaal beter van randzones wordt gebruikgemaakt. Dat is ook het uitgangspunt van de stedebouwkundige modellen geweest die aan de raad zijn gepresenteerd in de rekenmodellen - ik zeg met opzet "rekenmodellen" - 1 tot en met 4. Hierna iets over de positie van Goutum. Wij moeten mijns inziens ernstig rekening houden met de plaats zoals die in het bestemmingsplan Goutum aan dit dorp is toegedacht. Een heleboel zaken zijn nog in onderzoek, alleen, voor Goutum is een rechtsgeldig bestemmingsplan aanwezig. Dit bestemmingsplan geeft duidelijk aan op welke wijze het functioneren van Goutum wordt gedacht. U vindt dit in de raadsbrief omschreven en ik geloof niet dat wij dit als college te sterk hebben aangezet. De realiteit is dat Goutum daar ligt en dat dit dorp gebouwd is op een wijze zoals is gebeurd, met de omliggende zone erbij. In het structuurplan, ontstaan in 1971 en door de raad aanvaard in 1974, is heel duidelijk aange geven dat er tussen Goutum en de volgende locatie, wanneer die mogelijkerwijs daar zou komen, een aanzienlijke zone zou blijven. Bestemmingsplan en structuurplan zijn toch wel twee gegevens waarmee men ernstig rekening moet blijven houden. Vanuit die filosofie is dan ook aan het stedebouwkundig bu reau duidelijk opdracht gegeven om de afstand niet te verkleinen. Dat men in het model rekening zou kunnen houden met andere karakteristieken, is naar mijn me ning in het stedebouwkundig model ook verwerkt. Een van de visies die indertijd bij het bestemmings plan Goutum een rol heeft gespeeld, is de visie ten aanzien van de vraag hoe de karakteristieke toren met de kerk zichtbaar blijft vanuit de aangrenzende stedelijke gemeenschap. Die zelfde filosofie vindt u ook terug in de modellen 1 tot en met 4: op welke wijze is die toren karakteristiek herkenbaar, niet alleen vanuit de stedelijke gebieden ten noorden van het Van Harinxmakanaal maar straks ook vanuit het stedelijk gebied ten zuiden van dit kanaal. Het stedebouwkundig bureau kan niet worden verweten dat het alleen maar heeft gelet op de groene zone rond Goutum. Het bureau heeft heel duidelijk ge tracht om in ieder geval de grote karakteristiek van Goutum - de zichtbaarheid van de karakteristieke toren - in het plan zijn functie te geven. Wij hebben nog geen overleg met Goutum gevoerd, zoals ik al eerder in de raad heb gezegd, om dat de randvoorwaarden door de raad nog onvoldoende zijn gesteld. Het lijkt mij veel zinvoller om na de discussie, die nu in de raad plaatsvindt, met Goutum van gedachten te wisselen dan in een eerder stadium. In het laatste geval zou de vertegenwoordiger van de gemeenteraad zich wel heel vrijblijvend hebben moeten opstellen en zouden de wensen vanuit Goutum wel heel vrijblijvend geformuleerd kunnen zijn geweest. Als men de zin aan de inspraak wil ontnemen, moet men hoorzittingen gaan houden waar bij de vrijblijvendheid aan alle kanten hoogtij viert. Ik denk dat het de plicht van de raad is om, wan neer er inspraak wordt gepleegd, voor zover mogelijk de randvoorwaarden voor die inspraak zo duidelijk mogelijk op tafel te leggen. Wanneer de raad de voorkeur zou uitspreken voor rekenmodel 2, zoals in het raadsvoorstel staat, dan kan met Goutum royaal worden gesproken over de verkeerstoestand, over de toeleidende wegen voor het openbaar vervoer, over de recreatieve voorzieningen, enzovoorts. Daarvoor is het model nog steeds een rekenmodel en geen stedebouwkundig model. Wanneer de raad zou zeggen dat er twee modellen - de modellen 2 en 5 - moeten blijven bestaan, dan beperkt ook dat de discussie. Overigens zou dit niet mijn voorstel zijn en ook niet het voorstel van het college. Uiteraard zou bij handhaving van twee modellen de ruimte veel groter zijn, tenzij het ene model voor Goutum duidelijk onaanvaardbaar is, want dan concentreert de discussie zich toch op het andere model. Wij hebben met Goutum niet een gestructureerd overleg gevoerd, omdat de randvoorwaarden onvoldoende bekend waren. Wel hebben wij - ongevraagd - alle stukken aan het bekende adres in Goutum gezonden, zodat men wist welke problematiek er aan de orde was. Vervolgens het centrumgebied. Naar mijn mening is er maar één mogelijkheid, namelijk het rea liseren van slechts één centrum; wij zien dat ook in CamminghaburenWanneer met name de zakelijke voorzieningen - de winkels - gespreid worden over het gebied, dan is geen enkel gebied levenskrachtig. Zo'n winkelcentrum - ik spits het even toe op winkels - heeft het gewoon nodig dat de ene functie de andere ondersteunt. Ik woon zelf in een wijk waarin op een veel te klein inwonertal twee winkelcentra zijn gerealiseerd en het blijkt telkens weer, door het wegtrekken van zakenlieden, dat in ieder geval niet beide centra optimaal functioneren. Het getuigt mijns inziens van realiteit om te zeggen dat er één centrumvoorziening in Wiardaburen behoort te komen. Dat betekent echter tegelijkertijd dat loopafstan den, fietsafstanden, wat groter worden. Voor de loopafstanden kan dit een bezwaar zijn, maar tot dus ver is het telkens nog zo dat men, wanneer men werkelijk grote hoeveelheden artikelen wil halen, de auto gebruikt. Als men voor een bijeenkomst naar het ene centrum toe gaat, hoeft een wandeling of fietstocht van 800 meter zeker niet op bezwaren te stuiten. Men moet kiezen: een geconcentreerd cen trum met enige levenskracht en wat grotere afstanden of het opofferen van de vitaliteit aan de spreiding. Ik geloof dat wij dit laatste niet moeten doen. Ik ben ervan overtuigd dat ik lang niet alles heb behandeld. Er zijn een groot aantal opmerkingen gemaakt die een standpuntbepaling inhielden. Wanneer er dingen zijn die naar het oordeel van sommi gen nog een behandeling nodig hebben, dan hoor ik dat in tweede instantie wel. De Voorzitter schorst, om 21.10 uur, de vergadering voor de eerste pauze. De Voorzitter heropent, om 22.00 uur, de vergadering. De heer Buising heeft de vergadering verlaten. De heer Heere is ter vergadering gekomen. De Voorzitter: Ik stel voor verder te gaan met de tweede instantie over punt 13. Het woord is aan de raad. De heer Geerts: Het is een wat moeilijke discussie; wij zitten niet helemaal op één lijn. Ik heb het in eerste instantie gehad over de althans naar mijn mening fundamentele kritiek van de commissie van rijks- en provinciale ambtenaren, over de keuzen die wij op dit moment maken en over het verant woord zijn van het op dit moment maken van keuzen. Het lijkt mij wat te gemakkelijk om te zeggen dat deze commissie buiten haar boekje is gegaan en dat de argumenten van deze commissie dus niet zo ter zake doen. Naar mijn mening kan het mogelijk zijn dat de commissie wat verder is gegaan dan haar ei genlijke taakopdracht is, maar dat doet niets af aan het feit dat de gemaakte opmerkingen heel relevant kunnen zijn. Ik heb de neiging om de opmerkingen inderdaad relevant te noemen. Als dit zo is, dan geldt mijns inziens dat wij met de planopzet voor Wiardaburen een beetje in het midden beginnen. Een goed voorbeeld van hoe het wel zou moeten, is de wijze van plannen bij het structuurplan voor de bin nenstad. Wij moeten abstract beginnen en een en ander steeds concreter invullen. Ik heb bij de plan vorming voor Wiardaburen het idee dat wij, als wij nu op basis van de beschikbare gegevens, waar van alles over en tegen te zeggen is, een uitspraak doen, ergens in het midden beginnen. De situatie is er gewoon niet rijp voor om een zodanige beslissing als onder punt II van het besluit wordt gevraagd te ne men. Het punt van de flexibiliteit. Het college heeft gezegd dat een kaveldifferentiatie van 60-20-20 ons voldoende mogelijkheid tot flexibiliteit biedt. Voor zover ik het begrepen heb, zitten wij in dat geval wat de exploitatieopzet betreft aan de veilige kant. In ieder geval is dan het percentage van 60 voor de goedkope kavels gegarandeerd. Ik denk tenminste dat men dit bedoeld heeft te zeggen. Ik heb het niet helemaal begrepen, hoor, want volgens mij is er geen flexibiliteit meer zodra men een verhou-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 9