18 begrepen dat de projectgroep omstreeks september zal worden ingesteld en dat, dan volgens de re gels, het voorbereidingsbesluit wordt ingediend. Een hele zomer zit hier echter tussen. In die zomer kunnen eigenaars van grond of potentiële eigenaars al bouwvergunningen aanvragen en deze vergunnin gen kunnen al grote bestemmingswijzigingen tot gevolg hebben, die voor een deel al hebben geleid tot de in de raadsbrïef geschetste problemen. Nogmaals, ik had punt 1 8 liever vanuit de beleidsnota stads vernieuwing willen motiveren. Ik heb een voorstel gemaakt dat als volgt luidt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 22 juni 1981, besluit het college van b. en w. opdracht te verlenen op de eerstvolgende reguliere raadsvergadering een voorstel aan de raad voor te leggen een z.g. voorbereidingsbesluit te nemen voor het Emmaplein e.o. (Oranjewijk)." De mótie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf. Om een verdergaande aantasting van het gebied Emmaplein e.o. te voorkomen, dien ik hierbij deze motie in. De tekst van.de motie zou eventueel in het antwoord van het college aan de belangenvereni ging Oranjewijk kunnen worden opgenomen. Mevrouw De Jong: Ik ben het in grote lijnen eens met de vorige sprekers. Ik ben ook van mening dat de Nieuwe Weme een totaal nieuwe ontwikkeling is. Uiteraard is in principe de ontsluitingsstructuur van de Oranjewijk vastgelegd in het verkeersstructuurplan. Ook met deze nieuwe ontwikkeling mogen wij dat feit toch zeker niet over het hoofd zien. Ik heb begrepen dat de door de heer Van der Wal inge diende motie als een soort conserverend bestemmingsplan is bedoeld. Ik zal de motie van harte onder steunen. De heer Rijpma (weth.): Wat de bouwvergunning betreft deel ik u mee dat deze een dezer dagen wordt afgegeven. B. en w. hebben de eisen gesteld waaraan het bouwplan moest voldoen. Een van de eisen is dat aan één zijde, namelijk aan de Emmakade, de verkeersbewegingen moeten plaatsvinden, omdat aan de kant van de Willem Lodewijkstraat met name de fietsers en voetgangers hinder zouden be leven van het in- en uitgaande verkeer. Vlakbij is een kruispunt waar opstelstroken etc. zijn, zodat het niet toelaatbaar is om aan de kant van de Willem Lodewi jkstraat een uitritvergunning te verlenen. Ik moet concluderen dat de voorwaarden voor de bouwvergunning vastliggen. Wat betreft het voorberei dingsbesluit voor het bestemmingsplan wil ik u het volgende zeggen. Wanneer u bij de behandeling van de beleidsnota stadsvernieuwing van mening bent dat voor dit gebied op korte termijn een conserverend bestemmingsplan moet worden ingesteld, dan is er geen enkel bezwaar tegen om in de volgende raads vergadering een voorbereidingsbesluit te nemen. (De heer Van den Eist: Quick service.) De heer De Jong: De motie van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf kan pas behandeld worden nadat punt 15 aan de orde is geweest. Als u de motie in stemming wilt brengen, stel ik voor hiermee te wachten totdat punt 1 5 is afgehandeld. De Voorzitter: Finale afhandeling van punt 18 kan dus nog niet. Eerst gaan wij over naar de be leidsnota stadsvernieuwing. Daarna komen wij op dit punt terug. Punt 15 (bi jlage nr. 206). De Voorzitter: Aan de orde is de beleidsnota stadsvernieuwing. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil beginnen met te zeggen dat wij veel waardering hebben voor de nota. Financieel-technisch en organisatorisch een goed stuk. De Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heeft in twee vergaderingen de nota uitvoerig behandeld en vooral in de laatste openbare ver gadering was de beantwoording door de wethouder zeer uitgebreid. Het lijkt mij dan ook niet zo zinnig alles nog eens over te doen, derhalve alleen de hoofdzaken. Wij onderschrijven de uitgebreide doelstellingen die in de nota worden genoemd op de pagina's 12 tot 1 8. In hoofdzaak zijn deze doelstellingen afgeleid uit het structuurplan voor de binnenstad, de ver keersplannen en het latere plan Schil-Oost. Met behulp van een aantal indicatoren, waarbij overigens wel enkele vraagtekens zijn te plaatsen omdat ze allemaal even zwaar zijn aangemerkt, komt uit de doelstellingen een prioriteitenstelling naar voren waarmee wij het eens kunnen zijn. Na het verschijnen van de nota hebben ons echter alarmerende berichten uit Den Haag bereikt. De grote steden krijgen ge legenheid voor een inhaalmanoeuvre. Een gevolg hiervan zou zijn dat de Leeuwarder ISR-plannen die 19 zijn ingediend voor 14 juli 1981kunnen worden meegenomen, maar dat de mogelijkheden voor plannen buiten de binnenstad de eerste tijd nihil zijn. Dit feit maakt een herschikking van plannen en eigen middelen noodzakelijk. Misschien is het mogelijk dat de wethouder op dit punt ingaat en ons nadere in formatie verschaft. Los van de komende bezuinigingsplannen wil ik enkele opmerkingen plaatsen. Ook ik had hier wil len ingaan op de situatie rondom het nu in groep II ingedeelde plan Emmaplein en willen constateren dat daar ontwikkelingen gaande zijn die moeten worden tegengegaan. Inmiddels heeft de heer Van der Wal een motie ingediend over dit onderwerp. Wij hadden niet zozeer een motie verwacht, maar ik kan wel ze-gen dat mijn fractie geen bezwaar heeft deze motie te steunen, zeker nu de wethouder heeft gezegd dat het hem mogelijk lijkt op korte termijn een conserverend bestemmingsplan voor het gebied Emma plein e.o. te maken. Het volgende punt. Een wijk waar wij al wat ervaring hebben opgedaan met de uitvoering, is de wijk Oldegaliieën. Wij hebben geleerd dat het niet zo gemakkelijk is de zaak op schema te houden. Het belangrijkste is te voorkomen dat de interesse bij de bewoners verdwijnt en dat er een soort apathie optreedt. Om teleurstelling bij bewoners te voorkomen, is het ook van belang dat een ieder die bij een project is betrokken precies weet wat per planonderdeel kan worden besteed. Bewaking van de uitvoe ring is daarom van grote betekenis. Krijgt per plan iemand daarvoor een opdracht? Wij menen dat er wel een aanschrijvingsbeleid moet worden gevoerd. Het is ons bekend dat de wet houder hier weinig heil in ziet, omdat sancties moeilijk zijn uit te voeren. Wij vragen ons af of het mo gelijk is dit onderwerp eens uit de sfeer van "het kan niet of het kan welte halen, door op papier te zetten wat bij welke woningen mogelijk is en wat de consequenties hiervan zijn. Misschien kan ook worden nagegaan hoe andere gemeenten dit toch wettelijke instrument hanteren. In de Commissie RO heeft ook nog een discussie plaatsgevonden over het gebruik van middelen voor de stadsvernieuwing uit het egalisatiefonds bestemmingsplannen en uit de risicoreserve. Ik loop mis schien een beetje vooruit op 6 juli a.s., maar wij doen hier verder geen uitspraken over. De wethouder heeft in de Commissie RO gezegd dat niet uit beide fondsen tegelijk kan worden geput. De problematiek hiervan ontgaat ons. Wij willen niet pleiten voor een grote uitverkoop, maar stadsvernieuwing heeft in het collegeprogram 1978 de hoogste prioriteit gekregen en de kostenstijgingen in de stadsvernieuwing gaun zo snel dat men steeds minder gedaan kan krijgen voor het geld dat men in welke reserves dan ook beschikbaar heeft. De teruggang in sommige wijken van de stad gaat erg snel. Wij stellen dat wij niet te zuinig moeten zijn. Wij komen op 6 juli 1981 op dit onderwerp terug. Tot nu toe hebben wij in Leeuwarden gekozen voor een brede aanpak van plannen. Veel plannen tegelijk dus en wij hebben ons weieens afgevraagd of dat juist was. Achteraf blijkt dat de voordelen groter zijn geweest dan de nadelen. Wij hebben kunnen profiteren van onverwachte mogelijkheden van uit Den Haag, omdat andere gemeenten niet voldoende plannen konden aanbieden. Ook in de toekomst moeten wij daarom maar niet te bescheiden zijn. Over renovatie van de na-oorlogse wijken wordt in de nota nog niet gesproken. Problemen in onder andere Heechterp en het Valeriuskwartïer worden toch wel zichtbaar. Ik meen te weten dat een groep ambtenaren bezig is met het inventariseren van de problemen van de wijk Heechterp. Wanneer krijgen wij daarvan iets op tafel? De heer Sijbesma: Ik zal eveneens proberen mij te beperken tot enkele hoofdlijnen. Ook van onze kant waardering voor de zeer goede en duidelijke nota. De nota zelf wordt niet geacht een markatie- punt te zijn van de start van de stadsvernieuwingsactiviteiten, van een wijziging in het beleid; in de nota wordt vastgelegd waar wij mee bezig zijn en wat wij verder willen. De nota geeft ook de zwaarte aan van de klus die wij onder handen hebben. in de vergadering van de Commissie RO is al aangegeven dat in elk geval de eerste acht hoofdstuk ken van de nota kunnen dienen als handboek voor onder meer gemeenteraadsleden. Ook worden in de eerste acht hoofdstukken de instrumenten besproken die de gemeenteraad ter beschikking staan. Ik wil een tweetal even naar voren halen. Het eerste instrument is het aanschrijvingsbeleid. Mijn fractie vindt dat de in het aanschrijvingsbe leid geboden mogelijkheden zoveel mogelijk moeten worden gebruikt; de fractie erkent echter ook de gebrekkigheid van het beleid. Typerend daarbij is dat een versterking van dit instrument door de rijks overheid wordt tegengehouden door gebrek aan middelen. Dan kom ik bij het tweede instrument, het financiële instrumentarium. Ook dit onderwerp is erg in zichtelijk weergegeven. Opnieuw blijkt echter de betrekkelijkheid van het instrument. Er is geen ze kerheid over de middelen die nodig zijn en ook is er sprake van complexiteit wat de regelingen en hun onderlinge samenhang betreft. Vaak lijkt het zelfs een onsamenhangendheid. Alleen onze eigen hon derd-miljoenoperatie leek vast te staan. Toch is op basis van dit instrumentarium en het beleidskader

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 10