20
een aanpak opgezet. Deze aanpak wordt voorafgegaan door een aantal randvoorwaarden, uitlopend op
de waarschuwing voorzichtig te zij-n ten aanzien van de hardheid van de planning. De beleidsnota mag
geen doel op zich zelf worden, maar dient als hulpmiddel te fungeren voor het realiseren van het stads
vernieuwingsbeleid. Er is al bewezen dat die waarschuwing nodig was. Ik kom daar direct nog op terug.
Het belangrijkste element bij het opstellen van het activiteitenplan is het stellen van prioriteiten.
De prioriteit van een aantal gebieden lag al vast door besluiten uit het nabije verleden. Ik wijs bijvoor
beeld op de binnenstad, Oldegalileën, Cambuursterpad, Molenpad en Achter de Hoven. Een aantal van
deze gebieden valt al onder de 1 SR of is voorgedragen voor de ISR. Ook voor Huizum-West I zijn finan
ciële middelen aanwezig of aangevraagd. Het is dan ook geen toeval dat deze gebieden bij een eerste
confrontatie met de ontwikkelde indicatoren hoog scoren.
Er valt misschien wel iets te zeggen over die indicatoren. Dit is ook gebeurd in de voorbesprekingen
in de commissies en in de commentaren op de nota. Wij hebben de conclusie getrokken dat, ook indien
een ander gewicht aan de indicatoren zou zijn toegekend, de prioriteitenstelling waarschijnlijk niet an
ders zou zijn geworden. Wij benadrukken dat het verschil in prioriteiten gebaseerd is op een relatieve
vergelijking. Dat betekent niet dat voor al datgene wat in groep lil is terechtgekomen niet op kortere
termijn verbeteringen wenselijk zouden zijn.
Inmiddels zijn problemen met betrekking tot de financiering op komen dagen. Zelf zitten wij met
problemen, waarover wij ons 6 juli moeten buigen. Ik wil op dit punt nog niet vooruitlopen. Ook de
minister is bezig zich te heroriënteren.
Wat het maken van plannen betreft zijn wij werkzaam geweest op een breed front en tot nu toe
hebben wij daarvan en daardoor kunnen profiteren. Hopelijk worden wij ook in de toekomst in de gele
genheid gesteld om door te gaan met onze plannen. De uitslag van het ministeriële beraad zullen wij
echter moeten afwachten.
In de nota is een uitgangspunt aangegeven dat in principe ook door ons is aanvaard, namelijk dat
temporisering van de stadsvernieuwingsactiviteiten niet dient plaats te vinden door bepaalde onderdelen
van plannen uit te stellen of achterwege te laten, maar door plannen als geheel in de tijd op te schui
ven. Door de financiële complicaties lijkt het erop dat dit een verlenging betekent van de tijdsplanning
tot na 1993. Dit feit brengt onze fractie ertoe het college te verzoeken om, wanneer de kruitdamp wat
is opgetrokken en de schade bekend is, te komen met een nieuw financieel overzicht. Wij denken daar
bij aan een termijn van ongeveer een half jaar. Wij verzoeken het college daarbij ook aandacht te
schenken aan de eventuele noodzaak om voor een aantal gebieden tot conserverende bestemmingsplan
nen te komen.
De heer De Beer: De oorzaken van het probleem van de stadsvernieuwing zijn bekend. Ten eerste,
het feit dat er in de negentiende eeuw een groot aantal woningen van slechte kwaliteit zijn gebouwd.
Deze woningen bevinden zich op dit moment in een sterk verouderde toestand en zijn veelal zelfs ver
krot. Ten tweede, het terugdraaien in de jaren zeventig van het zogenaamde proces van city-vorming.
Dit heeft hier en daar verpaupering veroorzaakt. Ten derde, de nadruk die na de Tweede Wereldoorlog
heeft gelegen op de woningproductie. Dit is aanvankelijk ten koste gegaan van de kwaliteit van de
nieuwbouw, terwijl ook het onderhoud van de bestaande woningvoorraad in de verdrukking raakte. Het
gevolg - tevens mede-oorzaak van het verval - is de uittocht uit onze stad geweest. Anderzijds is er
ook een intocht van nieuwe groepen bewoners: buitenlandse werknemers, onvolledige gezinnen en veel
alleenstaanden. Het bewoningspatroon is een eenzijdigheid gaan vertonen die slecht is voor de stedelij
ke samenstelling. Dit alles levert vooral ook een sociaal probleem op, waarvan met name sociaal zwak
kere groepen te lijden hebben. Stadsvernieuwing is echter meer dan bouwen voor de buurt. Stadsver
nieuwing moet gericht zijn op de gehele stad. Het is duidelijk dat er een samenhang bestaat tussen so
ciale ongelijkheid en achterstandssituaties. Het begrip stadsvernieuwing wordt meestal te eng gebruikt,
namelijk voor het herstel van buurten en herstel en vervanging van huizen. In feite is de hele stad be
trokken bij het proces van stadsvernieuwing. Een vervelende bijkomstigheid is dat het slecht gaat met
het particulier huurwoningbezit en dat het particulier initiatief vrijwel ontbreekt. Belangrijk is om indi
viduele mensen in te schakelen bij het proces van de stadsvernieuwing. Dit houdt in dat de subsidies op
de plaats terecht moeten komen waarvoor ze zijn bestemd.
Jammer is het dat de subsidieregeling niet toereikend is. Er zal een nieuwe subsidieregeling nodig
zijn voor het totale kostenpakket van verwerving en verbetering. De meest recente ontwikkelingen ten
aanzien van de financiële mogelijkheden voor de stadsvernieuwing geven bepaald geen reden tot opti
misme. Wanneer de voorspellingen uitkomen, kunnen wij in Leeuwarden de komende jaren de stadsver
nieuwing wel op een zacht pitje zetten. Als dit nodig blijkt, zijn wij eveneens van mening dat het be
ter is eerst de onder handen zijnde plannen in zijn geheel af te maken, alvorens met nieuwe te begin
nen.
21
Bij het opstellen van een prioriteitenlijst zal het altijd wel discutabel blijven of de gebruikte crite
ria de juiste zijn en of de zwaarte wel altijd goed is gelegd. Wij gaan akkoord met de in het rapport
genoemde prioriteitenlijst. Wanneer blijkt dat de financiële mogelijkheden wijzigingen noodzakelijk
maken, kunnen deze nog altijd worden aangebracht. De in de nota genoemde baatbelasting, zonder
enige uitleg en derhalve meer een kreet dan een uitgangspunt, roept bij ons de nodige bezwaren op en
heeft onze instemming niet. Wanneer er ooit sprake zal zijn van baatbelasting, zullen wij dit punt na
der bekijken. In het besluit staat dat de nota dient als uitgangspunt voor de stadsvernieuwing. Als dat
zonder meer inhoudt dat wij daarbij ook uitgaan van een baatbelasting, in welke vorm dan ook, zullen
wij helaas niet kunnen instemmen met het besluit. Ik wil daarom graag een antwoord hierop van de wet
houder.
Voor het overige kunnen wij ons vinden in deze uitstekende nota, die ongetwijfeld een goede hulp
zal zijn bij onze stadsvernieuwing.
De heer Van der Wal: Ik kan niet verhelen dat ik er nogal wat moeite mee heb over deze op zich
fraai uitgevoerde nota stadsvernieuwing met al zijn prachtige volzinnen te spreken, nu wij net een
stemming achter de rug hebben die schade doet aan datzelfde proces van stadsvernieuwing. Vooruit dan
maar weer.
Deze beleidsnota stadsvernieuwing behelst een goede opsomming van juridische en financiële moge
lijkheden, beperkingen en vooral knelpunten die zich voordoen bij het proces van de gemeentelijke
stadsvernieuwing. Met name door het oerwoud van rijksregelingen moet men na lezing van de nota ver
baasd zijn dat er nog sprake is van daadwerkelijke stadsvernieuwing. Terecht hebben de vier grote ge
meenten onlangs de kabinetsinformateurs hierop gewezen. Men vraagt zich dan wel af waar de middel
grote ISR-gemeenten, waaronder ik ook Leeuwarden reken, in dit verband blijven.
Door de juridisch-financiële opstelling van de nota is de politieke benadering van de stadsvernieu-
wingsproblematiek wel zeer neutraal gebleven. Dit is welzeker een gevolg van een CDA-PvdA-samen-
we king in het college, die een politiek neutrale opstelling per definitie haast veroorzaakt. Dit laatste
is echter in strijd met de opvatting van de voormalige fractievoorzitter van de PvdA, de heer Geerts,
die er tijdens de begrotingszitting juist voor heeft gepleit veel meer politiek in de raad tot uiting te la
ten komen. Ik vind daar in deze nota heel weinig van terug. De uitgangspunten blijven erg vaag en
weinig inspirerend. Een typisch bestuurlijke nota.
Aan samenwerking met bewonersorganisaties worden wel enkele waarderende volzinnen gewijd,
maar ook niet meer. Zoals bekend hebben wij een principieel ander standpunt over bewonersparticipa
tie, Ik mag u wat dit punt betreft verwijzen naar de discussie van vorig jaar over dit onderwerp. Dat wij
he' gevoel hebben dat de bewonersorganisaties nog steeds niet voor vol worden aangezien, valt ook af
te eiden uit een zinsnede uit de raadsbrief waaraan wij ons zeer geërgerd hebben. Deze zinsnede luidt:
"Wij merken in dit verband op dat het bij het bepalen van de indicatoren niet de bedoeling is geweest
daarin subjectieve elementen, zoals de mening van belanghebbenden (bewoners), een rol te laten spe-
le; Wij achten het niet uitgesloten dat een aantal wijkcomité's de problemen in hun wijk op diverse
terreinen het hoogst zouden inschatten." Wij zijn het uitdrukkelijk oneens met de toon die uit deze zin
nen spreekt. De wethouder heeft in de Commissie RO gezegd dat het niet de bedoeling is met deze zin
snede afbreuk te doen aan de bewonersorganisaties. Toch kan ik het gelezene niet anders interpreteren.
AU het inderdaad anders moet worden gelezen dan ik heb gedaan, zou ik graag zien dat het college
hier in de openbare raadsvergadering van een dergelijke zinsnede afstand neemt.
Wij achten het gewenst dat er op korte termijn een inspraakverordening komt, waaraan belangheb
benden rechten kunnen ontlenen. Een inspraakhandleiding is toegezegd, maar die geeft duidelijk minder
handvat aan belanghebbenden wat hun recht op inspraak betreft. Ik wil u vragen wanneer en op welke
manier de inspraakhandleiding in discussie komt. Tegen die tijd zullen wij beoordelen of de handleiding
ons voldoende grond geeft om verder te gaan, of dat wij met voorstellen moeten komen om de inspraak
verordening - die wij in principe beter vinden - in te stellen. Een inspraakverordening of -handleiding
is nodig, omdat bij behandeling van onderwerpen in de raad is gebleken dat criteria voor recht op in
spraak plotseling uit de lucht kunnen komen vallen. "Geworteldheid" en nog wat andere zaken worden
dan plotseling criteria voor inspraak. Grappig in dit verband is het geschrevene in de nota onder het
hoofdstuk Herhuisvesting. Hierin staat dat men aan geworteldheid niet zoveel waarde moet hechten,
omdat blijkt dat de gemiddelde woonduur in de stadsvernieuwingswijken nog geen vijf jaar is. Kortom,
als iet indertijd bij de Snekerkade toegepaste criterium gemeengoed zou worden bij de stadsvernieu
wing, zouden wij inspraak praktisch kunnen afschaffen. Dit kan, mag ik aannemen, niet de b doeling
zijn en daarom is het dringend nodig dat er duidelijke inspraakcriteria komen. Ik verwacht deze in de
handleiding te zullen aantreffen. Wij blijven overigens voorstanders van een waarnemer uit de contact
groep in de projectgroep. Dit systeem schijnt elders in den. lande bij ISR-gemeenten en niet-ISR-gemeen-