4 skate objekten neamd dy't mooglik op dit terrein boud wurde kinne, mar der wurde gjin skoallen by neamd. Wy soene dus stelle kinne dat ien en oar yn ofwyking fan it bestimmingsplan is. De wykgroep Aldlan stelt no dat men it tige op priis stelle soe as men de gelegenheid krige inkele beswieren munling ta te Ijochtsjen. Men hat net witten dat dit punt yn de Kommisje Romtlike Oardering oan de oarderwie Dêr hie men wol in munlinge taljochting jaan kinnen. Under dizze omstannichheden soe men it wol tige op priis stelle dochs noch in taljochting jaan te meien. Dat soe dan in ótstel fan trije wike betsjutte. lit tink dat wy der formeel goed oan dogge om oan dit fersyk te foldwaan. Wannear't der net hiel twingen- de redenen binne om jun in beslüt oer dit punt te nimmen, dan soe ik foarstelle wolle om it no fan de agenda of te fieren. It kin dan nije wike op de agenda fan de Kommisje Romtlike Oardering. De wyk groep Aldlan moat der dan berjocht fan hawwe en dan soe it mei trije wike wer yn de ried komme kinne, De heer De Beer: Ik kan kort zijn. Ik zou mij graag willen aansluiten bij de woorden van de heer Miedema. Mevrouw De Jong: Hoewel ik de noodzaak onderschrijf van de nieuwbouw van de Arendstuinschool, vind ik ook dat de wijk hierin moet worden gekend. Ik sluit mij dan ook aan bij de vorige sprekers. De Voorzitter: Dit punt komt binnenkort opnieuw in de raad aan de orde. Punt 33 (bijlage nr. 269). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter: Ik wijk nog een keer van de agenda af. Ik stel voor eerst de punten 4, 5 en 6 te be handelen. Hiervoor is de heer Keuning in ons midden, die ik hierbij van harte welkom heet. Punt 4 (bijlage nr. 261). De Voorzitter: Aan de orde is: Advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening met betrekking tot het beroepschrift van P. Terpstra te Leeuwarden. De heer Heere: Ik zou graag de punten 4 en 5 tegelijk aan de orde willen stellen. Niet zozeer in verband met de inhoud van het advies - daar ben ik het wel mee eens maar in verband met een daar mee samenhangend aspect, het beleid dat wij voeren met betrekking tot het plaatsen van nissenhutten. Dit beleid is voornamelijk gebaseerd op welstandsoverwegingen, die ik begrijp en ook onderschrijf. In beroepschriften die in de commissie behandeld worden, is echter zo langzamerhand een zo groot aantal aspecten te onderkennen, met name op het gebied van de problemen die in de economische situatie zijn ontstaan, dat ik mij afvraag of deze factoren bij het nader bepalen van dit beleid niet eens opnieuw in de overweging betrokken kunnen worden en eventueel zouden kunnen leiden tot aanpassing of ombuiging van het bestaande beleid. Ik begrijp dat wij dat nu niet kunnen doen, maar mijn verzoek is om aan dit onderwerp te gelegener tijd in de Commissie Ruimtelijke Ordening aandacht te besteden, opdat ook dit aspect wordt onderkend. De Voorzitter: U stelt dus niet voor om deze beroepschriften aan te houden? (De heer Heere: Nee, dat doe ik niet.) De heer Bijkersma: Ik wil mij graag bij de woorden van de heer Heere wat dit laatste aspect betreft aansluiten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie van advies inzake beroep schriften ingevolge de Bouwverordening. Punt 5 (bijlage nr. 262). De Voorzitter: Aan de orde is: Advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening met betrekking tot het beroepschrift van Montakontechniek BV te Leeuwarden. Er is vandaag een telegram binnengekomen van de directeur van Montakontechniek BV, gericht aan de raad. Ik zal het u voorlezen: "Wij hebben kennisgenomen van de argumentatie in het advies van de commissie van advies inz, ke 5 beroepschriften bouwverordening d.d. 11 juni 1981 nummer 262 door ons ontvangen op 22 juni 1981Met verbazing constateren wij dat 1) genoemd advies eerst dezelfde dag dat de raadsvergadering hierover plaatsvindt door ons is ontvangen zodat onze visie daarop bij uw raad onvoldoende kan worden toegelicht; 2) b. en w. van Leeuwarden financieel-economische overwegingen bij het afwegen van ondernemingsbe- siissingen van ondergeschikt belang achten; 3) werkgelegenheid van ruim 50 medewerkers niet opweegt tegen de "redelijke" eisen van welstand van een nissenhut; dat wij op basis van de door b. en w. ingenomen standpunten geen verantwoord financieel-economisch bedrijfsbeleid kunnen voeren, hetgeen directe gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van onze ves tiging Leeuwarden." Wat de procedure betreft moet ik u zeggen dat betrokkene stelt onvoldoende tijd te hebben gehad om z jn visie bij de raad toe te lichten. Er is echter een commissie die de raad adviseert. Betrokkenen krijgen gelegenheid kennis te nemen van alle stukken. Zij worden opgeroepen om in een vergadering van de commissie te worden gehoord. Zij kunnen dan uitvoerig met de commissie discussiëren en hun ar gumenten naar voren brengen. Deze argumenten worden opgenomen in de overwegingen die naar de raad gaan. Het probleem dat betrokkene de raad niet voldoende kon informeren, kan naar mijn mening niet gelden, want betrokkene heeft via deze procedure - een onderdeel van de raadsprocedure - al gelegen heid gehad zijn standpunt kenbaar te maken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie van advies inzake beroep schriften ingevolge de Bouwverordening. Punt 6 (bijlage nr. 263). i.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie van advies inzake beroep schriften ingevolge de Bouwverordening. 3e heer Heere: Mag ik u vragen of er nog aanleiding is om op de vraag die ik gesteld heb antwoord te geven of heeft u al antwoord gegeven door niet te antwoorden? De Voorzitter: Wethouder Rijpma en ik hebben elkaar even aangekeken. Wij begrijpen elkaar bij zonder snel. Wij gaan akkoord met datgene wat door een aantal raadsleden is gezegd. Wij zullen ons over de problematiek van de bouw van nissenhutten op industrieterreinen beraden. Dit punt komt aan de orde in de Commissie RO en zonodig in de raad. Ik wil de heer Keuning hartelijk bedanken voor zijn aar ezigheid; hij heeft het niet moeilijk gehad vanavond. De heer Keuning verlaat hierna de vergadering. 3e Voorzitter: Gelet op de grote belangstelling op de publieke tribune voor dit punt stel ik voor om nu eerst punt 19 aan de orde te stellen: Ontwikkelingen met betrekking tot het terrein Sint Jacobsstraat/ hoek Gouverneursplein. Punt 19 (bijlage nr. 255). 'De heer Ten Hoeve: Over dit voorstel is mijn fractie verdeeld. Een deel van de fractie is het eens met uw voorstel: het oorspronkelijke bouwplan uitvoeren of anders de grond terugleveren aan de ge meente. Overwegingen voor dit standpunt zijn dat in 1977, toen deze zaak voor het eerst heeft ge speeld, een deel van de fractie al moeite had met het voorstel dat nu nog steeds op tafel ligt. Deze fractieleden hebben destijds al gezegd: Tot hiertoe en niet verder. Anderen zijn op dat tijdstip al zover gegaan om tegen het plan te stemmen. Nu ligt er een nieuw plan voor ons en dat plan houdt in: veran dering van bestemmingen, een andere architectuur en verandering van inrichting van het gebied. Er spelen inmiddels echter ook andere zaken mee. Tussen het bedrag dat wij destijds hebben gevraagd - '8.000,en de huidige verkoopprijs zit al een miljoen winst voor een projectontwikkelaar. Ver der kan een ieder constateren - wij belijden het ook steeds wanneer wij rapporten bespreken - dat in het noordelijk deel van de binnenstad beslist geen behoefte is aan kantoren, maar aan woningen. Ook weten wij zeker dat er geen winkels meer nodig zijn in dit deel van de stad. Het distributie-planologisch on derzoek heeft al uitgewezen dat er 4.000 m2 winkeloppervlakte te veel is. Intussen is buiten de raad om ook al sprake van het plannen van 8.000 m2 vloeroppervlak winkelruimte in een pleinafsluitend gebouw

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 3