20 De Voorzitter: Ik stel u voor dat wij vanmiddag de eerste instantie afwerken; dat moet ook wel. Aangezien er leden van de raad zijn die wegens dringende zaken vanmiddag niet de gehele vergadering kunnen bijwonen - ik weet dat dit het geval is deel ik u nu reeds mee dat de vergadering vanavond om acht uur zal worden voortgezet, als de raad daartegen geen bezwaar heeft. Ik constateer dat de raad hiermee akkoord gaat. Mevrouw Waalkens: Wij staan op het ogenblik voor een zware en complexe opgave. De sterk ver slechterende financieel-economische situatie in ons land zal ook voor de financiè'le perspectieven van onze gemeente voor de komende jaren ingrijpende consequenties hebben. De rijksoverheid treft onder in vloed van deze situatie financiële maatregelen, die hun terugslag geven op de gemeentefinanciën. De recente juli-circulaire is daar een voorbeeld van. Uit deze circulaire blijkt dat nog eens een gat van 1,5 miljoen is te verwachten ten opzichte van de nu voor ons liggende plannen. Ten aanzien van doel uitkeringen zijn nog geen zekerheden gegeven, zoals het geval is bij de uitkeringen voor de politie en het onderwijs. Enkele voorstellen van het college lijken zeer moeilijk realiseerbaar, zoals het inkrimpen van het personeelsbestand met 40 tot 50 personeelsleden. Het lijkt ons dan ook onvermijdelijk dat naar nog meer mogelijkheden van bezuinigen wordt gezocht. Voor een nieuw beleid zal nauwelijks ruimte zijn. Wij dienen ons echter niet neer te leggen bij een dreigende verstarring, daar zich immers nieuwe maat schappelijke knelpunten kunnen voordoen, waarvoor ook door de gemeente een oplossing dient te wor den gevonden. Nut en offer van bestaande uitgaven zullen opnieuw tegen elkaar moeten worden afge wogen. Het maken van scherpe keuzen uit de bij de verschillende bevolkingsgroepen levende wensen zal juist in deze situatie van groot belang zijn. Een sluitende gemeentebegroting beschouwen wij als de hoeksteen van het financieel beleid. Om ook in deze situatie van zeer beperkte financiële mogelijkhe den toch onze taken te kunnen uitvoeren, is een systematische en kritische doorlichting van en een her bezinning op de bestaande taken en uitgaven van de gemeente, naast het treffen van efficiency-maatre- gelen, een klemmende noodzaak. Zogenaamde "camel-nose-effecten" - zoals de uitgaven die "op kou sevoeten de begroting binnensluipen" en in latere jaren vrij autonoom uitdijen - van bepaalde activitei ten dienen in de meerjarenraming zichtbaar te worden gemaakt. Automatismen in de begrotingsopstelling dienen vermeden te worden. Bij nieuwe projecten dient van te voren te worden bepaald dat zij niet lan ger dan voor een bepaalde periode zullen gelden. Voortzetting van de uitgaven voor een dergelijk doel vindt alleen plaats, indien daartoe opnieuw is besloten op basis van bewezen nut en afweging van prio riteiten. Er dient te worden gestreefd naar een goede krediet- en budgetbewaking. Een vervroegde signole- rings- en bijsturingsmogelijkheid kan een geringere omvang van de aan te houden gemeentelijke reserves tot gevolg hebben. Overigens dienen de reserves in overeenstemming te zijn met de functies ervan. Daarbij dient een goed inzicht aan de raad over de omvang en de aard van de verschillende gemeenre- lijke fondsen en reserves gewaarborgd te zijn. Inzicht hierin is moeilijk voor partijen die geen verte genwoordiging in het college hebben. Aandacht kan worden geschonken aan de volgende vragen. Welke gemeentelijke taken kunnen wor den afgestoten naar particuliere bedrijven of het particulier initiatief? Is het mogelijk, en zo ja hoe, dat een hogere eigen bijdrage kan worden gevraagd van degenen aan wie de activiteiten ten goede ko men? Hierbij staan wij voor dat het profijtbeginsel in principe wordt toegepast en niet het draagkracht principe. De tarieven voor de vergoeding van levering van gemeentelijke goederen en diensten alsmede de gemeentelijke belastingen dienen geen inkomstenbelastingfunctie te hebben. Wij waarschuwen tegen het vooruitschuiven van het onderhoud naar achterliggende jaren. Het zal dan nog harder op ons afkomen. Wij kunnen ons verenigen met het fasegewijs aanpakken van de bezuinigingsoperatie en ik zal nu verder fasegewijs onze mening geven. In fase 0 worden veronderstellingen gemaakt ten aanzien van de door het rijk meer bij te dragen twee miljoen gulden in apparaats- en uitkeringskosten van de Gemeentelijke Sociale Dienst. De juli- circulaires van het rijk geven een totaal van 30 miljoen aan om meerkosten bij gemeenten te dekken, maar gezien de economische situatie is dit ons inziens een te optimistische raming. Financieel bijspr'n- gen door het rijk zal altijd een tragere opvang geven te zien dan de vraag waarvoor de gemeenten wor den gesteld. Overigens zijn wij het eens met het college dat wij niet voor deze meerkosten van de ^SD verantwoordelijk behoren te zijn. Wij zijn dan ook ongerust wat het halen van de twee miljoen betreft; wij vrezen dat dit bedrag niet wordt gehaald. Ten aanzien van Frigas zijn wij benieuwd wat de heroverwegingen van de veronderstellingen mei betrekking tot de ramingen voor concreets kunnen opleveren. Kan het college hierover enige uitleg ge ven Vervolgens fase 1. Met de risicoreserve, welke pot op dit moment gevuld is met 15 miljoen, dient met grote terughoudendheid te worden omgegaan. Onttrekken van fondsen aan deze pot brengt de ge meente in gevaarlijk vaarwater. Ik noem als mogelijke dreigingen de gedwongen verkopen van huizen waarvoor gemeentegarantie werd verleend. Reeds nu vinden verkopingen plaats beneden de garantie- waarde, zoals ook reeds wordt vermeld in de bijstelling van de begroting 1981. Wij zijn nu pas bezig met het topje van de ijsberg. De financiering van de stadsverwarming. Alhoewel de aard gas prijzen meer zijn gestegen dan des tijds werd verondersteld en de huizenbouw nog steeds doorgaat - zij het langzamer dan gepland -, blijft mijns inziens de vraag of dit project gezien de teruglopende invulling van het project door nieuwe be woners en de stijgende kosten nog steeds budgettair verloopt zoals indertijd is opgezet. Kunnen wij in zicht verkrijgen in het verloop van dit project? Een tegenslag bij dit project kan ons inziens behoorlijk in de papieren lopen. Ook de beheersvorm, die nu nog niet is vastgesteld, kan op financieel gebied ver strekkende gevolgen hebben. Met betrekking tot de risico-reserve noem ik nogmaals de bij fase 0 al door mij aangeroerde perikelen rond de GSD. De voorstellen, zoals genoemd in bijlage I, nopen ons tot de volgende opmerkingen. Post 538 op bladzijde 14 van deze bijlage vermeldt een renovatie van de hoofdtribune van Cambuur. Hiervoor wordt 68.000,nadelig gepland in 1983 ten behoeve van de rente en afschrijving van de te investeren vijf ton. Wij doen het verzoek om deze renovatie in 1982 te doen plaatsvinden, waardoor het gehele project in één keer kan worden afgewerkt en niet tot 1983 op afronding ervan hoeft te worden gewacht. Met het schrappen van de stelpost ten behoeve van het filmhuis kunnen wij instemmen. Het moet mogelijk zijn op andere plaatsen in de stad niet gangbare en van goede kwaliteit geachte films te verto nen. In Hippo bijvoorbeeld? In dit centrum wordt toch al veel geld geïnvesteerd om de verbouwing er van goed te realiseren. De voorstellen van het bestuur van de Stichting Kinderboerderij spreken ons erg aan. Het lijkt ons een goede suggestie om door middel van een - niet onredelijke - verhoging van de toegangsprijs te ko men tot een goed afgerond verbouwingsplan. Dan nu iets over fase 2. Alhoewel nu alleen een principe-uitspraak wordt gevraagd omtrent de voorstellen, is het natuurlijk niet zo vrijblijvend als het lijkt. Wij maken de volgende kanttekeningen. 1. Het niet meer vervullen van vacatures en het wijzigen van het gemeentelijk takenpakket waardoor 40 tot 50 arbeidsplaatsen verloren zouden moeten gaan, is een zeer ambitieus plan, waarvan wij de rea liseerbaarheid betwijfelen. Het plan zal zeer zeker met veel zorg moeten worden begeleid. Het Ge organiseerd Overleg zal nauw betrokken moeten zijn bij de operatie. De raad heeft met dit plan een grote verantwoording op zich genomen, niet alleen ten opzichte van het menselijk aspect op zich, maar ook ten aanzien van het vaststellen van een ander gemeentelijk takenpakket. Wil een en ander in 1982-1986 zijn beslag krijgen, dan dient er toch op korte termijn een begin te worden gemaakt met de voorbereidingen. Kan het college iets naders over dit onderwerp zeggen? Het is teleurstellend dat er niet meer gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om in deeltijd te wer ken, hetgeen toch is bedoeld om meer mensen en daarbij voornamelijk vrouwen aan werk te helpen. 2. Het inkrimpen van subsidies aan gemeentelijke instellingen heeft onze instemming. Het profijtbegin sel zal bij deze instellingen nu wat meer naar voren komen, iets waar wij niet negatief tegenover staan. 3. Beleidsvoornemens ten aanzien van het onderwijs kunnen eveneens onze goedkeuring wegdragen. 4. Ten aanzien van het gestelde onder d zijn wij akkoord met de bezuinigingen op civieltechnische werken, investeringen op wijkaccommodaties en exploitatie van de wijkaccommodatie Camminghabu- ren, alhoewel wij begrip hebben voor de reacties hierop van het COL en de SSKWL. Snijden in nog niet gerealiseerde accommodaties doet minder pijn dan snijden in activiteiten. De reorganisatie van Biels en Krats tot één instelling is zeker het overwegen waard, gezien de mo gelijke besparingen hierdoor en het zeker niet verloren gaan van opvangruimte ten behoeve van de des betreffende groepen jongeren. Wij kunnen ons echter wel vinden in de brief van de beide jongerencen tra van 24 juni 1981waarin zij een uitstel bepleiten voor de reorganisatieplannen; een plan dat ook door de Raja wordt ondersteund. Zijn de voorstellen, die in deze brief worden gedaan, haalbaar? Zoals ik reeds ten aanzien van fase 3 in mijn inleiding heb gezegd, zijn wij de mening toegedaan dat in principe het profijtbeginsel zal prevaleren boven het draagkrachtprincipe. Als inkomstenverho ging door middel van belastingverhoging onvermijdelijk zou zijn, dient ons inziens bovenstaande richt lijn te worden gehanteerd. De gemeente dient geen inkomensbeleid te gaan voeren. Dit houdt in dat wij als eerste dekkings- midde! het verhogen van de reinigingsrechten voorstaan. Artikel 12-gemeenten hanteren een dekkings percentage van 80 en daar zijn wij in Leeuwarden nog lang niet aan toe. Overigens blijven wij het be treuren dat loskoppeling ten aanzien van het dekkingspercentage heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 11