40 catief werk geen bezuinigingen zijn toegepast. Ik meen derhalve dat het college heel duidelijk re kening heeft gehouden met de uitgangspunten in de uitgangspuntennota. Ik ben het dan ook niet eens met al degenen die hebben gesteld dat wij ons daarvan niets hebben aangetrokken. In een van de brieven is nog de vraag gesteld waar het geld van het Knooppunt is gebleven dat niet is uitgegeven. Ik kan daarop zeggen dat dit geld zit in de pot die straks zal moeten worden ge bruikt voor de realisering van de accommodaties. De uitgangspuntennota geeft prioriteiten aan, maar ook dingen die geen prioriteit hebben. Een van die niet-prioriteiten is het stedelijk open jeugd- en jongerenwerk, zodat het ook logisch is dat daar op wordt bezuinigd. De heer Pruiksma heeft gevraagd waarom twee van de instellingen worden gepakt en de overige buiten beschouwing worden gelaten. Inderdaad is daarvan sprake, maar wij hebben dat niet helemaal willekeurig gedaan. Hippo richt zich op een heel duidelijke doelgroep, namelijk stu derende jongeren met een bepaalde subcultuur, biedt een andersoortige muziek en heeft plannen voor een concertzaal die voorziet in een stedelijke behoefte. Het Vliet heeft als doelgroep agressieve jon geren en randgroepjongeren en ontwikkelt projecten waarvoor CRM subsidies verstrekt. Het is heel dui delijk voor wie deze beide instellingen bezig zijn. Ten aanzien van Krats en Biels wil ik niet stellen dat de doelgroep van deze instellingen minder duidelijk is, maar ik weet wel dat zij meer zoeken naar hun eigen doelstellingen. Ik meen dat wij kunnen vaststellen dat er in dat totale veld nog een witte vlek bestaat, met name voor mavo-, l.b.o.- en werkende jongeren, en ik vermoed dat door die bei de instellingen die doelgroep zal kunnen worden bediend. Het college heeft voorgesteld de gelden voor deze instellingen bij elkaar op te tellen, ze vervolgens door twee te delen en er dan nog 50.000,— bovenop te doen. Ik meen dat er dan mogelijkheden zullen zijn om verder te werken. Ik geloof even wel dat niet van de ene op de andere dag daartoe moet worden overgegaan, maar dat wij deze groe pen de tijd moeten geven om te bepalen wat er moet gebeuren. Er zijn natuurlijk verschillende moge lijkheden, bijvoorbeeld dat een van de twee groepen ophoudt, terwijl de ander doorgaat, of dat de groepen gaan fuseren, of dat zij beide ophouden en er een nieuwe club ontstaat. Al deze mogelijk heden zullen mijns inziens moeten worden besproken, waarvoor tijd nodig zal zijn. Ik heb begrepen dat de beide besturen al contact met elkaar hebben gehad, waarmee zij naar mijn mening hebben be wezen dat zij op een positieve wijze op deze voorstellen willen inspelen. Van de kant van de Raja is gevraagd of dit punt niet van fase 2 naar fase 3 kan worden gehaald, maar ik meen dat dat niet mo gelijk is. Als wij dat zouden doen, zou deze hele situatie boven de markt blijven hangen en komt er geen duidelijkheid over de vraag of wel of niet kan worden doorgegaan. Het lijkt mij goed dat de raad uitspreekt dat een derde kan worden gerealiseerd, maar dat voor een vierde instelling geen ruim te aanwezig is. Op basis van die uitspraak zal verder kunnen worden gewerkt. Hiervoor is het overi gens niet nodig dat men over een maand precies gaat aangeven wat er zal moeten gebeuren. Het lijkt mij juist dat men poogt er in de loop van 1982 uit te komen en dat men daarvoor nu met de gesprekken start. Ik wil vervolgens iets zeggen naar aanleiding van de motie van PAL over het egalisatiefonds en de vier ton. Verleden jaar is voorgesteld 4 miljoen uit dat egalisatiefonds te putten ter realisering van een wijkcentrum in Camminghaburen, waarvoor de plannen nog steeds bestaan, ondanks de bezuini ging op de exploitatielasten van 250.000,-- per jaar. Hoe precies tot uitvoering zal kunnen worden gekomen is nog niet helemaal duidelijk. Er zijn twee mogelijkheden. Wij kunnen het centrum hand haven, hetgeen vermoedelijk voor de rijkssubsidiegever de beste oplossing zal zijn. Wij zullen moe ten proberen - daarvoor is het college ook al op oorlogspad gegaan - daarvoor ook rijksgelden te ver krijgen. Daarmee en met de 4 miljoen waarover we beschikken, zal een oplossing moeten worden ge zocht voor de totale investeringskosten en mogelijk ook voor de exploitatielasten welke daarbij horen. Ik meen dat het gewoon niet mogelijk zal zijn deze plannen overeind te houden en ook nog eens 400.000,— per jaar uit het egalisatiefonds te halen. Ik wil dat dan ook afraden. PAL geeft in haar motie 4 aan dat aan de stelpost startsubsidie stadsvernieuwingsactiviteiten jaar lijks 63.000, zou moeten worden toegevoegd. Het college stelt voor de bestaande stadsvernieu wingsactiviteiten gewoon overeind te houden, hetgeen geldt voor de kosten van de projectbureaus en de sociaal-culturele activiteiten welke daaraan zijn verbonden. Voor wat betreft de nieuwe wijken moet inderdaad worden gesteld dat daarvoor geen ruimte aanwezig is. Het lijkt mij overigens wel voor stelbaar dat die wijken gebruik gaan maken van projectbureaus die in andere wijken functioneren, het geen mijns inziens ook mogelijk moet zijn. Zo zou bijvoorbeeld de Oranjewijk gebruik kunnen maken van het projectbureau Vegelin; er zouden nog wel andere voorbeelden zijn te bedenken. Daarnaast zullen er op wat langere duur natuurlijk andere oplossingen kunnen worden geboden. Op een gegeven moment zullen wij gereed zijn met bepaalde stadsvernieuwingsactiviteiten en op dat moment kunnen de accommodaties in de betreffende wijken worden afgebouwd. Ik weet wel dat dat een kwestie var lange duur is, maar dat geldt ook voor deze bezuinigingsoperatie. Wanneer accommodaties kunnen worden afgebouwd, kunnen tegelijkertijd nieuwe activiteiten worden gerealiseerd. 41 Het Servicebureau Democratische Planning is meermalen, ook in brieven, aan de orde geweest. |k heb goed geluisterd naar hetgeen de heer Pruiksma daarover zei. Hij stelde dat wij eens heel kri tisch moeten gaan kijken naar de wijze van planontwikkeling zoals die plaatsvindt, in welk verband hij het woord "herwaardering" heeft genoemd. Ik meen dat wij inderdaad op dat punt heel kritisch moeten zijn en dat wij onze planontwikkeling niet zodanig ingewikkeld moeten maken, dat geen mens die neer kan volgen. Er is ook een evaluatie-commissie in het leven geroepen die kritisch zal gaan vol gen of de hele planprocedure werkt zoals dat zou moeten. Indien de procedure voor instellingen die niet over gesubsidieerde krachten beschikken te ingewikkeld wordt, zullen we met elkaar moeten be kijken of wij die planprocedure niet wat kunnen vereenvoudigen. De keuze voor het niet realiseren van het Servicebureau Democratische Planning is mede bepaald door het gegeven dat het college sterk prio.iteit geeft aan uitvoerende activiteiten boven ondersteunende activiteiten. Het zou natuurlijk leuk zijn als je tot beide zou kunnen overgaan, maar wij zullen via het stellen van prioriteiten moeten be- zuir ten, waarbij het college heel duidelijk kiest voor uitvoerende boven ondersteunende activiteiten. Vervolgens wil ik nog een paar korte opmerkingen maken over de investeringsruimte voor clubhui zen ~n het krediet voor het vrijwillig jongerenwerk. Inderdaad is de investeringsruimte voor clubhui zen met de helft verminderd, maar het college meent dat er toch nog op een behoorlijke manier ruimte kan 'orden geboden voor het realiseren van voorzieningen. Indien dat echter niet het geval blijkt te zij; zal aan het eind van het jaar worden bekeken - ik meen dat het systeem ook op een evaluatie aan het eind van het jaar moet zijn gericht - aan wie, op basis van prioriteiten, de subsidies kunnen worden gegeven. Bij het krediet voor het vrijwillig jongerenwerk gaat het om een vermindering van een vermeerde ring Er zou jaarlijks 13.000,bij die post worden getrokken, maar het college stelt voor in de jare1 1983 en 1985 niet tot die vermeerdering over te gaan; dat is het enige wat er aan de hand is. Mijns inziens kan dit een verantwoord voorstel worden genoemd. Mevrouw Waalkens heeft nog het wijkgezondheidscentrum genoemd, over welk onderwerp wij kort geleden uitgebreid hebben gepraat, zodat ik daarop nu niet meer wil ingaan. De heer Pruiksma heeft aangedrongen op het uitbrengen van een subsidieverordening. Ik kan hem zeg ;n dat de tekst daarvoor thans geheel gereed is, maar dat er nog een artikelsgewijze toelichting mot worden gemaakt benevens een algemene toelichting. De verordening zal worden betrokken bij de bespreking van het plan en programma, die in september zal plaatsvinden. De heer Eijgeiaar (weth.): Ik meen op een drietal punten te moeten ingaan. De heer Van den Eist heeft gevraagd hoe het college denkt over het drierangenstelsel, waarom- trer in het Georganiseerd Overleg door de ABVA een voorstel is gedaan, inhoudend dat er vanaf een bepaalde rang een tweerangenstelsel van wordt gemaakt. Er is echter nog niet definitief besloten dat wij tot invoering van een drierangenstelsel zullen overgaan, maar als wij dat wel doen, lijkt het mij met de heer Van den Eist erg moeilijk om het niet over de hele linie door te voeren. In het GO is vooi esteld de grens bij de rang van hoofdcommies te trekken, maar ik denk dat hierdoor problemen zou ;n ontstaan binnen het eigen apparaat en zeker ook - de heer Van den Eist heeft daarop gewezen - naar buiten toe. Het zou waarschijnlijk moeilijk worden om tot een goede afstemming te komen. Ten aan en van dat stelsel is dus nog geen beslissing genomen en ik moet u zeggen dat ik die ook niet zie zitten, maar in hetzelfde kader waarin de hele personeelsoperatie zal worden geplaatst, zal ook hier op worden teruggekomen; misschien zal dat ook al wel eerder gebeuren. De raad kan er in elk geval van verzekerd zijn dat dit punt de aandacht heeft. Ik ben het er ook mee eens dat de ABVA recht hee op een antwoord, die hij dan ook zeker zal krijgen. Er is vervolgens nog gesproken over de uitkering uit de nutsbedrijven, waarvan men zich afvraagt of c niet wat te optimistisch is geraamd. Uitgaande van dezelfde marge bij het Electriciteitsbedrijf, wat He tariefstelling en de in- en verkoop betreft, en bij het gasbedrijf, menen wij dat de verwach tingen iets gunstiger mogen zijn dan eerder is meegedeeld. Aan het fonds vernieuwing en onderhoud hoogspanning bij het Electriciteitsbedrijf is steeds rente toegerekend ten laste van de rente-opbrengst uit hoofde van de belegging bij de gemeente. Het fonds heeft inmiddels een stand bereikt die, mede gelet op de tot nu toe gepleegde onttrekkingen aan het fonds, verdere toename niet noodzakelijk doet zijn. De rente kan daarom naar onze mening ten gunste van de exploitatierekening worden gebracht, daar zij niet meer aan het fonds behoeft te worden toegerekend. Dit betekent dat het batig saldo van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf kan worden verhoogd, welke verhoging in de orde van grootte van anderhalve ton kan liggen. Voor wat betreft Frigas wordt ervan uitgegaan - daarmee wordt ook duidelijk rekening gehouden - dat ei een vermindering van de afzet van gas zal plaatsvinden. Bij nader inzien wordt verwacht dat de m;ndere afname na 1984 minder groot zal zijn dan aanvankelijk in de prognose was opgenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 22