Punt 10a (bijlage nr. 266). Benoemen van een lid van de Raad voor Culturele Aangelegenheden. Voordracht van het bestuur van de Stichting Kreativiteitscentrum Leeuwarden: de heer H. Ehrhardt. Benoemd wordt de voorgedragene met 34 stemmen. Punt 10b (bijlage nr. 267). Benoemen van twee leden van het bestuur van de Woningstichting Leeuwarden-Leeuwarderadeel. Aanbeveling van het bestuur van de Woningstichting Leeuwarden-Leeuwarderadeel: 1. vacature de heer A.P.P. Schweigmann: a. de heer A.P.P. Schweigmann; b. de heer T.W. Langhout. 2. vacature de heer H. Vijver: a. de heer R. Witmond; b. de heer R.M. Luiten. Benoemd worden de onder a aanbevolenen met algemene stemmen. Mevrouw A. Willemsma—de Jong en de heer drs. G.J. van den Eist vormden met de voorzitter het stembureau. Punt 2 (bijlage nr. 272). De Voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen bij het punt dat waarschijnlijk de hoofdschotel van deze zitting zal zijn, namelijk het ontwerp-dekkingsplan 1982-1986. De heer Pruiksma:Een samenleving met een evenwichtige financiële opbouw heeft geen bezuinigin gen nodig, maar een samenleving die tot bezuinigen wordt gedwongen moet zichzelf de vraag stellen waar het evenwicht verstoord is geraakt en welk deel van het beleid nu precies de bodem van de geldput zichbaar heeft gemaakt. De meer naïeve leden van onze samenleving uit het voorbeeld hebben de op lossing over het algemeen meteen bij de hand. Zij menen dat we gewoon ervan moeten uitgaan dat de bodem niet bestaat en dat we, voor het geval die bodem tóch blijkt te bestaan, met elkaar moeten af spreken dat we een hekel aan bodems hebben en het bestaan ervan niettemin moeten blijven ontkennen. Het wezenlijke probleem verengt zich dan tot de constatering dat de oogkleppen die je op dat moment draagt niet eens zo gek veel groter zijn dan die welke je een tijd geleden al hebt afgedankt. De gemeentelijke huishoudingen zijn in de afgelopen jaren in het ongerede geraakt en daaraan is de recessie in onze nationale economie niet vreemd. Nederland ligt niet op een eiland en Friesland is nog steeds niet zelfstandig. De neergang waarvoor wij op dit moment zijn geplaatst is, anders dan wij in het verleden gewend waren, van een wat persistenter karakter, van grotere hevigheid en royaler van omvang. Het is naar ons oordeel volstrekt zinloos een beschuldigende vinger naar het college uit te ste ken, dat deze situatie niet veel eerder zou hebben voorzien of zou hebben kunnen voorzien. Financiële rampen overkomen je nu eenmaal en hebben niet de gewoonte zichzelf aan te kondigen. De situatie van dit moment is evenwel naar onze mening dusdanig ernstig dat voor het zoeken naar een oplossing de eni ge mogelijkheid is gelegen in het uitgaan van een volstrekt blanco situatie, in die zin dat van de raad uit bekeken niets onbespreekbaar mag zijn en niets per definitie niet voor bezuiniging in aanmerking komt, zij het dat wij dadelijk op onderdelen in de marge daarop uitzonderingen gaan maken. Hiermee zijn wij meteen aangeland bij de door het college gevolgde methode inzake de ontwikke ling van het voor ons liggende voorstel. Ik wil niet nalaten op te merken dat het stuk in ieder geval voor een deel de indruk wekt - vermoedelijk noodgedwongen - te zijn gebaseerd op mogelijkheden en niet steeds in opzet op wenselijkheden. Om die reden is in de Commissie voor de Financiën ook de vraag aan de orde geweest of het college op voorhand politieke keuzen kenbaar heeft gemaakt bij de in structie van de werkgroep meerjarenramingen of dat het college min of meer de werkgroep de vrije hand heeft gelaten. Uit de behandeling in de Commissie voor de Financiën is ons duidelijk geworden dat wel degelijk op voorhand politieke keuzen zijn aangegeven. Dit onderscheid is niet geheel zonder belang, omdat het in de psychologie algemeen bekend is dat voorstellen tot het treffen van bezuinigingen een eigen teven gaan leiden, in die zin dat strikt ambtelijk aangedragen mogelijkheden door hun zakelijke aantrekkelijkheid plotseling meer aanvaardbaar worden, zelfs al zouden zij politiek gezien niet de eer ste keus zijn. Het college heeft gekozen voor een aanpak in fasen en deze aanpak lijkt ons om meer dan een re den voistrekt logisch. In de eerste plaats vanwege de behoedzame indruk die een dergelijke aanpak naar buiten roe maakt en in de tweede plaats omdat bestuurlijk beleid zich niet in één klap tot de grond toe laat afbreken, hoe hoog de nood op een gegeven moment ook mag zijn gestegen. Overigens heeft die aanpak wel het nadeel dat de uitnodiging om het grootste deel van de problemen naar de toekomst te verschuiven min of meer automatisch in de planaanpak ligt opgesloten. Zonder zijn conclusie te delen, merk ik op dat een van de leden van de Commissie voor de Financiën ooit eens heeft geïnformeerd naar de juistheid van zijn gedachte dat het grootste deel van de problemen over de gemeenteraadsverkiezin gen van het volgend jaar zou zijn heen getild. Hij verwees daarbij met nadruk naar de discussies welke in de afgelopen jaren in de commissie zijn gevoerd. In dat verband kan niemand ontkennen dat de be kende - beter gezegd: beruchte - juli-circulaires van Binnenlandse Zaken de laatste jaren in steeds sterkere mate signalen gaven die duidden op een aflopende economie voor onze gemeentelijke huishou ding. Persoonlijk maak ik me sterk dat we op dit moment minder lichtvaardig over 500.000,voor Hippo zouden oordelen dan in het verleden in sommige moties werd gedaan, toen wij nog verkeerden in een situatie van potverteren. Nu dan de verstandskiezen zijn doorgebroken, kunnen wij ons beter bij het heden bepalen. Zoals uit h voorgaande valt af te leiden, zijn wij het met de aanpak in fasen eens, maar over de invulling van die fasen willen wij nog graag het nodige opmerken. De juli-circulaire van 1981 laat ik voorlopig maar -uiten beschouwing, omdat die nog niet uitgebreid onderwerp van discussie heeft uitgemaakt in het col Ie 3. Straks zal blijken dat die circulaire alleen maar een verslechtering betekent. In het raadsvoor stel, op pagina 3, somt het college de verschillende mogelijkheden op om tot compensatie van het ver- onde telde tekort te komen. Het valt op, gelet op het gestelde onder de letters a tot en met g, dat de opgesomde maatregelen een toenemende graad van concreetheid vertonen. Onder a en b staan slechts veronderstellingen, terwijl gerichte maatregelen eerst vanaf c hun intrede doen. Het valt voorts sterk op data en b samen fase 0 vormen, in die zin dat 2,5 miljoen uitsluitend wordt geput uit veronderstellin gen. inderdaad heeft Binnenlandse Zaken gezegd dat het oog heeft voor de sterk stijgende apparaatskos ten von de Gemeentelijke Sociale Dienst, maar voorlopig blijkt uit niets dat de teerhartigheid van het rijk ich in de door u veronderstelde fase 0 met exact 2 miljoen gulden laat vertalen. De voorlopige maatregelen geven een bedrag van 192.000,aan, althans volgens de notitie van de afdeling Finan ciën ik heb mij niet gewaagd aan een berekening van het landelijk benodigde bedrag, ervan uitgaande dat uw veronderstelling juist is, maar dat zal wel een gigantisch bedrag zijn. Naar aanleiding van hetgeen het college stelt omtrent de uitkomst voor de gemeente van de winst van co nutsbedrijven, rijst de vraag waarom pas nu deze mogelijkheid door het college voor reëel wordt gehouden. In de Commissie voor de Financiën is de winstbepaling van de nutsbedrijven al vaker onder werp an bespreking geweest, waarbij werd gesproken over de hoogte van de statutaire reserve, enzo voorts, Een toelichting op dat punt ontbreekt in het raadsvoorstel. Wij vragen ons af waarom niet met een i fase 0 met rechtstreekse bezuinigingsmaatregelen kan worden gewerkt. In fase 1 wordt concreet bezuinigd, maar het is vooralsnog de vraag of de voorgestelde maatregelen voldoende zullen zijn. Het voorstel plompverloren beziende, konden wij geen bezwarende dingen ont dekken, maar wij vragen ons wel af of hetgeen wordt voorgesteld in de toekomst voldoende zal blijken te zijn. Die vraag klemt te meer, omdat voor de burger het venijn een beetje in de staart van uw voor stellen, met name in fase 3, zit, waarbij u voorstelt een directe lastenverhoging door te voeren. Ik kom daarop dadelijk nog terug. Voor fase 2 geldt in feite hetzelfde als voor fase 1zij het dat het leed dan pas op termijn wordt aangezegd. Zowel voor fase 1 als voor fase 2 geldt datgene wat wij aan het begin hebben gezegd, na melijk dat we moeten uitgaan van een volstrekt blanco situatie. De vraag rijst waarom op niet meer ge richte wijze wordt ingegrepen en daarmee bedoel ik te zeggen dat op dit punt een keus zou kunnen wor den gemaakt tussen een vorm van koppensnellen, op alle posten naar evenredigheid waarbij iedere por tefeuillehouder een aantal procenten zou moeten inleveren, en de aanwijzing van posten welke in een verder verwijderd verband tot het directe belang van de burgers van Leeuwarden staan, maar in verhou ding een oneindig veel grotere claim leggen op het financiële kunnen van onze gemeente. Als wille keurig voorbeeld noem ik de aanleg van wegen, die, zoals het er nu voor staat, een veel groter beslag op onze financiële middelen lijkt te gaan leggen dan waarschijnlijk met onze financiële positie in over-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 5