10
Punt 36d.
De Voorzitter: U hebt nog een aanvullende stembrief gekregen. De heer Miedema is door het col
lege aangewezen als lid van de regioraad, als opvolger van de heer Eijgelaar. In de reglementen staat
dat de raad daartoe moet besluiten, op voordracht van b. en w. Een en ander moet wat plotseling ge
beuren. In de regioraad is namelijk een vacature - ook in het dagelijks bestuur -, waarin zo spoedig
mogelijk moet worden voorzien. Vandaar dat u deze stembrief vanavond op uw tafel hebt gevonden.
Benoemen van een lid van de raad van de Regio Friesland-Noord.
Voordracht van burgemeester en wethouders:
de heer W. Miedema te Goutum.
Benoemd wordt de voorgedragene met algemene stemmen.
Punt 37.
Benoeming van de Commissie van Rapporteurs en verdeling van de raad in afdelingen voor de be
handeling van de ontwerp-begrotingen 1982 en het ontwerp-beleidsplan 1982-1986.
Benoemd worden met 33 stemmen (1 stem blanco) in:
Afdeling I: mevr. E. Brandenburg-Sjoerdsma
G. Buising
J.R. Bijkersma
D.E. Heere
mevr. A. Willemsma-de Jong
Afdeling II: mevr. M.A. van Dijk-van Terwisga
H. ten Hoeve
J.F. Janssen
C. de Jong
P.J. Sijbesma
P.D. van der Wal
Afdeling III: J. de Beer
mevr. J. de Jong
mevr. C.J.M. Otsen
N. Sterk
mevr. G. Vollema-Doevendans
Afdeling IV: H. Jansma
H. Meijerhof
mevr. H. Munsterman-Schotsman
mevr. G. Visscher-Bouwer
mevr. M.A.D. Waal kens
mevr. J.E.M.T. Zondag-Demes
Afdeling V: T.A. Boelens
B. Bilker
A. Pronk
J. Schagen
mevr. T. Wielinga-Graansma
Afdeling VI: mevr. H.J. de Haan-Laagland
J. Knol
mr. H.S. Pruiksma
L. Visser
mevr. J. van der Werf
11
Benoemd worden in de Commissie van Rapporteurs met 33 stemmen (1 stem blanco):
J. de Beer
mevr. J, de Jong
mevr. C.J.M. Otsen
L. Visser
P.D, van der Wal
De heren J. de Beer en H. ten Hoeve vormden met de voorzitter het stembureau.
De Voorzitter: Ik stel thans aan de orde het punt dat is aangesneden door de PAL-fractie en de frac
tie van D'66. Het gaat over de gang van zaken rond het beschikbaar gestelde krediet voor het geschikt-
maken van het gebouw Amicitia voor huisvesting van de DSO.
Toen op 21 april 1981 over de hoogte van het krediet werd gesproken, was er bij een belangrijk
deel van de raad aarzeling over de vraag of het wel om een bedrag moest gaan zoals het college voor
stelde. Mede gelet op de toen ingediende motie, heb ik namens het college de toezegging gedaan dat
wij niet verder zouden gaan dan een miljoen gulden. Als bij de nadere uitwerking echter mocht blijken
dat een miljoen gulden ontoereikend zou zijn, dan zou hierover de Commissie voor Openbare Werken
worden geraadpleegd. Als de Commissie voor Openbare Werken niet zou instemmen met een hoger be-
draa, dan zouden wij bij de raad terugkomen. Deze toezeggingen heb ik namens het college in de ver
gadering van de raad van 21 april 1981 gedaan.
Wat is er gebeurd? Er is uitvoerig overleg gevoerd in de bouwcommissie onder voorzitterschap van
wethouder Rijpma, want ook dat was een van de toezeggingen die wij hebben gedaan. Er zou namelijk
een commissie worden ingesteld, onder voorzitterschap van de wethouder, die de gang van zaken nauw
lettend zou volgen. Rekening houdende met het intensieve overleg dat ook met de medezeggenschaps
commissie is gevoerd en na een aantal technische zaken op hun merites te hebben bekeken, is de com
missie tot de conclusie gekomen dat niet kon worden volstaan met de genoemde één miljoen gulden.
Overeenkomstig de toezegging aan de raad, hield dit in dat wij naar de Commissie voor Openbare Wer
ken moesten. Deze aangelegenheid is inderdaad in de Commissie voor Openbare Werken aan de orde ge
weest, tijdens welke vergadering de meerderheid van de commissie heeft ingestemd met het beschikbaar
stellen van een hoger krediet. B. en w. hebben daarna gemeend de beslissing tot het beschikbaar stellen
van en hoger krediet te mogen nemen, omdat de meerderheid van de Commissie voor Openbare Werken
akkoord was. Ik heb begrepen dat in de stukken hier en daar wat ongelukkige uitdrukkingen zijn ge
bruikt, maar die vergeet ik verder, want er is gehandeld volgens de procedure die in de raad is afge
sproken. Als de meerderheid van de Commissie voor Openbare Werken niet akkoord was gegaan, dan
waren wij onherroepelijk bij de raad teruggekomen. Die toezegging hadden wij immers gedaan.
Dit is het antwoord van het college naar aanleiding van de vragen die door de PAL-fractie en de
fractie van D'66 zijn gesteld.
Overeenkomstig het Reglement van orde geef ik nu eerst de indieners van de vragen gelegenheid
het woord te voeren.
De heer Van der Wal: Ik neem aan dat u allen de toelichting, die wij schriftelijk hebben ingediend,
hebt ontvangen en gelezen. Toch wil ik in het kort nog even op het waarom van deze interpellatie in
gaan. Het is niet de bedoeling om het besluit over de manier waarop de kantoren van de Dienst Stads
ontwikkeling in Amicitia zullen worden ingericht ter discussie te stellen. Inmiddels is dit besluit trou
wens ook al onherroepelijk geworden. Wij interpelleren omdat naar ons stellig oordeel de ongeschreven
spelregels tussen raad en college zijn gebroken. De raad moet er immers voor 100% op kunnen rekenen
dat het college toezeggingen aan de raad, op grond waarvan een motie, die de steun van de meerder
heid van de raad had, wordt ingetrokken, loyaal en naar de letter en de geest uitvoert. Dit is ons in
ziens in het onderhavige geval niet gebeurd. Wij zijn het dan ook niet eens met de al te simpele lezing
die zojuist door de voorzitter namens het college naar voren is gebracht.
k kan er niet onderuit om even heel kort de voorgeschiedenis te memoreren. Omstreeks 1 april 1981
kwam voor het eerst in de Commissie voor Openbare Werken de huisvesting DSO en Bouw- en Woning
toezicht - voor het gemak zeg ik voortaan DSO - aan de orde. Een en ander werd gedaan aan de hand
van een summier krabbeltekeningetje met wat etages en een zeer groffe indeling en een voorlopige be
groting. Uit de uitleg en de toelichting konden geen andere conclusies worden getrokken dan dat het
ruimte-technisch gezien mogelijk zou zijn om de DSO in Amicitia te huisvesten. Wat betreft de finan
ciële aspecten en met name de hoogte van het inrichtingskrediet werd verwezen naar de Commissie voor
be Financiën, die ongeveer een week later vergaderde en akkoord ging met de verhuizing en inrichting