21 20 Dat komt doordat een aantal overige diensten veel meer tijd en mankracht vraagt. Als de burger vanuit zijn positie zegt dat er minder gesurveilleerd wordt, dan zit er toch wel iets waars in. Ook de politie komt niet zomaar tot de eerder genoemde percentages. De tweede kritische kanttekening mijnerzijds betreft een opmerking op bladzijde 7 van het beleids plan. U zegt daarin dat de eis tot bestendiging van de professionele kwaliteiten de nodige tijd opslokt. De verjonging die het Leeuwarder politiekorps heeft doorgemaakt, deed deze behoefte aan trainingen vorming nog eens extra gevoelen. In een heel andere nota zegt u dat Leeuwarden helemaal niet zo'n jong korps heeft. Integendeel, u zegt in die nota dat wij een oud korps hebben en omdat wij een oud korps hebben, moeten wij daaraan zoveel geld besteden. Ik constateer hierin een tegenstrijdigheid. Heb ben wij nu een jong of een oud korps? U moet dan natuurlijk in andere nota's ook dat aspect van ver jonging duidelijk naar voren halen. (De Voorzitter: Dat hebt u verkeerd gelezen, maar daar kom ik straks nog wel op.) Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord. Op bladzijde 13 van het beleidsplan constateer ik dat het begrip "voorlichting" is gesplitst in pers voorlichting en algemene voorlichting. Vooropgesteld, persvoorlichting is een goede zaak. Hoe eerder men namelijk de pers informeert, hoe eerder men de burger informeert. De burger kan dan zelf waarne men wat de politie doet of wat zij misschien niet heeft kunnen doen. Dat is een essentie die ook wij voorstaan. In de paragraaf over de algemene voorlichting zegt u dat het steeds vaker voorkomt dat de politie wordt gevraagd om op scholen in het kader van het vak maatschappijleer voorlichting te geven, hetgeen ik een juiste zaak vind. Wij moeten echter voor ogen houden dat de voorlichting door de politie natuurlijk nooit in de plaats mag komen van de lesuren die de leraar maatschappijleer moet geven. Ik kan het natuurlijk niet van een afstand beoordelen, maar doet een school niet al te gemakkelijk een be roep op de politie om dit vak over te nemen? (Gelach) Ik heb ervaring in een heel ander dienstvak waor dit wel eens gebeurt. Ik wil u er alleen maar voor waarschuwen dat zoiets hier niet moet gebeuren. Op bladzijde 19 van het beleidsplan gaat u in op de ontwikkelingen van de wijksurveiIlance, le dereen, ook mijn fractie, heeft de invoering van wijksurveillance toegejuichd. Nu de wijkagent echter al een tijd heeft gefungeerd, hoort men vanuit de burgerij de vraag of het instituut van de wijkagent wel een goede zaak is. Ik ga daar nu niet verder op in. Toch zal men bij die vraag van de burgerij moeten stilstaan. Heel veel mensen kennen hun wijkagent niet eens. Dat is een signalering waarvoor wij niet blind moeten zijn. Op bladzijde 25 van het beleidsplan staat: "Tot slot een algemeen knelpunt, dat zeker ook op deze plaats genoemd mag worden, namelijk het gegeven, dat de politieman met teveel oneigenlijke taken is belast. Met name ook de administratieve afdoening van zaken zorgt ervoor, dat te weinig medewerkers beschikbaar zijn om de primaire politietaak uit te voeren." Een en ander is natuurlijk al een handvat waarom de surveillance is verminderd. Ik zou u daarom willen voorstellen de mogelijkheid te bekijken of de administratieve afdoening van zaken niet op een andere wijze kan gebeuren. De politie heeft natuur lijk een taak in die administratieve afdoening. Als echter een politieman achter de typemachine moet zitten om een aantal rapporten te typen, dan zie ik liever dat hij op straat surveilleert. Het typewerk zou wel door iemand anders kunnen worden gedaan. Op bladzijde 33 van het beleidsplan zegt u dat het aantal auto's zodanig is toegenomen dat de po litie wordt geconfronteerd met parkeerproblemen. Ik ben het daar helemaal mee eens. Het aantal auto's is inderdaad toegenomen. Daaraan gekoppeld moet de politie bij verkeersproblemen en manifestaties vaak regelend optreden. Kan niet eens onderzocht worden of de instanties/groeperingen die om politie begeleiding vragen de kosten van deze begeleiding kunnen betalen? In de gemeente Rotterdam is deze vraag ook al eens aan de orde gesteld. Hoofdstuk twee van het beleidsplan filosofeert over de mens en maatschappij-ontwikkelingen. Dit is een gevaarlijke zaak. De mens en maatschappij-ontwikkelingen worden niet alleen bepaald door denk wijzen, maar ook vaak door economische gebeurtenissen. U haalt in hoofdstuk twee aan dat voorspellin gen van de Club van Rome bewaarheid worden. Ik moet echter constateren dat die voorspellingen van de Club van Rome ergens anders al zijn achterhaald. Moet men aan die voorspellingen dan zo'n zwaar ge wicht toekennen? Er zijn drie items die in het beleidsplan naar voren worden gehaald. Deze items zijn: hoe is het nu, hoe is de ontwikkeling van mens en maatschappij en hoe speelt de politie daarop in. U bent in hoofdstuk drie ingegaan op de ontwikkelingen van de maatschappij en op het ontwikkelen van het denken van de mensen. Naar mijn gevoel bent u in hoofdstuk drie te weinig ingegaan op het wegnemen van problemen die geconstateerd zijn in hoofdstuk één van het beleidsplan. Hoofdstuk één is veel meer korte termijn politiek, terwijl hoofdstuk twee meer lange termijn politiek is. Dat laatste is natuurlijk ook zeer essen tieel. Volgens mij is het goed dat men ook iets doet aan de fouten, de knelpunten, die vandaag de dag geconstateerd worden. Een en ander is korte termijn politiek. Wil men iets aan die fouten en knelpunten doen, dan zal dat misschien ten koste gaan van andere zaken. Mijn fractie heeft daar geen bezwaren te en temeer daar gestreefd moet worden naar een situatie waarin voor zoveel mogelijk burgers veilig- heid, leefbaarheid en welzijn vooropstaan. Als korte termijn politiek daarin past, dan staan wij daar achter. Mevrouw Van der Werf: In de inleiding van het beleidsplan wordt er terecht op gewezen dat er een relatie bestaat tussen de taakuitoefening van de politie en de maatschappelijke politieke situatie. Met de wijze waarop aan die relatie inhoud wordt gegeven, is mijn fractie het beslist niet eens. De maat schappelijke ontwikkelingen worden in het beleidsplan beschreven als een uit de lucht vallende, auto nome, ontwikkeling, die bovendien voor iedereen dezelfde gevolgen heeft gehad. Zo staat er in het be leidsplan dat wij ons in materiële zin steeds meer konden veroorloven en dat wij genoodzaakt waren om arbeidskrachten van buiten onze landsgrenzen aan te trekken. Er wordt in het midden gelaten waardoor deze ontwikkeling zich voordoet en door wie die wel en niet gewenst wordt. Onze kijk op de maatschappelijke ontwikkelingen is duidelijk anders. Het kapitalistisch systeem heeft inderdaad geleid naar wat in het beleidsplan wordt genoemd "meer welvaart" oftewel "een groei ende stroom van consumptiegoederen". Maar die stroom wordt wel zeer ongelijk verdeeld, iets wat des te duidelijker blijkt nu de grote economische groei voorbij is. Het blijkt dus dat het kapitalistisch systeem niet in staat is de maatschappelijke problemen op te lossen. Werkloosheid, woningnood, milieurampen en oorlogsdreiging zijn problemen die aan de orde van de dag zijn. Er wordt steeds minder geld gestoken in broodnodige voorzieningen als huisvesting, onderwijs, sociale uitkeringen, enz. De overheid komt niet tegemoet aan gerechtvaardigde eisen van belangenorganisaties op dit gebied. In plaats daarvan onder drukt zij het protest van die groepen, waarbij steeds vaker gebruik wordt gemaakt van politiegeweld. Daarmee kom ik op het punt van de politie, die moet optreden als uitvoeringsorgaan van de over heid. Een instrument dus dat de rechtsorde moet handhaven. De rechtsorde is een neerslag van de be staande ongelijke machtsverhoudingen in deze maatschappij. Een onrechtvaardige orde, een rechtse or de. Vanaf het eind van de jaren 1960 zijn er allerlei actie- en pressiegroepen ontstaan, zoals studenten beweging, vredesbeweging, anti-atoomenergiebeweging, vrouwenbeweging, enz. Bewegingen die hun machteloosheid en kwaadheid, ui ten in steeds fellere acties, omdat zij het vertrouwen in overleg- en in spraakprocedures allang hebben verloren. Ook stellen zij steeds meer de alleenheerschappij en het de mocratische gehalte van de besluitvorming in parlementaire organen ter discussie. Wij komen hiermee weer bij de politie. De politie krijgt namelijk tot taak deze bewegingen in toom te houden, desnoods met geweld, op het moment dat men de spelregels van de rechtsorde overtreedt. Het overtreden van de spelregels van de rechtsorde is logisch, want die worden juist door de bewegingen aangevallen. Steeds vaker en steeds massaler en gewelddadiger wordt de politie ingezet om maatschap pelijke ontwikkelingen te onderdrukken. Dat beeld spreekt ook uit de opmerkingen zoals de heer Bijker- sma die in zijn betoog heeft gemaakt, namelijk de politie als de sterke arm van de overheid. De kritiek die ik vanavond laat horen is dan ook niet direct een aanklacht tegen de politie, maar vooral tegen de overheid. Het zijn politieke machthebbers die zichzelf op zo'n wijze denken te moeten handhaven. Dat is de maatschappelijke achtergrond waartegen ik de ontwikkelingen bij de politie wil plaatsen. Deze door ons ongewenste ontwikkelingen, waarover in dit beleidsplan op geen enkele wijze wordt gerept, verontrusten ons in sterke mate. Centralisatie, specialisatie en vermilitarisering van de politie zijn er belangrijke aspecten van. Steeds meer bijzondere eenheden worden bij de politiekorpsen geformeerd. Eenheden als de groep bijzondere opdrachten, de observatie- en arrestatieteams, de aanhoudingteams en ook de mobiele eenheid kunnen wij tot die formatie rekenen. In veel gevallen worden deze eenheden samengesteld uit verschillende korpsen. Een verdergaande centralisatie is het gevolg. De bijzondere eenheden worden meestal ingesteld zonder dat de parlementaire organen erbij betrokken zijn en zonder dat zij zich hebben uitgesproken. Een en ander wordt pas achteraf duidelijk aan parlement en gemeente raad. Over dit alles geen woord in het beleidsplan, behalve dan dat er tussen neus en lippen wordt opge merkt dat de ME noodzakelijk is. De bewapening van de politie wordt steeds verder opgevoerd. Naast de vuistwapens zijn er de precisiewapens, automatische wapens, traangas, honden, waterkanonnen, pantser wagens en verschillende soorten wapenstokken. Dit alles schijnt nog niet genoeg te zijn, want nog steeds worden er studies gemaakt over het invoeren van andere, nog betere wapens. Een ander wapen van de politie waartegen wij al vaak hebben gevochten, is de registratie. Grote aantallen gegevens van de bevolking worden bij de politiekorpsen geregistreerd. Door koppeling van de verschillende computersystemen is het voor de politie mogelijk razendsnel veel informatie over burgers te verkrijgen. Ook in dit beleidsplan worden ze genoemd: de herkenningsdienst, de surveillanceplan ning, het opsporingsregister en de kentekenregistratie. Als nieuwste middel is er dan ook nog de video opname bij demonstraties. Op deze wijze vervult de politie een rol bij de controle en de beheersing en onderdrukking van de eigen bevolking. De nadruk is komen te liggen op de repressieve taak. Alle prach-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 11