4 De heer Ten Brug (weth.) is inmiddels ter vergadering gekomen. Mevrouw De Jong: Ik ben het volkomen eens met de opmerkingen van de heer Van der Wal. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw J. van der Werf en de heer P.D. van der Wal en mevrouw J. de Jong wensen te worden geacht tegen de dekking van het investeringsbedrag te hebben gestemd. Punten 5 en 6 (bijlagen nrs. 404 en 402). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 7 (bijlage nr. 405). De Voorzitter: In de aanhef van de raadsbrief staat per abuis "Camstraburen-ZuidU zult wel heb ben begrepen dat dit "Camminghaburen-Zuid" moet zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 8, 9 en 10 (bijlagen nrs. 398, 415 en 414). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 11 (bijlage nr. 416). De Voorzitter: Dit punt luidt: Stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van het centrum gebied van Camminghaburen. De heer Knol: Onder de druk van de omstandigheden die zich voordoen op de lokale bouwmarkt worden we met de neus op de realiteit gedrukt. Mijn fractie kan zich dan ook wel vinden in de raads brief zoals die voor ons ligt. U stelt daarin voor om de oorspronkelijke gedachte om de ontwikkeling var het centrum van Camminghaburen via een stichtingsvorm gestalte te geven los te laten. Wat wij op dit moment wel van belang achten is een stukje openheid, een stukje duidelijkheid, te scheppen voor de bewoners die thans in Camminghaburen wonen met betrekking tot het tijdstip waarop de ontwikkeling in gang wordt gezet. Zou het college dienaangaande ook criteria kunnen geven? Men kan bijvoorbeeld uitgaan van bewoonde woningen, van in ontwikkeling genomen woningen en van gereedgekomen wonin gen. Wanneer gaan de Rabo-bank, Kats Bouwgroep NV en Eurowoningen starten met de ontwikkeling van het centrum? Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Betreffende de ontwikkeling van de commerciële voorzieningen in dit centrumgebied hadden wij erg graag gezien dat met de Overlegcommissie voor het midden- en kleinbedrijf ook tijdig overleg zou zijn gepleegd. Wij zouden het college dan ook willen vragen om hierover op korte termijn met deze overlegcommissie in contact te treden. Overigens kunnen wij wel in stemmen met de noodgedwongen afwijkingen van de oorspronkelijke voorwaarden. De heer Van der Wal: Noodgedwongen gaan wij uiteindelijk akkoord met het voor ons liggende voorstel. Wat betreft de betrokkenheid van de bewoners bij dit plan, kan ik hetgeen de heer Knol hier over namens zijn fractie heeft gezegd volledig ondersteunen. Wij betreuren het uiteindelijk toch dat de stichtingsvorm van de baan is. Een van de bedoelingen van de stichting was dat men de uitvoering, de projectontwikkeling en de financiering als drie afzonderlijke fasen zou behandelen. Als ik dan onder punt c. van het besluit lees dat een van de genoemde participanten Kats Bouwgroep NV is, dan denk ik dat daarmee ook vrijwel automatisch het aanneem- en bouwbedrijf van Kats in huis wordt gehaald. Het was altijd de bedoeling de financierings-, de projectontwikkelings- en de aanneemfase duidelijk van elkaar gescheiden te houden. Ik zou erop willen aandringen dat b. en w. bewaken dat dit ook in deze constellatie nog tot zijn recht komt, zodat wij niet voor zware financiè'le tegenvallers komen te staan op het moment dat wij in feite voor een voldongen feit worden gesteld. De heer Rijpma (weth.): De vraag van de heer Knol is, als ik het goed heb verstaan, wanneer met het bouwplan wordt gestart in verband met de relatie met het aantal bewoners. Ik heb die getallen niet in mijn hoofd. Bij de huidige voortgang van de woningbouw zou in 1986 het eerste gedeelte van het voorzieningenplan in het centrum gereed moeten zijn. Er zal dan een iets groter aantal woningen gereed jzijn dan nu in het noordelijk plangedeelte staat. Als u met dit voorstel akkoord gaat, krijgt u binnenkort de raamovereenkomst, waarin een en ander exact staat omschreven. Ik moet bekennen dat ik dus de ge tallen die de heer Knol vraagt niet exact in mijn hoofd heb. Over deze zaak worden in de Overlegcommissie voor het midden- en kleinbedrijf van tijd tot tijd mededelingen gedaan en vragen beantwoord. Voor een echt formeel overleg met de Overlegcommissie voor het midden- en kleinbedrijf is nog geen geschikt moment aangebroken, want door middel van dit voorstel wordt aan u gevraagd om via principe-uitspraken b. en w. te machtigen met de aangegeven ontwikkelaars verder in zee te gaan. U krijgt op korte termijn de overeenkomsten die in eerste instantie met deze partners gesloten kunnen worden. Wat de relatie Rabo-bank/Kats Bouwgroep NV betreft blijkt uit de laatste gesprekken dat de Rabo bank uitstekend op haar tellen weet te passen en ik acht dan ook geen sprankje gevaar aanwezig van een overruling van de Rabo-bank door Kats Bouwgroep NV, op welke wijze ook. De doelstelling die wij ons oorspronkelijk gesteld hebben, nl. zo weinig mogelijk relatie tussen bouwer en projectontwikkelaar, is hier weliswaar formeel niet meer aan de orde. De projectontwikkelaar Rabo-bank zal echter wel op haar tellen passen en wij zullen wat de hele overeenkomst betreft op onze tellen moeten passen. De heer Knol: Ik heb in eerste instantie nog vergeten te vragen hoe het zit met de noodwinkelvoor- ziening. Misschien kan de wethouder daar direct nog iets over zeggen. Wat betreft de aantallen woningen die een rol spelen bij de start van het centrum kan men een aantal uitgangspunten nemen. Ik heb echter niet zozeer gevraagd naar aantallen, maar naar uitgangs punten. Ik heb gezegd dat men kan uitgaan van bewoonde woningen, van gereedgekomen woningen en van in aanbouw zijnde woningen. Ik zou dus graag van het college horen welk uitgangspunt nu wordt gekozen. De heer Rijpma (weth.): Het uitgangspunt zal zijn: gereedgekomen woningen. Bij de collegestukken van morgen zijn stukken gevoegd terzake van het noodwinkelcentrum, dat in het eerste kwartaal van 1982 zal worden gerealiseerd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 12 (bijlage nr. 417). De Voorzitter: Dit punt luidt: Gewijzigde ontwikkeling van de tweede fase van Camminghaburen; verkoop van bouwterreinen in dit gebied aan de Stichting PGGM. De heer De Beer: Het is spijtig, maar wij vinden dit alsnog een zeer bedenkelijke ontwikkeling. Wij zien in de tweede fase het aantal gestapelde woningen stijgen van 17^% naar 40% en de gemiddelde woondichtheid van 32 naar 40 woningen per ha. Wij vrezen op deze manier het ergste voor het zoge naamde wervend karakter van Camminghaburen. Door de situatie waarin wij zitten zullen wij helaas toch noodgedwongen meegaan met het door u voorgestelde, met de aantekening dat mijn fractie tegen punt 7 van het besluit zal stemmen. De Voorzitter: Mag ik dit opvatten als een stemverklaring? (De heer De Beer: Ja.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw M.A. van Dijk-van Terwisga en de heren J. de Beer en J.R. Bijkersma wensen te worden geacht tegen punt 7 van het besluit te hebben gestemd. Punt 13 (bijlage nr. 403). De Voorzitter: Dit punt luidt:Preadvies inzake de ontwikkelingen in het gebied Camstraburen. Alvorens ik dit punt in discussie breng wil ik u attent maken op het laatste gedeelte van de laatste alinea. Ik zou willen voorstellen het zinsdeel "en hierop zonodig terug te komen nadat de gevraagde goedkeuring op het ISR-uitvoeringsplan is verleend" te schrappen. Het is namelijk zo dat het, gelet op de brief van de staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen van 3 september 1981, in het voorne- men ligt dit uitvoeringsplan te herzien en binnenkort opnieuw aan de raad voor te leggen. Hierbij is ook rekening gehouden met het nadere overleg dat wij naar aanleiding van die brief hebben gevoerd met het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 3