18 sehof, af te stoten naar het rijk. Mevrouw De Jong wil ook een congrescentrum. Er is net voor miljoe nen aan de Harmonie verbouwd, om daar een congrescentrum van de grond te krijgen. Zij doet alsof de financiële bomen nog hoger dan de hemel groeien. Helaas, dat is niet meer zo. Maar misschien dringt dat binnenkort ook tot de fractie van D'66 door. Mevrouw De Jong: Ik wil beginnen met de laatste opmerking van de heer Van der Wal. Ik heb stel lig niet gezegd dat ik realisatie van een museum of een congrescentrum zonder meer voorsta, ik heb al leen gevraagd of er niet een mogelijkheid is vestiging van dit soort zaken te bekijken. Inderdaad heb ik enkele bestemmingen genoemd om een attractief gebouw in te vullen. Vestiging van dergelijke zaken is heel moeilijk, maar daarom heb ik ook gezegd dat een en ander gesponsord zou kunnen worden door het bedrijfsleven. In ieder geval vind ik het de moeite van onderzoeken waard. Ik begrijp heel goed dat de financiële bomen zeer beslist niet meer tot in de hemel groeien, daarom heb ik u gevraagd om ten aan zien van punt II van het besluit een haalbaarheidsonderzoek te verrichten. Ik ga nu over naar hetgeen wethouder Miedema heeft geantwoord. De wethouder zegt dat er een verkeerscirculatieplan is dat een aanpassing van één 6 twee jaar vereist. Ik vraag mij dan af of het voorliggende voorstel die aanpassingstijd niet rigoreus doorkruist. Wethouder Miedema zegt verder dat Leeuwarden over een goede parkeeraccommodatie beschikt. Ik zou aan die opmerking willen toevoegen: maar niet bij de Voorstreek en omgeving. De wethouder doet voorkomen - het is al meer genoemd - dat de Voorstreek zich over parkeeraccommodatie niet bezorgd hoeft te maken, want er is immers altijd nog een mogelijkheid tot realisatie van een parkeergelegenheid aan de Amelandsstraat. In de raadsbrief wordt echter over die parkeeraccommodatie niet geschreven en ook in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is duidelijk naar voren gekomen dat wij bij de realisering van de parkeeraccommodatie daar grote vraagtekens moeten zetten. Ik vind het dan ook een merkwaardige zaak dat een en ander zo stel lig door wethouder Miedema naar voren is gebracht. Wethouder Miedema zegt ook dat bestemmingsplannen van kracht blijven. Ik zou willen zeggen dat er wel valt te manipuleren in een bepaalde richting. Ook in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is duidelijk gesproken over de mogelijkheid van een gemengde bestemming. Ik vind de uitspraak van wethouder Miedema een uitspraak die niet zo hard mag klinken. De wethouder vraagt vervolgens aan de raad om zeer beperkte vrijheid. Ik kan die beperkte vrijheid in feite niet ontdekken. Naar mijn gevoel is hetgeen wordt gevraagd in punt II van het besluit zelfs een hele ommezwaai van het beleid dat tot nu toe is gevoerd en waarop dus een groot deel van onze winkeliers hun investeringen hebben gepleegd. Ik zou zeker niet willen spreken over een beperkte vrijheid. Achteruitgang van de Voorstreek kun je nu al zien aankomen, zegt wethouder Miedema. Het is natuurlijk de vraag of men kiest voor versterking aan het Wilhelminaplein, als men de achteruitgang van de Voorstreek ziet. De logica ontgaat mij, mijnheer de voorzitter. Hoewel in de motie van PAL een winkelfunctie niet wordt uitgesloten en ik daar bepaald niet voor ben, vind ik toch dat in de gegeven omstandigheden deze motie een bepaalde garantie inbouwt die in het besluit niet is terug te vinden. Ik zal daarom deze motie ondersteunen. Over de opmerking van wethouder Miedema dat er bij sommige fracties enige moeite te bespeuren valt met betrekking tot het instemmen met het voorstel, moet ik zeggen dat daarover bij mij enorm grote moeite valt te bespeuren. Misschien heeft de wethouder dat niet zo ontdekt, maar die moeite is zelfs zo groot dat ik zonder meer tegen het tweede deel van het voorstel stem. De heer Bijkersma: Ik heb helemaal geen behoefte om op de discussie in te gaan. Mijn fractiegenote, mevrouw Van Dijk, heeft dacht ik uitstekende argumenten naar voren gebracht die niet door de wethou der zijn beantwoord, althans hij is er niet op ingegaan. Ik heb wel een vraag aan de heer Sijbesma van de CDA-fractie. In zijn beantwoording proefde ik een aarzeling. Bedoelde hij dat zijn hele fractie voor het voorstel zal stemmen? Ik zou dat graag van hem horen. (De heer Sijbesma: De hele fractie, mijnheer Bijkersma.) De Voorzitter: Voordat ik het woord geef aan wethouder Miedema zou ik nog graag van mijn kant een paar opmerkingen willen maken, alleen al om elk misverstand te voorkomen. Ik zou de raad er aan willen herinneren dat reeds een beslissing is genomen ten aanzien van de bouw van een pleinafsluitend gebouw tegelijkertijd met het besluit dat er een parkeergarage zou komen. De raad heeft toen besloten dat er een pleinafsluitend gebouw zou komen. In de calculatie voor de bouw van de parkeergarage is zelfs een groot bedrag ingecalculeerd dat tevoorschijn moest komen uit een pleinafsluitend gebouw Op dat moment is totaal niet gesproken over de invulling van hetgeen in het pleinafsluitend gebouw moest komen. Dan het punt waarover de raad in feite moet besluiten. Daarover blijkt naar mijn mening een mis 19 verstand te bestaan. Wij vragen vanavond helemaal niet aan de raad de beslissing te nemen of er een pleinafsluitend gebouw moet komen dat de functie krijgt om er winkels in te vestigen. Wij vragen alleen een uitspraak van de raad dat het gewenst is dat in die richting wordt gekoerst en het college te machti gen daartoe de nodige initiatieven te nemen. Ik kan u bij dezen de verzekering geven dat niet gebeurt wat mijnheer Van der Wal u voorspiegelt, namelijk dat de raad voor het lapje wordt gehouden. Wij gcian geen enkele binding aan; dat is ook niet het voornemen van het college. Als de raad zich hiertoe uitspreekt dan gaan wij de mogelijkheden na. Ik zou graag datgene willen bevestigen wat mevrouw Brandenburg heeft gezegd, namelijk dat wij via de daarvoor aangewezen kanalen met een voorstel in de raad komen. Daarna spreekt de raad zich uit. Namens het college verklaar ik dat de raad niet voor het lapje wordt gehouden en dat de raad volledige vrijheid heeft om ja of nee te zeggen op het moment dat hij het voorstel krijgt. Wij zullen echt geen bindingen aangaan. Als mevrouw De Jong zegt dat een en ander een ommezwaai van het beleid van het college betekent, dan meen ik uit hetgeen ik zojuist heb opgemerkt te mogen zeggen dat wij helemaal geen ommezwaai in beleid maken. Wij gaan verder in de richting waar reeds lang over is gesproken; wij werken een plan uit en komen daarmee bij de raad terug. Laat daar dus geen meningsverschil over bestaan. Ik wil graag voldoen aan het verzoek van mevrouw Van Dijk om in twee gedeelten te stemmen. Gelet op de discussies vind ik haar verzoek reëel. Ik kan u wel zeggen dat uitstel van de beslissing niet nodig is, want de raad neemt pas een beslissing wanneer hij alles in en in kent. (De heer Van der Wal: Dan kunnen wij niet meer terug.) Dat is uw interpretatie, mijnheer Van der Wal. Ik heb duidelijk na mens het college gesproken en op hetgeen ik heb gezegd kan de raad rekenen. De raad kan in de raadsbrief lezen wat daarin staat over de parkeervoorzieningen. Mevrouw Bran denburg heeft er al op gewezen - ik zou mij aan haar woorden willen houden - dat wij het onderzoek dienaangaande zullen afwachten. Op de parkeervoorzieningen wordt teruggekomen zodra over het on derzoek nadere punten bekend zijn. Mijn laatste opmerking betreft de kwestie van de grondoverdracht. Wethouder Miedema heeft, toen hij het had over overdracht van gronden, stellig niet bedoeld dat deze zullen worden verkocht. Door de raad is het besluit genomen dat overdracht van gronden in de binnenstad moet geschieden op basis van erfpacht, tenzij er gegronde redenen zijn om anders te handelen. Zijn deze redenen aanwezig, dan moeten wij hiermee naar de raad terug en beslist de raad of van overdracht in erfpacht kan worden afge weken. Het uitgangspunt is erfpacht. Die beslissing heeft de raad genomen bij de discussie over de erf pachtsnota en daar zullen wij ons zeer consequent aan houden. De heer Miedema (weth.): Het is inderdaad een terechte opmerking van enkele raadsleden dat de grond waarop het pleinafsluitend gebouw zal verrijzen in erfpacht zal worden overgedragen. Het in eer ste instantie door mij genoemde woord "grondverkoop" is een verspreking van mij. Een aantal geschillen is opgelost door interrupties. De voorzitter heeft ook enkele zaken opgelost en ik denk dat ik het vrij kort kan maken. Mevrouw Brandenburg heeft het gehad over parkeren. Over deze opmerking heeft de voorzitter het een en ander gezegd. Zij heeft ook gezegd dat er weinig verschil in opvatting is tussen PvdA en CDA over dit voorstel. Ik denk dat het CDA haar wensen iets explicieter naar voren heeft gebracht dan me vrouw Brandenburg in eerste instantie heeft gedaan, maar ik heb er goede kennis van genomen dat beide partijen het wat dat betreft volledig eens zijn. Mevrouw Brandenburg heeft ook nog gesproken over een minimum en een maximum variant. Daar is door mij niet op ingegaan. Ik heb met opzet niet over de mi nimum en maximum variant gesproken, omdat er niemand in deze zaal is die weet wat wij onder een mi nimum en maximum variant in dit voorstel verstaan. In de Overlegcommissie voor het Midden- en Klein bedrijf werd gesteld dat de minimum variant betekent: geen winkels. Dat is hetzelfde standpunt dat door mevrouw De Jong wordt ingenomen. In mijn visie betekent een minimum variant niet "geen winkels" maar wel "weinig winkels". Het lijkt mij niet zinvol, nu het niet duidelijk is wat onder minimum en maximum variant wordt verstaan, hierover te discussiëren. Ik denk dat wij de voorstellen van het colle ge ten aanzien van de invulling van het gebouw moeten afwachten; de een zal het een minimum variant noemen, de ander een maximum variant. Als dit voorstel er is kunnen wij over m2 praten en kunnen wij terzake reëel discussiëren. (De heer Van der Wal: In het rapport wordt duidelijk gezegd wat onder mini mum en maximum variant wordt verstaan. Waarom is het rapport gemaakt als er niet over cijfers gepraat mag worden?) (De Voorzitter: Wethouder Miedema gaat nu verder in op de opmerkingen van de heer Sij besma.) De heer Sijbesma heeft nog eens gesproken over de zaken die hij in eerste instantie gevraagd beeft. Ik moet toegeven dat hij in eerste instantie geen antwoord heeft gekregen op zijn vraag over het voorrangsrecht voor eigen middenstanders voor vestiging in het gebouw. Als deze vraag door de verte genwoordiger van PAL wordt uitgelegd dat het CDA de uiteinden van de banaan wil overplaatsen, dan is dat wel totaal iets anders. Ik dacht dat het CDA duidelijk gevraagd had om bij de voorbereiding, bij de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 10