21 20 uitgifte in erfpacht en de voorwaarden waaronder uitgifte zal geschieden zo mogeliik een voorkeursrecht voor Leeuwarder ondernemers in te bouwen. Ik vind dat verzoek reëel. (De heer Van der Wal: Zegt u dat hierbij toe? Want daar gaat het natuurlijk om.) (De Voorzitter: Wethouder Miedema spreekt niet namens het CDA, de wethouder spreekt namens het college.) (De heer Van der Wal: Ik zit mij de hele tijd al af te vragen namens wie wethouder Miedema spreekt.) Ik wil alleen iets zeggen over het verschil tussen hetgeen het CDA vraagt en de interpretatie die de heer Van der Wal daar aan geeft. De interpre tatie van de heer Van der Wal komt totaal niet overeen met de opmerkingen zoals die door het CDA zijn gemaakt. Ik heb er behoefte aan om de heer Van der Wal duidelijk te maken dat hij de opmerkingen van het CDA op een andere wijze interpreteert. (De heer Van der Wal: Moet de heer Miedema dat doen? Dat hoeft hij toch niet te doen? De heer Miedema zit toch als wethouder in het college? De CDA-frac- tie kan dat toch zelf zeggen?) (De Voorzitter: Het lijkt mij verstandig hier niet verder op in te gaan, mijnheer Miedema.) Ik dacht dat het een goede zaak was bij het overleg met de ondernemers van ge dachten te wisselen over de vraag welke plaats wij voor de Leeuwarder ondernemers kunnen inruimen. Mevrouw Van Dijk heeft gezegd dat de VVD-fractie niet met punt II van het besluit zal meegaan en ten aanzien van dit punt uitstel van een beslissing vraagt op grond van de economische omstandighe den. In eerste instantie heb ik gezegd dat ik het standpunt van de VVD-fractie in heel erge mate be treur. De voorzitter heeft nog eens verwoord welke beslissing er vanavond door de raad wordt genomen. (De heer Bijkersma: U heeft de argumenten niet bestreden van mevrouw Van Dijk, mijnheer Miedema. Dat is de zwakheid in uw verhaal.) Ik heb de argumenten van mevrouw Van Dijk wel bestreden, mijn heer Bijkersma. Ik heb gezegd dat er op dit moment veel wolken aan de economisch hemel zijn, maar dat dit niet mag betekenen dat men alle initiatieven stillegt. Wij moeten initiatieven blijven ontwikke len. Op het moment dat er een definitieve beslissing moet vallen over het al dan niet doorgaan van het pleinafsluitend gebouw kan de raad alsnog ja of nee zeggen. (De heer Bijkersma: Wij wensen op dit ogenblik voorlopig nee te zeggen. Dat is ons goed recht.) Het is mijn goed recht om dat standpunt te betreuren. (De Voorzitter: Laten wij daar nu niet over vechten. Het "nee" blijkt straks wel uit de stem ming.) Dan blijft er verschil van mening bestaan over de bestemming van de panden. Ik heb toch behoefte om daarop terug te komen. Er is gezegd dat er met de bestemming van de panden gemanipuleerd kan worden. Ik denk dat de op pagina 7 van de raadsbrief vermelde zinsnede .de mogelijkheden tot win kelvestiging aan deze nieuwe aanlooproutes zoveel mogelijk geweerd moeten worden." de bij de raads leden geconstateerde onrust veroorzaakt heeft. In dit kader heb ik gesteld dat de bestemmingsplannen Bonifatiuskerk/Turfmarkt en Blokhuisplein voor het achterste gedeelte van de Voorstreek duidelijk een bestemming per pand geven. Zolang er winkel vestigingen mogelijk zijn, is er op basis van een bestem mingsplan geen enkele mogelijkheid en ook geen enkele behoefte om die bestemmingen te wijzigen of te weren. Ik denk dat deze opmerking wel duidelijk is. De intentie is alleen geweest om het planolo gisch niet mogelijk te maken aan de op het bij de raadsbrief gevoegde kaartje vermelde nieuwe aan looproutes winkelvestigingen te realiseren. (De heer Van der Wal: Als de wethouder pagina 13 van de raadsbrief, punt 1, tweede gedachtenstreepje even leest.) ik ga verder met mijn beantwoording. Er is nog enig verschil van mening over de P aan de Amelandsstraat. Ik heb beweerd - die bewering houd ik staande - dat het beleid van de gemeente Leeuwarden enkele jaren geleden was dat eerst de parkeergarage onder het Wilhelminaplein moest worden gebouwd en daarna de parkeervoorzieningen aan de Amelandsstraat. Ook de parkeergarage aan het Blokhuisplein kwam toen in het zicht. Een en ander is qua bestemmingsplanprocedure op dit moment nog mogelijk. Dat inmiddels door verkopen en door wijzi gingen in grondwaarde de realisering van een parkeergarage aan de Amelandsstraat moeilijker is gewor den geef ik toe, maar een en ander is niet inherent aan het voorliggend voorstel. De PAL-fractie heeft een motie ingediend die is gesteund door mevrouw De Jong. Ik raad deze mo tie ten sterkste af omdat in de motie niet wordt gevraagd naar voorwaarden enz., maar er gevraagd wordt naar een stilstand van het beleid. Wij kunnen op dit moment niet wezenlijk onderhandelen over welke mogelijkheden er realiseerbaar zijn als de raad niet op voorhand de beslissing neemt dat hij bereid is medewerking te verlenen aan de totstandkoming van het pleinafsluitend gebouw. (De heer Van der Wal: Dan zegt u precies wat wij willen voorkomen met onze motie.) Daar sta ik hier ook voor. In de motie wordt een uitstel, een studie, een notitie gevraagd. Dat betekent een uitstel van jaren en is ten op zichte van de ontwikkeling van de Leeuwarder middenstand niet reëel. Ik adviseer daarom de raad met de meeste klem deze motie niet te aanvaarden. (De heer Van der Wal: Het is mij nu wel duidelijk waar om u deze motie met de meeste klem ontraadt.) De Voorzitter: Wij kunnen de discussies sluiten dacht ik; die hebben wij nu genoeg gehad. Wij moeten nog stemmen over de motie. Ik neem tenminste aan dat mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal de motie niet intrekken. (De heer Van der Wal: Nee.) De motie van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf wordt verworpen met 30 tegen 3 stem men. De Voorzitter: Dan breng ik nu de punten I en II van het besluit afzonderlijk in stemming. Punt I van het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 31 tegen 2 stemmen. Punt II van het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 26 tegen 7 stemmen, met inachtneming van de door het college gedane toezeggingen. Punt 19 (bijlage nr. 452). De Voorzitter: Dit punt luidt: Vaststellen Verordening reinigingsheffingen. Voor ik dit punt in discussie geef, moet ik u mededelen dat er een onjuistheid staat in artikel 7 van het besluit. In artikel 7, lid 1, moeten de woorden "door middel van de automatische giro- of bankaf- schrijving" vervallen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel van b. en w. Punt 20 (bijlage nr. 453) De Voorzitter: Dit punt luidt: Verhoging van de veemarktrechten, de haven- en opslaggelden en de beursrechten per 1 januari 1982. Ook in dit raadsbesluit zit helaas een foutje. Op blz. 2 van het raadsbesluit ter vaststelling van de Verordening tot wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van haven- en opslaggeld (10e wijziging) staat onder E, sub a, ..gedurende de periode 1 juni tot en met 31 augustus...". Dit moet zijn gedurende de periode 16 mei tot en met 15 september. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel van b. en w. Punt 21 (bij lage nr. 451 De Voorzitter: Dit punt luidt: Wijzigen Precarioverordening 1978. De heer Heere: Ik wil een stemverklaring geven omdat mijn fractie op dit punt niet dezelfde mening is toegedaan. De overgrote meerderheid van de fractie kan akkoord gaan met het voorstel zoals dat voor ons ligt. Een minderheid kan, om verschillende redenen, niet akkoord gaan met de uitbreiding van de vrijstellingsbepaling dan wel met de gehele vrijstellingsbepaling. Namens de minderheid van de fractie zal de heer Visser het woord voeren. De heer Visser: U heeft al gehoord dat de meningen in de fractie over dit voorstel verdeeld zijn. De bezwaren die tegen het voorstel zijn gerezen liggen op het vlak van het vrijstellingsbeleid. Wanneer ik de raadsbrief doorneem, dan stuit ik namelijk op het voornemen om ook de NV Stadsherstel Leeuwarden te betrekken in het vrijstellingsbeleid. Op zich heb ik helemaal niets tegen de activiteiten van de NV Stadsherstel Leeuwarden. Daar mag ook geen onzekerheid over bestaan. Ik ben van mening dat het be trekken van de NV Stadsherstel Leeuwarden in deze vrijstelling het vrijstellingsbeleid ondoorzichtig maakt. Met het verlenen van vrijstellingen moet men heel voorzichtig zijn. Ik wil daarmee niet zeggen dat het college onvoorzichtig is geweest. Wel ben ik van mening dat een en ander de duidelijkheid naar buiten niet ten goede komt. Dat is eigenlijk het hoofdargument van mijn bezwaar. Een enigszins bijko mend argument van mijn bezwaar is het standpunt dat de wethouder van Financiën inneemt in het kader van het financiële beleid dat nu en in de toekomst gevoerd moet worden. Ik ben van mening dat de ac tiviteiten van de NV Stadsherstel Leeuwarden eigenlijk het doel van de vrijstelling voorbij schieten. Er kunnen namelijk activiteiten ontwikkeld worden die buiten de werkingssfeer van de toegelaten instellin gen op grond van hoofdstuk vijf van de Woningwet vallen. Daarom ben ik van mening dat het beter zou zijn de hele vrijstellingsbepaling in te trekken. Ik heb daartoe de volgende motie gemaakt die als volgt luidt:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 11