10 dingsmiddelenbranche steeg van 124 in 1950 tot 380 in 1980. Daaronder hebben zowel de kleine mid denstanders in de dorpen als de middenstanders in de grote steden, waaronder Leeuwarden, te lijden. Middelgrote plaatsen als bijvoorbeeld Sneek en Heerenveen hebben daarentegen kunnen profiteren van deze ontwikkeling en zijn met hun kleine, gemakkelijk bereikbare stadscentra in het ontstane gat ge sprongen. De middelgrote plaatsen hebben zich aldus kunnen ontwikkelen van ondergeschikte distribu tiecentra tot complementaire centra die een flink stuk van het potentiële klantenbereik van Leeuwarden aan zich hebben kunnen binden. Dit proces is nog versterkt door de uitgestrektheid van onze provincie, het minder frequent rijdende openbaar vervoer en de niet middelpuntige ligging van Leeuwarden. Ook binnen de bebouwde kom van Leeuwarden heeft deze ontwikkeling haar neerslag gehad. Leeu warden heeft door een eenzijdig woningbouwbeleid haar bevolking niet of nauwelijks kunnen vasthou den. Velen, meestal niet de minst koopkrachtigen, verdwenen uit de stad naar de omliggende dorpen. Er is echter meer aan de hand. Binnen de stad tekende zich een duidelijke schaalvergroting af in de richting van markthalachtige winkels. De vestiging van de Nieuwe Weme toont aan dat gemeentelijke voorbereidingsbesluiten en bestemmingsplannen qua ruimte en tijd bij voortduring achter dit soort van ongewenste ontwikkelingen aan blijven hobbelen. Ook wijkwinkelcentra hebben een deel van de taken van het hoofdwinkelcentrum, waarbij ik denk aan de verkoop van duurzame goederen, overgenomen. Dat is niet verwonderlijk omdat meer dan de helft van de Leeuwarder bevolking buiten de rondweg woont. Zelfs met het oog op de geschetste ruimtelijke economische tendensen, die zich ten dele buiten de gemeente of de gemeentelijke bevoegdheden afspeelden, kan ik niet verhelen dat er ten aanzien van het ruimtelijk beleid in onze gemeente sprake is geweest van achter de feiten aanhollen. Waarom maak ik deze opmerking? Het hiervoor ons liggende en door b. en w. te entameren totaalbeleid met betrekking tot de opvijzeling en herstructurering van het Leeuwarder hoofdwinkelapparaat, kan niet los worden ge zien van een slagvaardig ruimtelijk beleid voor de stad in haar geheel. Men kan de binnenstad als ont moetingscentrum niet boven in het vaandel schrijven, terwijl in het noordoosten van diezelfde binnen stad de middenstand volledig aan haar lot wordt overgelaten. Het voorgestelde winkelwalhalla aan het Wilhelminaplein - al hoe wenselijk zo'n pleinafsluitend gebouw uit stedebouwkundig opzicht ook moge zijn - betekent voor de winkeliers langs de Voorstreek en omgeving de doodsteek. De beoogde functie van het pleinafsluitend gebouw wijzen wij dan ook af, daar deze rechtstreeks verbonden is met de ge leidelijke afbouw van de winkelfunctie van de Voorstreek en omgeving en dus van de banaan. Zo'n 100 zaken, die over grofweg 20% van de verkoopvloeroppervlakte van de binnenstad beschikken, dreigen hier de nek te worden omgedraaid. Het meest fnuikend vinden wij het feit dat de betrokkenen niet tijdig zijn ingelicht en dat eerder vastgestelde plandoelen en afspraken in één klap van tafel worden geveegd. De hoogwaardige winkelvoorzieningen aan het Wilhelminaplein - nogmaals al hoe wenselijk uit stede bouwkundig oogpunt een pleinafsluitend gebouw ook is - vormen een grote bedreiging voor een groot deel van onze middenstanders. Volgens mij is de verkoopprijs per m2 voor eventuele Voorstreekgegadig- den onhaalbaar. Dan rijst ook nog de vraag of deze gegadigden wel hoogwaardig genoeg zijn om zich in het winkelwalhalla te mogen vestigen. Of denkt het college met zijn beperkte financiële armslag de middenstanders die eventueel noodgedwongen een plaats zoeken in het pleinafsluitend gebouw de hel pende hand te bieden? Dat is toch een min of meer morele verplichting bij een dergelijke, plotselinge ommezwaai van beleid. Verder wil ik er nog op wijzen dat een grootschalig pleingebouw met hoogwaardige winkelvoorzie ningen in de nabijheid van openbaar vervoerknooppunten berust op inmiddels achterhaalde planologische concepties. Als voorbeelden noem ik de winkelcentra Hoog Catharijne en Babylon, die zijn gebouw in steden met een groter en verkoopkrachtiger klantenbereik. Daar komt nog bij dat de afbouw van de win kelstand in de noordoostelijke banaan een functionele herbestemming vereist in dit kwetsbare stukje bin nenstad. Door de beperkte financiële marges leidt de afbouw van de winkelstand in de noordoostelijke banaan vrijwel zeker tot een verpaupering van dit deel van de binnenstad. De winkelbanaan in haar huidige vorm is immers een van de factoren die onze binnenstad in haar geheel aantrekkelijk houdt. Weinig steden zijn in één grote aaneengesloten route van west naar oost en van zuid naar noord zo dooraderd met winkels als Leeuwarden. Het aantrekkelijker maken van het zuidelijk winkelgebied be gint overigens met het aantrekkelijk maken van het Wilhelminaplein zelf. Het pleinafsluitend gebouw zien wij als een plaats van andere functies en activiteiten dan ook wel degelijk zitten. Te denken valt hierbij aan cultureel-recreatieve bestemmingen op commerciële basis. Een centrum bijvoorbeeld voor hetzij Friese cultuur gesponsord door het bedrijfsleven eventueel in combinatie met een stedelijk museum of een restaurant hetzij als congrescentrum. Op velerlei wijze is het mogelijk het pleinafsluitend gebouw een functie te geven die kan dienen ter versterking van de positie van Leeuwarden als belangrijkste verzorgingscentrum van Friesland, zon der dat daarbij elders in de binnenstad de detailhandelfunctie wordt ondergraven. Wij stellen daarom het college het volgende voor: voortzetting van de periodieke distributie-planologische onderzoekrap- portages, afzien van de beoogde winkelfuncties in het te bouwen pleinafsluitend gebouw, het laten uit voeren van een haalbaarheidsonderzoek naar mogelijke alternatieve bestemmingen voor zo'n gebouw, actief blijven vasthouden aan de winkelfunctie van de banaan en het nemen van terzake vereiste maat regelen met betrekking tot een halt toeroepen aan de achteruitgang van het winkelapparaat in het ge bied Voorstreek en omgeving, waarbij de nadruk dient te liggen op het verbeteren van de ontsluiting doormiddel van adequate parkeergelegenheid in dit gebied. (Applaus op de publieke tribune) De Voorzitter: Is er nog iemand die het woord wil voeren en naar applaus verlangt? Dan komt nu de wethouder aan het woord, die geen applaus krijgt. (Gelach) De heer Miedema (weth.): Nee, dat denk ik ook niet, mijnheer de voorzitter. Er is van verschillende kanten duidelijk waardering uitgesproken voor het rapport. Ik ben het vol komen met de spreeksters en sprekers eens dat wij vanavond een goede zaak behandelen. Het is de laat ste jaren in deze raad herhaaldelijk voorgekomen dat bij verschillende discussies behoefte was aan re sultaten van het distributie-planologisch onderzoek om verantwoord beslissingen te kunnen nemen. Het rapport over het uitgevoerde distributie-planologisch onderzoek is inmiddels verschenen. Het rapport is besproken met het bedrijfsleven en is aan de orde geweest in de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf. Vanavond moeten wij als raad proberen deze zaak af te ronden. Waar gaat het vanavond om? Het verontrust ons dat de omzet van de Leeuwarder middenstand gaat dalen, ondanks goede initia tieven en een goed ondernemersschap. Steeds minder mensen bezoeken Leeuwarden en er ontstaat een neiging dat het in andere steden prettiger winkelt dan in Leeuwarden. Die ongerustheid leeft al een tijd binnen het gemeentebestuur en wordt nog eens benadrukt door het distributie-planologisch onderzoek. Er zijn een aantal motieven aan te voeren voor genoemde tendensen, ledereen in deze zaal weet dat een paar aar geleden in Leeuwarden met een nieuw verkeerscirculatieplan van start is gegaan. Met nadruk wil ik zeggen dat het een goed plan is en in een goede ontwikkeling is. Wij wisten echter vanaf het be gin dat het verkeerscirculatieplan en de nieuwe parkeergarage een aanpassing zouden vragen van een paar jaar. Als dan die ontwikkeling en aanpassing samenvallen in een tijd van neergaande economie, dan laat het zich raden dat er vanuit de kring van ondernemers deugdelijk cijfermateriaal en rapporten komen over een dalende omzet per m2 winkelvloeroppervlakte. Ik heb er geen enkele behoefte aan om het cijfermateriaal aan te vechten. Het lijkt erop dat voor de Leeuwarder middenstand moeilijke tijden aanbreken. Enkele decennia geleden was een groot deel van de inwoners van Friesland nog aangewezen op Leeuwarden als koopcentrum. Door de toenemende mobiliteit van de mensen en door uitbreiding van het wegennet wordt dat steeds minder het geval. Ik zeg echter met grote stelligheid dat wij een bijzon der waardevol en gezellig winkelcentrum hebben. Wij zullen de moeilijke jaren die wij hebben moeten doorstaan vanwege de aanleg van dieprioleringen, het nieuwe verkeerscirculatieplan, enz. binnen enke le jaren weer te boven zijn. Ik ga nu over tot een enkele opmerking over de raadsbrief, waarbij het mij is opgevallen dat pagina 7 van deze brief een schijnbaar moeilijke passage bevat over aanlooproutes en wat dies meer zij. Alle spreeksters en sprekers hebben geïnformeerd wat hiervan de bedoeling is. Een aantal van hen heeft ook de problematiek aangehaald met betrekking tot de parkeergarage, de parkeermogelijkheden en de uit breiding daarvan ten gunste van de Voorstreek. Het lijkt mij goed een en ander te verduidelijken. On afhankelijk van wat uit het distributie-planologisch onderzoek naar voren komt, zijn en blijven de be stemmingsplannen, zoals die er momenteel liggen en zijn vastgesteld, van kracht. In het bestemmings plan Bonifatiuskerk/Turfmarkt is duidelijk aangegeven welke panden de bestemming "winkel" hebben. Deze panden mogen dan ook, op een enkele uitzondering na, voor geen ander doel worden gebruikt. In het bestemmingsplan Bonifatiuskerk/Turfmarkt is de P van Parkeren aan de Amelandsstraat gehandhaafd. Ik dacht dat de raadsbrief op dit punt duidelijk was, maar die schijnt voor tweeërlei uitleg vatbaar te zijn. oorzover het niet duidelijk is kunt u de nieuwe aanlooproutes op het bij de raadsbrief gevoegde kaartje vinden. (De heer De Jong: Ik dacht dat het bestemmingsplan Bonifatiuskerk/Turfmarkt nog niet was vastgesteld.) Het bestemmingsplan Bonifatiuskerk/Turfmarkt is al in de Commissie voor de Ruimtelij ke Ordening geweest en daarin is duidelijk de wens uitgesproken om de parkeergelegenheid aan de Amelandsstraat te handhaven. U hebt zelf de discussies meegemaakt, mijnheer De Jong, over het sta dium waarin wij duidelijk elk pand zijn eigen bestemming hebben gegeven. Ik ben daarom eigenlijk een beetje verbaasd over uw reactie. (De heer De Jong: Ik had het over het vaststellen van het bestemmings plan. ik vroeg of het bestemmingsplan al was vastgesteld.) De nieuwe korte aanlooproutes naar de binnenstad zijn het Zuiderplein, de Stationsweg en via de noordkant de VrouwenpoortsbrugVolgens het rapport en de raadsbrief is het niet de bedoeling om aan die aanlooproutes winkelvestigingen toe te staan op plaatsen waarvoor op dit moment de bestemmingen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 6