16
dening is ook gesproken over hetgeen op pagina 13 van de raadsbrief onder punt 1tweede gedachten-
streepje, staat. Hier staat namelijk dat ten aanzien van de bestaande en nieuw te creëren aanlooproutes
in de bestemmingsplannen de mogelijkheid van gemengde bestemming moet worden opgenomen. Op het
bij de raadsbrief gevoegde kaartje zie ik de Voorstreek en Tuinen als aanlooproutes aangegeven. Of de
ze aanlooproutes al of niet nieuw zijn wil ik van af zijn.
Gemengde bestemming is heel iets anders dan de in de bestemmingsplannen genoemde winkelbe
stemming. Bovendien is ongeveer een jaar geleden keihard vastgehouden aan de bestemming winkels
voor het pand hoek Amelandsstraat/Voorstreek. Het gevolg is dat in genoemd pand weer een winkel is
gevestigd. In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is gesteld dat wij in de nieuwe situatie de mo
gelijkheid van gemengde bestemming moeten inbouwen. Is er inderdaad een mogelijkheid tot functiever- j
andering van de panden? Helaas is wethouder Rijpma, die de vergadering van de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening ook heeft bijgewoond, vanavond niet aanwezig. In deze vergadering zijn de be
stemmingsplanveranderingen namelijk opgevat zoals eerder genoemd. Wat wethouder Miedema vanavond
beweert staat haaks op deze opvatting. Als ik de inhoud van de raadsbrief lees, het kaartje en het plan
dat daaraan te grondslag ligt zie, is er naar mijn interpretatie wel degelijk grote reden tot ongerustheid
voor de ondernemers op de Voorstreek en de Tuinen en omgeving.
Wethouder Miedema komt ook nog met het keihard vasthouden aan de parkeergelegenheid Ame
landsstraat. Zelfs wethouder Rijpma zal moeten toegeven dat de enige reden dat er een "P" op die
plaats in het bestemmingsplan staat is - wethouder Geerts zal dit kunnen beamen - dat de gemeente een
vinger in de pap wil houden. Geen ander kan op die plaats een bestemming als parkeergelegenheid rea
liseren, nog afgezien van het feit dat op genoemd gebied enorme hoge boekwaarden rusten. Alleen
daarom al is een parkeergelegenheid aan de Amelandsstraat onmogelijk. Als wethouder Miedema namens
het college zijn standpunt ten aanzien van de parkeergelegenheid Amelandsstraat volhoudt, kan er al
leen maar sprake zijn van een zoethouder voor de raad en zal de parkeergelegenheid nooit tot uitvoe
ring komen. (Applaus op de publieke tribune) (De Voorzitter: Een beetje matigen alstublieft, anders
moet ik u vragen weg te gaan.)
Dan over mijn ingediende motie. Wethouder Miedema stelt dat het college een beperkte vrijheid
vraagt. B. en w. gaan hetgeen ik in mijn motie heb genoemd invullen en komen met een voorstel te zake
in de raad op het moment dat er ook een voorstel is voor grondverkoop. Ik houd het erop dat het woord
grondverkoop een verspreking is van wethouder Miedema, want het onlangs door de gemeente vastge
stelde beleid is dat gronden in de binnenstad op basis van erfpacht worden overgedragen. Slechts bij ho
ge uitzondering worden gronden in de binnenstad verkocht, een uitzondering waar wij tegen waren.
Maar het uitgangspunt blijft erfpacht. Het verbaast mij eigenlijk dat wethouder Miedema nu als eerste
grondverkoop op die plaats in de mond neemt. Mijn vertrouwen versterkt zijn uitspraak in ieder geval
niet. Bovendien heeft de raad slechte ervaringen met het betrekken van projectontwikkelaars en finan
ciers bij de planontwikkeling, voordat de raad zelf heel duidelijk weet wat hem voor ogen staat. On
danks het feit dat mevrouw Brandenburg met haar fractie en de hele raad er bij zit gaat het grondig mis:
zie St. Jacobsstraat. De planontwikkeling in de St. Jacobsstraat is beter ingekleed dan nu door b. en w.
wordt voorgesteld. Het gevolg is braakliggend terrein, al jaren renteverliezen die almaar oplopen en
een gemeente die een zeer slechte beurt maakt. Er worden dan wel met fanfare openingen gepleegd,
maar nu blijkt de hele zaak weer in een impasse te zitten, ondanks dat mevrouw Brandenburg en anderen
er bij zitten. Kortom, geen enkele garantie als een en ander niet degelijk van te voren wordt inge
bouwd. Ik ben het er niet mee eens dat wethouder Miedema het nemen van initiatieven als een beperkte
vrijheid voor b. en w. opvat. Die beperking zie ik niet. Het enige wat in het besluit staat is te komen
tot een gebouw voor met name winkelfuncties. Dat "met name" is opgenomen na de bespreking in de
Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Voor dit gesprek stond er alleen winkelfuncties. De winkel
functie sec willen wij niet. Ook niet of er wel of niet "met name" in het besluit is opgenomen. Wij
willen een algemeen attractiepunt voor de binnenstad. Dat betekent niet dat bij voorbaat de winkel
functie in het attractiepunt hoofdzaak is. Een en ander is ook de strekking van de ingediende motie.
Wij moeten er nog over praten in hoeverre er winkels komen in het pleinafsluitend gebouw. Ik zie ech
ter een dergelijk gebouw ook niet helemaal zonder winkels verschijnen. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma:
Daarover verschillen wij toch eigenlijk helemaal niet van mening?) (De heer Heere: Alleen de presen
tatie is wat anders.) Ik heb al eens vaker gezegd dat, als de raad voor het lapje gehouden wil worden,
dat ook gebeurt. Op deze manier gaan wij exact die kant uit. Mevrouw Brandenburg zegt aan de motie
geen behoefte te hebben, omdat hetgeen in de motie staat ook al in de raadsbrief wordt gezegd. Ik be
strijd haar opmerking te enen male, zeker nu wethouder Miedema heeft gezegd dat alles in de raad
komt. In feite is een en ander echter al in kannen en kruiken. Als namelijk de grondverkoop/erfpacht
aan de orde is zijn wij veel te laat, zie naar St. Jacobsstraat. (De heer Ten Brug (weth.): Nu vertrouw
ik het ook niet meer.) Als u mij op een detail wil pakken, mijnheer Ten Brug, ik herhaal hetgeen wet
houder Miedema zei. Hij had het over grondverkoop. Op dit moment maakt het niet veel uit of de grond
wordt verkocht of in erfpacht wordt overgedragen. Ik kan u wel weer verwijzen naar de St. Jacobsstraat
wat u dan overkomt. Als u weer in een dergelijke situatie terecht wil komen, kan ik u niet tegenhou
den. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wacht even op het college in tweede instantie.)
Ik merk dat de raad mijn verhaal wat lang begint te vinden. Ik weet dat met name de CDA-fractie
altijd uitblinkt in kortheid en in nietszeggendheid; deze laatste opmerking neem ik voor mijn rekening.
Die fout wil ik niet begaan. Wij willen het ene niet doen, namelijk het laten afsterven van Voorstreek
en omgeving, en het andere niet laten, namelijk een attractiepunt. De binnenstad heeft in zeker op
zichtwei behoefte aan een attractiepunt. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Volkomen mee eens.) Een
attractiepunt is heel iets anders dan de te creëren 4.000 m2 winkelruimte waarover intern wordt gespro
ken. Die winkelruimte kan niet worden gecreëerd, want - dat blijkt ook uit het rapport - een en ander
zou erg nadelige gevolgen hebben voor de Voorstreek en omgeving.
Ik stap nu over naar het overbrengen van de grootschalige volumineuze goederensector naar de in
dustrieterreinen. In dit verband gaat het er niet om of wij ons moeten spiegelen aan het buitenland. Het
betekent niet dat wij op dezelfde lijn moeten gaan zitten als het buitenland en de grootschalige goede
rensector ook moeten overbrengen naar terreinen buiten het centrum. Ik wil een naar mijn oordeel ty
pisch liberale zinsnede citeren die op blz. 12 van de raadsbrief staat, namelijk: "Er is hier sprake van
een dynamisch proces, waarbij sturing van overheidswege niet noodzakelijk is." Principieel zijn wij het
met deze opmerking niet eens. Wij vinden dat sturing in het proces wel degelijk noodzakelijk is en in
het verleden ook is toegepast. Dat met name de socialistische wethouders hiervan zo gemakkelijk af
stappen, betekent nog niet dat wij akkoord gaan. Wij willen namelijk wel bepalen wat gewenst c.q. on
gewenst is. (De heer Ten Brug (weth.): Wat stuur je dan met betrekking tot de banaan?) Ik heb het nu
over het overbrengen van de grootschalige volumineuze goederensector naar de industrieterreinen. (De
heer Ten Brug (weth.): Ik had gedacht dat u juist zo goed op één lijn met de VVD zat vanavond, maar
ja, ik kan mis zijn.) Ik kan mij voorstellen dat wethouder Ten Brug in de war raakt, nu traditionele
stellingen worden doorbroken. Ik kan hem alleen maar adviseren om beter te luisteren in plaats van
steeds te interrumperen. Wethouder Miedema heeft gezegd dat er nu geen ruimte in de bestemmings
plannen is om de grootschalige bedrijven naar de industriegebieden over te brengen. Dat is niet waar.
Er zit wel degelijk een vrijstellingsbevoegdheid van b. en w. in die bestemmingsplannen. Hoe kunnen
anders de Gamma-markt, Zwettemeubelen, enz. op die industrieterreinen terecht gekomen zijn? Aan de
vestiging van die bedrijven op de industrieterreinen liggen overwegingen en procedures ten grondslag.
Uiteindelijk zijn deze bedrijven tot het industrieterrein toegelaten. Achteraf kan men hier voor of tegen
zijn, vestiging van grootschalige bedrijven op industrieterreinen blijkt dus wel mogelijk. B. en w. stellen
in feite voor de mogelijkheden van vestiging op industrieterreinen nog veel meer te verruimen. De raad
mag hierbij nog eens worden betrokken om ad hoe een besluit dienaangaande te nemen. Waar het hier
om gaat is dat wij naar aanleiding van het rapport een beleid maken. Het gaat niet aan om te zeggen
dat wij straks als raad bij iedere beslissing apart worden betrokken, dat zal sowieso wel gebeuren. Het
gaat er nu om dat er een beleid wordt gemaakt. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Als je voor dit voor
stel kiest maak je toch ook beleid. Wij laten bedrijven toch liever niet naar Leeuwarderadeel, Menal-
dumadeel of Tietjerksteradeel vertrekken.) Ik vind ook dat de gemeente zich daarin sterk moet maken
naar de provincie via streekplanprocedures en dergelijke. Iets dergelijks is ook met de weide-winkels
zoals de MIRO gebeurd. Daar zijn ook provinciale maatregelen op gevolgd om die ontwikkelingen te
voorkomen. Ook de gemeente Leeuwarden kan zich sterk maken dat zij op dit gebied niet beconcurreerd
wordt door omliggende gemeenten. Helaas valt dat buiten onze macht en moeten wij naar de provincie
toe. Een en ander gebeurt met legio dingen. Ook wij moeten het niet laten naar de provincie te gaan
en het zeker niet op ad hoe beslissingen aan laten komen, want daar zitten wij hier niet voor.
De heer Sijbesma heeft namens de CDA-fractie gezegd dat de fractie een garantie wil hebben dat
er geen winkels verdwijnen. Ik heb niet gehoord dat de CDA-fractie die garantie gekregen heeft. Uit
de raadsbrief en uit de discussie binnen de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening maak ik op dat er
wel degelijk sprake kan zijn van het verdwijnen van winkels. De heer Sijbesma vraagt voor winkeliers
die weggesaneerd worden - een woord overigens dat ik ook uit de notulen gehaald heb - een voorrangs-
recht voor vestiging in het pleinafsluitend gebouw. De winkeliers zien dat zelf naar ik heb begrepen al
helemaal niet zitten. De bedoeling is dat er in het pleinafsluitend gebouw nieuwe zaken, "high rating"
heet dat in rapporttaai, komen. Ik begrijp dan niet helemaal wat de heer Sijbesma wil met een voor-
rangsrecht voor Voorstreekwinkeliers. Daar zie ik ook niets in, maar dat zal wel het bekende kluitje-
in-het-riet zijn om hier ook een verhaal te houden.
Het standpunt van de D'66-fractie houdt in dat zij een attractief gebouw wil zonder enige winkel
functie. In alle redelijkheid vind ik dat standpunt irreëel. Mevrouw De Jong vult een en ander dan in
roet een stadsmuseum. Op dit moment doen wij ons uiterste best om ons enige stadsmuseum, het Princes-