32 dat de raad in de loop van het volgende jaar nadere berichten over de ontwikkeling van de bespre kingen zal horen. (Mevrouw Otsen: Ik wil u vragen of de raad in een vroeg stadium hierin kan wor den betrokken. Niet in een zodanig stadium dat alles al in kannen en kruiken is, maar op een tijd stip waarop er bij wijze van spreken een principe-beslissing van de raad kan worden gevraagd waar in de raad nog duidelijk kan meespreken over de haken en ogen die aan een eventuele overname vast zitten. Kunt u deze toezegging doen?) Ik wil u wel toezeggen dat de Commissie voor het Gemeente lijk Electriciteitsbedrijf volledig op de hoogte zal worden gehouden van de besprekingen en ik zeg u ook toe - men mag mij daar ook aan herinneren - dat tijdens de besprekingen met de provincie nog overleg kan worden gepleegd met de commissie over de vraag wanneer en op welke manier de raad, eventueel tussentijds, moet worden geïnformeerd. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Op grond van welke ideeën of van welke uitspraken of princi pes bent u aan het overleg begonnen? De heer Miedema (weth.): De reden die hieraan ten grondslag ligt is een teruggang in de win sten van het GEB. Wij zijn niet meer in staat de ramingen, die wij enkele jaren geleden in de meer jarenramingen hebben gepubliceerd, te realiseren en dan spreek ik niet over kleine verschillen maar over verschillen in de orde van grootte van enkele tonnen. De reden voor de teruggang in winst is de door de provincie gevolgde, uiteraard volkomen legale, prijspolitiek. Willen wij aan ons standpunt vasthouden dat de verbruikersprijzen van GEB en PEB synchroon moeten lopen, dan zal het voor ons op langere termijn zeer moeilijk worden het GEB renderend te laten blijven draaien. Gezien deze situatie en gezien ook de landelijke richtlijnen in het kader van het Coconut hebben wij gemeend de totale problematiek, zijnde de positie van het GEB, het door het PEB gevolgde prijsbeleid en de gevolgen die dat heeft voor de gemeente Leeuwarden, eens met gedeputeerde staten door te moeten spreken. Door dit gesprek zijn wij tot de overtuiging gekomen dat het vermoedelijk verstandig is nu de besprekingen te openen om te komen tot een eventuele overname van het GEB door de provincie. B. Energie(besparing). Mevrouw Otsen: In het antwoord op vraag 225 over de activiteiten van de energiebesparingscom missie wordt gezegd dat een aantal projecten reeds is gerealiseerd. Ik heb echter de indruk dat er daarnaast toch nog een flink aantal projecten ligt in de sfeer van onderzoek. De raad heeft in no vember 1979 al kredieten verstrekt voor energiebesparende projecten en naar mijn idee duurt het nogal wat lang voordat bijvoorbeeld de realisering van energiebesparing voor overdekte zwembaden, sporthallen en dergelijke tot uitvoering komt. Ik zou willen vragen wanneer concreet tot uitvoering wordt overgegaan. Worden op korte termijn al enkele projecten aangepakt? Verder zou ik iets willen vragen over het onderzoek naar energiebesparing bij scholen en ge meentelijke gebouwen. Ik heb de ter inzage liggende lijsten gezien en gemerkt dat er nogal wat on derzoeken moeten plaatsvinden. Als uit de onderzoeken energiebesparende maatregelen voortvloeien, worden dan eerst de scholen of eerst de gemeentelijke gebouwen aangepakt? Of is nog niet te zeg gen hoe de prioriteit uit zal vallen? De heer De Beer: In punt 229 wordt gevraagd naar de mogelijkheid het zwembad Kalverdijkje aan te sluiten op het stadsverwarmingssysteem. Is het op dit moment wel zinvol deze mogelijkheid te onderzoeken? Ik heb namelijk begrepen dat de gemeenschappelijke regeling met betrekking tot de afvalverwerking nogal grote invloed zal hebben op het functioneren van de stadsverwarming. !n hoeverre geeft deze regeling problemen met de stadsverwarming? Ik denk dan niet alleen aan de afvalverwerking maar ook aan de tariefstelling in dezen. Mevrouw Wieiinga—Graansma:lik heb in het kader van de ruimtelijke ordening gevraagd naar het standpunt van het college ten opzichte van het plaatsen van windmolens in de gemeente Leeu warden. Het college heeft hierop in principe positief willen reageren onder voorbehoud dat het wel stands- en geluidshinderaspect geen roet in het eten zouden gooien. In verband hiermee werd afge sproken dat ik op dit onderwerp terug zou komen bij de behandeling van het hoofdstuk Energiebespa ring. Omdat het in Friesland eigenlijk altijd waait, zou deze provincie uitermate geschikt zijn voor het benutten van windenergie. Ook in het ontwerp-bestemmingsplan Wiardaburen wordt erop gewe zen dat bij de huidige energieprijzen de bijdrage van de windenergie aan het totale binnenlandse verbruik al 0,8% zou kunnen zijn. Wij hebben in Leeuwarden een heleboel hoge gebouwen, vooral 33 langs de rondweg. Deze gebouwen zouden misschien wel voor het plaatsen van windmolens kunnen worden gebruikt. Er is bij de windmolens een nieuwe ontwikkeling gaande. Men heeft molens ont wikkeld met een soort windschoepenrad of windrotor, die niet in de richting van de wind behoeven te worden gedraaid. Deze typen zouden uitermate geschikt zijn voor plaatsing op die hoge gebouwen in Leeuwarden. Ik zou daarom de coördinatiecommissie voor de energiebesparing willen vragen eens te bekijken of deze mogelijkheid inderdaad in Leeuwarden realiseerbaar is. Ik heb vernomen dat het plaatsen van deze molens bouwtechnisch niet zoveel bezwaren zou opleveren, alleen de geluidsiso latie zou moeten worden bekeken en de kosten/baten zouden moeten worden geanalyseerd. Eveneens zou kunnen worden bekeken of het plaatsen van een windmolen een experiment is, waarvoor subsidie zou kunnen worden aangevraagd. Wanneer deze vorm van energie zou kunnen worden benut, zou men drie vliegen in een klap slaan. Ten eerste op den duur een lagere energierekening voor de gemeente, ten tweede de bevordering van de werkgelegenheid en ten derde is het een milieuvriendelijke vorm van energiebesparing. De heer Miedema (weth.): Mevrouw Otsen opent de rij van vragenstellers en wil, terecht, graag weten wanneer de raad iets mag horen van de coördinatiecommissie voor de energiebesparing. Enkele jaren terug hebben wij uit begrotingsoverschotten al eens een keer een half miljoen aan het energie besparingsfonds toegevoegd. Later is er, voor zover ik weet, nog eens een half miljoen aan toege voegd en er is nog weinig gebeurd. Ik zeg dit in alle openhartigheid. Enkele weken geleden is de raad echter een energiebesparingsvoorstel voorgelegd voor het gebouw van de Sociale Dienst. In ok tober van dit jaar is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden van energiebesparing bij alle ge meentelijke gebouwen. Het onderzoek naar energiebesparing bij de straatverlichting is naar mijn mening afgerond. Een voorstel hiertoe kan hopelijk heel in het begin van het volgende jaar in de raad aan de orde komen. Verder zijn wij bezig met de zwembaden. Twee mogelijkheden voor afdek- I king van zwembaden zijn onderzocht, de kostenramingen zijn binnen en wij streven ernaar ook deze projecten zo mogelijk volgend voorjaar te realiseren. Tussendoor spelen dan nog de wijzigingen in subsidiemogelijkheden en de huidige kostenverhoudingenHet aanbrengen van thermopane beglazing is in de kostenverhoudingen van vandaag de dag niet meer renderend. Men zou kunnen stellen dat op basis van energiebesparing thermopane beglazing aangebracht zou moeten worden. Ik ben echter van mening dat het momenteel verstandiger is te trachten zoveel mogelijk te bereiken met de middelen die wij hebben vrijgemaakt voor energiebesparing en dan zal het misschien noodzakelijk zijn thermopane beglazing in eerste instantie grotendeels achterwege te laten. Uiteraard hangt dit van de omstandig- heden af. Wij zijn op dit moment echter druk bezig met genoemde punten. De adviezen van de co- ordinaiiecommissie zullen in de loop van de winter grotendeels binnenkomen en ik hoop derhalve dat in het komende jaar toch een redelijk aantal energiebesparingsvoorstellen de raad zal kunnen wor den voorgelegd. De heer De Beer vraagt of het nog steeds zinvol is de mogelijkheid van aansluiting op de stads verwarming van het zwembad Kalverdijkje te onderzoeken, gezien de gewijzigde inzichten aangaan de de huisvuilverwerking. Wij zijn het project stadsverwarming gestart met de duidelijke intentie en ook de duidelijke toezegging aan de raad dat de kosten van verwarming nooit meer zullen mogen be dragen dan men normaliter kwijt zou zijn. Op die basis werken wij nog en wij gaan er nog steeds van uit dat wij in de wijk Camminghaburen warmte kunnen leveren, die weinig of geen aardgas verbruikt en waarvan de prijs niet hoger zal zijn dan bij een gasgestookte ketel. Wij benutten alle mogelijk heden om tot een goed rendement van de installaties te komen en wij hebben geen enkele reden om van de door ons ingeslagen weg af te wijken. Er is gesproken over het aansluiten op de stadsverwar ming van het zwembad, omdat de leiding er vlak langs loopt. Naar mijn mening is dit een zeer re- ele zaak en moeten wij dit punt goed bekijken. Het afgelopen jaar, dat meteen het eerste jaar is van de stadsverwarming, hebben wij onze energie, figuurlijk gesproken, moeten gebruiken om verwarming inde woningen in Camminghaburen mogelijk te maken. Deze operatie is gelukt en wij zullen nu op korte termijn ook andere mogelijke aansluitingen heel expliciet moeten bekijken. Dan komen wij toe aan de windmolens. Mevrouw Wieiinga vraagt wat het beleid van de gemeen te in dezen is en wat de gemeente van plan is te gaan doen. Het beleid is momenteel zo dat de ge meente een vergunning verstrekt voor het plaatsen van een windmolen aan particulieren en instellin gen die een aanvraag hiertoe indienen, afhankelijk van de plaatsingsmogelijkheden en van de om geving. De eerste, vrij grote, windmolen in Leeuwarden staat in de Hemrik bij het bedrijf van de firma Timmermans. Er zijn ook een paar aanvragen voor het plaatsen van kleinere windmolens bij bur gerwoningen. Als ik goed geïnformeerd ben, is het op dit moment zo dat men een vrij grote molen moet aanschaffen indien men de zaak rendabel wil laten draaien. Als men echter uit energiebespa-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 17